Bob de Grote - Cold Turkey Bob

Hoofdstuk 6 - Cold Turkey Bob
(zie ook Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 2, Hoofdstuk 3, Hoofdstuk 4, Hoofdstuk 5)

Bob had er alles bij elkaar zo'n acht jaar over gedaan om compleet naar de kloten te gaan. Steeds weer wisselend van baan of project had hij nog lange tijd een inkomen weten te genereren. Steeds weer wisselend van adres – appartementjes, pensions, vakantiehuisjes en campings –  hield hij de deurwaarders nog verrekte lang op afstand. Maar uiteindelijk belande hij dan toch op zijn veertigste op moeders stoep.

Bob ging cold turkey bij zijn moeder thuis. Geertruida had meteen een paar duidelijke afspraken met haar zoon.

“Je schrijft je hier niet in. Ik heb geen zin in jouw schuldeisers aan mijn deur! Je gaat nú hulp zoeken. Eén keer drinken en ik flikker je op straat. Eén keer zielig doen en ik flikker je op straat. Eéń keer de deur uitgaan zonder mij te vertellen waar je naartoe gaat en ik flikker je op straat. En nog iets: één keer de wc-bril onderpissen en ik schop je er ook uit.”

Afkicken van alcohol is op zich niet de lastigste stap. Vervelend, maar niet ondoenlijk. De eerste drie weken rende Bob hard en met grote regelmaat op en neer naar het toilet. De 'pis-niet-over-de-bril-regel' werd daarmee een makkie. Bob hing ofwel met zijn kop boven de pot of hij spoot de afvalstoffen er via zijn anus uit. Er was simpelweg geen tijd of gelegenheid om staand te pissen. Grote hoeveelheden chloor en de pleeborstel deden de rest. Bijkomende winst: binnen drie weken acht kilo afvallen.

Slapen was in eerste instantie wel een stevig probleem. Bobs moeder had een schema. Bob zelf niet. Althans: zonder drank was zijn schema helemaal naar de kloten. Drinken tot je slaapt werd ineens een verdomde lastige toen het element 'drank' wegviel. Geertruida had wel televisie, maar geen internet. Op zich prima voor Bob. Zonder internet geen vage en zeker geen foute contacten. Maar met alleen een televisie en chronische pijn in zijn pens en harses, putte Bob zich uit met het kijken naar de tientallen herhalingen van herhalingen tijdens de nachtprogrammering. De toiletgang schopte hem al vroeg weer zijn bed uit, waardoor hij overdag ook weer de nodige hazenslaapjes nodig had om nog wat energie over te houden.

Het werkelijk grootste probleem met een plotseling en resoluut alcoholvrij bestaan is het Vreselijke Denken! Zeker als je toch al kapot moe bent. Bob had eerst dertig jaar lang de meeste problemen weg weten te houden door steeds weer een nieuwe rol te spelen. Door situaties te ontlopen. Door zijn focus steeds weer op iets compleet nieuws te leggen. Daarna had Bob negen jaar lang vooral alcohol gebruikt om al te diep nadenken te voorkomen. In combinatie met het constante vluchten en ontlopen was dit lange tijd zeer effectief gebleken. Met een alcoholvrij bestaan, voortdurende verveling, het wachten op de hulpverlenende instanties, geen mogelijkheid tot afleiding, slechte nachttelevisie en een moeder die alsmaar lastige vragen stelde, bleef die kop ineens aan één stuk door aan het werk. Het denken stopte ineens niet meer!

Dit is een vreemde gewaarwording, die vaak wordt onderschat. Al drinkend gebeurt er een berg in je hoofd, maar het merendeel is onzin en onlogisch. Iedere drinker weet dat zelf stiekem ook wel. Meer drank zorgt er dan echter weer voor dat je de waanzin accepteert en dat al die stemmetjes en het gebrek aan logica worden verdoofd. Als je jarenlang je brein hebt verdoofd, blijft er na het stoppen nog maar één stemmetje over. Alleen is dat dan wel een stemmetje dat jarenlang zijn bek heeft moeten houden en ineens vol in de aandacht wil staan. Om aandacht schreeuwt! Vragen stelt! Antwoorden moet hebben! Maar vooral: weigert te gaan slapen!

Waarom dronk ik eigenlijk? Waar ging het fout? Waar liep het uit de klauwen? Gaat het straks niet weer net zo hard fout? Misschien nog één pilsje? Af en toe een pilsje? Kom ik hier ooit helemaal uit? Wie ben ik? Wat ben ik? Waar sta ik? Houdt mijn moeder nog van me. Hou ik nog van mezelf? Kan ik wel liefhebben? Als ik al zo slecht voor mezelf ben, ben ik dan nog wel goed genoeg voor anderen? Wordt een behandeling niet veel te zwaar? Wordt ik dadelijk helemaal gek? Ben ik het wel waard? Moet ik niet eigenlijk gewoon dood?

Te veel vragen. Geen werkelijk volledige antwoorden. Zelf antwoorden invullen maar niet zeker zijn van de betekenis. Aannames zonder bewijzen. Eén stemmetje met alleen maar vragen. Eén stemmetje dat zelf de vragen moet beantwoorden maar het echt allemaal nog lang niet helemaal zeker weet. Met in het achterhoofd tóch die sluimerende zekerheid dat deze weg beter is dan alle wegen uit het verleden. En dán weer die angst voor een weg die zo volslagen onbekend is, dat oude wegen vertrouwder lijken. Slecht is nog steeds het meest vertrouwde en goed blijft nog steeds vooral eng.

Uiteindelijk gaf Bob het maar op. Niet in de negatieve zin. Bob gaf de strijd tegen dat ene stemmetje op. Bob gaf de angst op. Hij bereikte dat ongelooflijk belangrijke besef dat teruggaan geen optie was. Dat besef dat de oude wegen werkelijk nooit iets anders dan destructie op hebben geleverd. Dat de rest van de wereld ook weleens gelijk kon hebben en er niet op uit was om zijn ideeën over de juiste wegen te torpederen.

Bob stond zo'n drie maanden op twee wachtlijsten. De ene wachtlijst was die voor de verslavingstherapie. De andere was van de maatschappelijke opvang. Voor zijn therapie zou hij de dagbehandeling gaan volgen. In de opvang zou hij een tijdelijk onderdak vinden, waar alle praktische zaken als financiën, schulden en uiteindelijk ook werk zouden worden aangepakt.

In de tweede week van een koude december begon hij aan de verslavingstherapie. Een week later betrok Bob zijn kamertje in de opvang. Bijkomende mazzel: de locaties lagen op tien minuten lopen van elkaar. Maar dat was nog maar het begin van de mazzel die Bob ten deel zou gaan vallen.