Grijze muts

Column door dr.B


Het is bijna half zeven als ik de trap naar perron 13a op ren. Ik heb van negen tot zes op school gezeten, en ik ben niet van plan deze trein te missen. Met nog één minuut op de klok besluit ik een sprintje te trekken. Boven aan de trap stuit ik op een vol perron en een leeg spoor. Op het informatiebord boven hoofden van een onrustige menigte lees ik dat de trein tien minuten vertraging heeft.

Uithijgend schik ik me tussen de roezemoezende menigte. Ik parkeer mezelf tussen een aantal succesvol ogende mannen in lange zwarte jassen. Tussen hun voeten op de grond staan leren aktetassen, ze spelen wat met hun mobiele telefoons en klagen tegen elkaar over de NS. Naast me komt een jongen met een grote zak patat staan. Op zijn hoofd draagt hij een grijze muts en een enorme koptelefoon. Hij komt een stapje dichterbij en vaag hoor ik schelle tonen uit zijn koptelefoon komen. De geur van pindasaus dringt mijn neus binnen, mijn maag knort. Het is best een leuke jongen. Donkerblond haar, dat een beetje piekerig onder zijn muts uit steekt, een drie-dagen-stoppelbaardje, en zo’n spijkerbroek die zogenaamd oud en verrot is maar eigenlijk tweehonderd euro heeft gekost.

Hij prikt een slappe geelbruine sliert aan zijn vorkje. Het vorkje blijft in de lucht even steken. “Wil je ook?”. Ik verstijf. Kut! Ik staar! Hij ziet dat ik schrik en hij lacht. “Ehm, nee dank je.” Ik voel dat ik rood word, ik wil weg hier. Gelukkig rolt de trein het perron op. Mensen drommen naar voren en ik zie dat de grijze muts dat ook doet. Ik blijf staan. Hij kijkt nog even om en lacht weer. Ik voel me vreemd, lichtelijk paniekerig. Ik loop expres door naar de volgende deur. Ik stap in en ga snel zitten naast een lange zwarte jas. Tegenover mij nemen twee dames met Bijenkorftassen plaats.

Als de trein begint te rijden kijk ik naar de lichtjes die voorbij schieten. Ik staar naar mijn eigen weerspiegeling in het raam. Waarom schrok ik in godsnaam net zo van die jongen? Doe eens normaal. Waar ben ik bang voor? Eigenlijk weet ik dat antwoord wel. Ik ben bang om verder te gaan en opnieuw te beginnen. Ik ben bang dat ik verliefd wordt op iemand anders. Verliefdheid staat in mijn beleving gelijk aan pijn. Elke keer als ik me durf bloot te geven en de muur om me heen ietsje afbreek om iemand binnen te laten gaat het mis. Telkens op dat moment zegt een jongen ‘de groeten!’, en begin ik mijn muur in razend tempo weer in elkaar te metselen, en dan drie keer zo hoog.

Ik schrik op uit mijn gedachten. De trein staat stil bij het op één na laatste station. Voor mijn raam langs loopt de grijze muts, in gedachten verzonken. Zonde, het is echt een leuke jongen. Ik kijk hem na terwijl hij de trap af loopt. Kom over een maandje maar terug, als m’n cement droog is…