Help! Mijn vrouw is ongesteld
Over het algemeen ben ik een zonnig, optimistisch, vrolijk persoon. Ik heb lol in het leven, krijg nog steeds af en toe de slappe lach als een puber hoewel ik al bijna bejaard ben. De tegenslagen in mijn leven draag ik niet als een zware last met me mee, maar heb ik gebruikt om van te leren. Achteraf kan ik relativeren als de beste en zelfs de humor van veel dingen inzien. Ik durf zelfs te stellen dat humor en zelfspot een overlevingsmechanisme voor mij zijn, ook altijd geweest. Mensen die mij maar oppervlakkig kennen, zullen denken dat het mij altijd voor de wind is gegaan en dat ik een gelukkig en evenwichtig mens ben. En even voor de record: meestal bén ik ook een gelukkige vrouw. Zelfs in mijn vorige huwelijk –dat ronduit slecht was- wist ik toch mijn geluksmomenten te halen uit mijn kinderen, uit muziek, uit lieve mensen om me heen, uit boeken en een mooie zonsondergang. Mijn glas is meestal half vol en niet half leeg.
Ik zeg expres ‘over het algemeen’ en ‘meestal’ en ik kan daar zelfs nog specifieker in zijn. Drie van de vier weken gaat het goed met mij. Voel ik me een bruisende, energieke vrouw. Maar die vierde week? Mijn man noemt het gekscherend, maar óók een beetje angstig, mijn ‘gevaarlijke week.’ En zo ervaar ik dat ook. Het enge is, dat ik er ook elke keer weer intrap. Dan denk ik eerst: ‘wat is er toch aan de hand?’ Daarna valt dan het kwartje.
Het begint met poetsdrang. De ene dag ben ik nog meer dan tevreden over de staat waarin ons huis verkeert. Een dag later is dat compleet anders. Ineens zie ik vlekken die er gisteren nog niet waren. Ruik ik geurtjes die ik gisteren nog niet rook. Ook lijken de geluiden die mijn huisgenoten produceren veel harder. Smakte mijn dochter altijd al zo? Kletterde mijn man gisteren ook al zo met zijn bestek op het bord? Kuchte mijn zoon eerst ook al zo onsmakelijk? Een geërgerde frons ontstaat net boven mijn ogen om daar een week te blijven zitten. Ik poets, ik boen, ik ruim op en leg nog net niet mijn man netjes opgevouwen in een lade.
Maar daar blijft het helaas niet bij. Ik krijg ook last van onzekerheid. Voel me een lelijk wijf. Dik. Onaantrekkelijk, om niet te zeggen afstotelijk. Op zulke momenten zou ik het volstrekt legitiem vinden als mijn man me weg zou doen. Mij zou inruilen voor een lieve, mooie en aantrekkelijke vrouw. Want dat verdient hij. En niet zo’n chagrijnig, tobberig wanstaltig persoon als ik. Huil ik normaal gesproken zelden, in deze week stort ik regelmatig mijn tranen over mijn schat zijn vertrouwde schouder uit. Over van alles en nog wat. Een rotopmerking van een collega. De rekening van de tandarts. De Merci-chocola reclame. Een mooi liedje op de radio.
Ook lijkt het alsof er in die week ook alleen maar ellendige dingen gebeuren. Een gevalletje kip of ei, denk ik. Als er al dingen misgaan, dan gebeurt dat allemaal nu. Nét nu ik het niet kan hebben.
Er zijn mensen met dwanggedachten, met irreële angsten die voor hen wel reëel zijn. Dat kan ik heel goed begrijpen. Ook al weet mijn ratio dat ik me zo kut voel doordat ik ongesteld ben, toch voelt het die hele week als werkelijkheid. Best eng. Complimentjes landen niet. Zie ik er leuk uit? Doe normaal. Koop een bril. Maak ik een goed punt tijdens de vergadering? Merkwaardig, ik voel me zo labiel als een deur.
En dan heb ik het nog niet eens over de fysieke aspecten gehad. Het begint er al mee, dat mijn man zijn snorkel mee naar bed neemt ’s avonds. Helemaal terecht. ’s Nachts, als ik druk met mijn roeispanen in de weer ben, kom ik hem wel eens tegen in de slaapkamer. “Gelukkig is dat nachtzweten volgende week weer voorbij,” hijg ik, terwijl ik mijn man voorbij kom roeien. Hij steekt dan alleen al watertrappelend zijn duimen omhoog en bubbelt iets in zijn snorkel wat ik niet kan verstaan. ’s Morgens wringen we het beddengoed, mijn pyjama en de kat weer uit en na een week is ook dat leed weer geleden. We bekijken het maar optimistisch: één week per maand hebben we een waterbed.
Ook pijnstillers mogen niet ontbreken tijdens de gevaarlijke week. Het lijkt verdomme wel alsof ik een kind moet krijgen! Ooit, toen mijn eerste bevalling begon, dacht ik gerustgesteld: ‘O! Voelt het zó! Maar die pijn ken ik toch allang? Pijn in mijn rug, buik en bovenbenen, een algehele vermoeidheid, pijnlijke gewrichten, hoofdpijn. Dus gewoon dat wat ik elke maand heb!’ Laat ik eerlijk zijn: ik dacht dat alleen tijdens het éérste gedeelte van de bevalling. De rest was wel een stukje heftiger. En moe. Ach, ik ben nou toch lekker aan het klagen. Tijdens die week ben ik zo moe. Zware benen. Fijn, als je driehoog woont en dagelijks 48 treden moet klimmen. Lekker, als je 40 uur per week werkt. Ik presteer voor mijn gevoel ook minder. Mocht je de kwaliteit van deze column iets minder vinden dan anders…Tja.
De bloederige taferelen op het toilet zal ik de lezer besparen. Maar ach, dat hoort erbij. Net als al die andere fysieke klachten. Eerlijk gezegd heb ik die klachten veel liever dan hoe ik me dan geestelijk voel. Ik weiger om het Pre Menstrueel Syndroom (PMS) te noemen, maar dat het er dicht tegenaan zit, realiseer ik me maar al te goed. “Ik laat het hele kippenhok leeghalen!” raas en tier ik elke maand opnieuw. Vrouwen klagen vaak over de overgang, maar eigenlijk kijk ik er wel naar uit. En wat voor klachten dát weer met zich mee zal brengen, dat zie ik dan wel weer. Voorlopig heb ik nog maandelijks te dealen met mijn ‘gevaarlijke week.’
Mijn lieve echtgenoot moet altijd hartelijk lachen om programma’s van John Williams zoals ‘Help! Mijn man heeft een hobby’ en ‘Help! Mijn man is klusser’. Toch denk ik, dat als Johan Williams een programma zou beginnen met de titel ‘Help! Mijn vrouw is ongesteld’, dat mijn man de eerste zou zijn die zich daar voor op zou geven!