Over de bloemetjes en de wespjes
Het is geen mug. Muggengezoem hoor je overdag niet. Ik heb gisteren vijf muggen tot rode vlekjes op het behang gemept. Nog één slachtoffer en ik heb een rode Grote Beer op mijn gele muur geschilderd. Ja, ze moesten dood! Die zwangere vrouwen zijn de oorzaak van mijn gebrek aan nachtrust waardoor ik mijn ogen niet open kan houden. Iedere keer als ik in de lift naar dromenland stap, begint het hoge, zachte gezoem. Gisteren had ik er genoeg van. Ik confisqueerde de vliegenmepper en ging als een oerman op jacht naar wild. Wie aan mijn nachtrust komt, zal het met de dood bekopen. Vijf zoemterroristen heb ik uitgeschakeld en het bloedprofiel van de hele wijk is nu tweedimensionaal te raadplegen rechtsboven aan mijn muur. De spin naast de vlekken stond me met zijn acht ogen jaloers aan te kijken: ‘Dat was mijn diner, lul!’, lijkt hij te willen zeggen. Ik beloof hem morgen een sappige strontvlieg te vangen, marineren en serveren in een bedje van sprinkhanenvoelsprietenbami en een saus van keverkamille.
Het luidere gezoem dat mijn middagdutje verstoort komt van een wesp, zo blijkt als ik na veel gefriemel mijn lenzen weer op de goede plaats op mijn ogen heb gekregen. Ik zie een wesp links van mij een rondje vliegen en als een Japanse kamikaze onder mijn bed verdwijnen. Nog een beetje slaperig denk ik ‘het zal wel’ en mijn ogen vallen weer dicht. Een wesp, goh. Soms zie hele volkstammen schreeuwend wegrennen voor een wesp, alsof de geelzwarte zoetekauw met een op drift geraakte kettingzaag op zoek is naar onschuldige slachtoffers voor een willekeurige genocide. Ik maak me niet druk. Dek je drankje af met een bierviltje en de wesp zal teleurgesteld als Gordon bij het zien van de kijkcijfers met de angel tussen de benen naar huis vliegen.
Ik word weer wakker met gezoem. Weer een wesp. Ook deze Vitessevlieg draait een rondje en verdwijnt onder mijn bed. Ik mompel ‘déjà vu’ en besluit mijn middagdutje te verlengen met minimaal een paar minuten. Ik heb het nodig. Eerder sliep ik ook al slecht bij Arnohariëtte thuis. Niet haar schuld. De straat daar schijnt lekker asfalt te hebben. Van dat asfalt dat streetraces aantrekt. Jongens die net een rijbewijs hebben, oefenen daar ’s nachts hun scheur- en remvaardigheden en doen een wedstrijd wie het eerst nieuwe banden nodig heeft. En als zij een winnaar hebben en naar huis vertrekken, komt het uitgaanspubliek van Eindhoven zingend door de straat. Die twee meisjes die ‘Brabant’ van Guus Meeuwis zingen zouden zo mee kunnen doen met Idols, of een variant daarop. Het klonk best goed en ongetwijfeld zouden de zangeressen tot lustobject gemetamorfoseerd kunnen worden. Maar niet om half vijf in de nacht!
Dus ik heb nog een beetje slaap nodig. Een wesp houdt me wakker. En weer een wesp maakt zijn rondje voor mijn neus en ook deze Maya de Wanna-bee manoeuvreert zich naar iets onder mijn bed. Als ik goed geteld heb, zitten er al drie wespen de krokodil onder mijn bed lastig te vallen. Nieuwsgierigheid overwint mijn slaap en ik ga op onderzoek uit. Dus met enquêteformulieren in mijn hand waag ik me in de grot onder mijn matras. Ik heb toch geen bloemenveld onder mijn bed. Al snel zie ik dat ik cola gemorst heb en er wat bruine plak op de grond zit. Wespen houden van zoetigheid en kunnen dat blijkbaar van heel ver ruiken. Eén geelzwarte pionier was op verkenningstocht en heeft al zijn nestgenoten laten weten dat er bij Arno’s Inn wat te halen valt. Het rondje vooraf snap ik niet. Misschien zeggen de wespenluchtverkeersregels dat mijn kamer een eenrichtingsverkeersysteem heeft.
En nu? Raam dicht? Ik kijk de spin aan. ‘Zoet aperitiefje onder mijn bed’, fluister ik. Een half uur later word ik wakker met een vliegenmepper in mijn hand. Vriend Spin zit in zijn luie stoel een dvd van Spiderman te kijken. Voor hem een bordje met afgekloven wespenbotjes. Kleine angeltjes met stukjes ananas draaien boven een vuurtje. Spin en ik zijn vrienden met dezelfde belangen.