All tomorows parties 2 (en slot).



Wat er vooraf ging:

http://frontpage.fok.nl/column/4859/1

'Je gaat het niet geloven, maar ik sta voor de deur.'
'...nee. NEE!'
'Van het klooster, welteverstaan.'
'Godsamme, Elfje…hoe wist je dat hier een feestje was.'

Ik durfde haar niet aan te spreken, de avond dat ik haar voor het eerst zag. Mijn lippen wilden wel, maar mijn hersens zeiden nee. 'Dit meisje moet je met rust laten', zo spraken de twee kwabben. 'Dit meisje mag je niet aan je voorbij laten gaan', sprak het hart. En naar wie luister je dan? Terwijl ik me in deze tweestrijd bevond, liet ze voor het eerst een langere blik op me vallen. De barman zag dit schouwspel lachend aan, terwijl hij voor zichzelf een flinke neut inschonk. 'Op jullie', sprak hij pesterig.
Elfje glimlachte ietwat ongemakkelijk. Ik ging haast dood.

'Nou, komt er nog wat van? Maak die deur eens open, man.'
'Elfje, beantwoord eerst eens mijn vraag. Hoe wist je dat hier een feestje was?'
'Laat me nou toch eerst eens binnen. Ik heb het koud.'
'Ach meid, als ik eens wist waar de voordeur was... ik ben thans verdwaald weet je nog.'

Toch, ik deed een verwoede poging haar aan te spreken. Enkele belachelijke zinnen die ik nu liever wil vergeten. Iets over hondenweer en of ze dit etablissement frequenter aandeed (kom je hier vaker?). Ze moest lachen over zoveel stunteligheid en stelde zichzelf voor als Elfje. Ze kwam dichter bij me zitten, zodat ik haar kon ruiken. Dwars door de weke geur van regen in haar kleren, rook ik goedkoop meisjesparfum. Met een gemaakte onverschilligheid vertelde Elfje hoe ze hier terecht was gekomen en dat ze wachtte op haar vader, die haar met de auto verder naar huis zou brengen. Ze kwam net terug van een repetitie van de plaatselijke fanfare waar ze verplicht elke vrijdagavond naar toe moest. Onderweg besloot ze te schuilen in dit café.
Ik bood aan dat ik haar wel naar huis zo brengen zodra de regen gestopt was en ze stemde in. We bestelden beide een wodka. Zonder ijs.

'Wacht, ik rag gewoon op de deur. Dat moet wel ergens te horen zijn, moment.'

Het werd laat die avond. Later dan gepland. Half drie in de nacht leverde ik haar thuis af. En zo kon het gebeuren dat ze traditioneel elke vrijdagavond, na de fanfarerepetitie, de voorheen nog onbekende kroeg aandeed, om zo met mij enkele gedachten te wisselen. Gedachten die er soms niet toe deden en dan weer eens van levensbelang bleken te zijn. Af en toe zeiden we helemaal niets en keken we elkaar voor een minuut of wat aan. Na een kleine maand kwam ze steeds vroeger de kroeg binnen en na verloop van tijd ging ze niet meer naar de repetities.

'Hoor je me nu ?'
'Ik geloof het wel, Elf.'
'Jemig, ik krijg hier zowaar blauwe knokkels van.'

Het gebonk was niet meer ver uit de buurt. Ik was inmiddels elke vorm van oriëntatie volslagen kwijtgeraakt en rende als een bezetene door de donkere gangen van het klooster. Stootte hierbij nog flink mijn hoofd tegen iets dat op een laaghangende lamp leek, of misschien wel een blok beton. Mijn kop duizelde er in elk geval goed van. Steeds dichter naderde ik het geluid. Ik zocht naar een lichtknopje dat enige helderheid in het donker zou kunnen verschaffen. Tevergeefs. Het gebonk werd luider en ik kon zelfs het gelach horen van Elfje. Voor een moment hield ik pas op de plaats. Dit lachen... Dit lachen kon ik niet meer verdragen. Door deze lach heb ik weken niet meer geslapen. Waarom moest ze juist nu zo lachen, terwijl ik een verwoede poging deed haar te vinden.

Ze lachte precies op de manier toen ik haar voor het laatst zag. Was op een afscheidsfeest van haar broer. Hij zou diezelfde avond nog voor een half jaar naar Spanje vertrekken. Elfje had me uitgenodigd. Uit pure onnozelheid (en wellicht wanhoop) had ik een bos bloemen voor haar meegebracht. Ze had geen idee wat ze hier mee aan moest maar wist me wel te vertellen dat ze haar broer over een dikke twee weken achterna zou gaan. Daarna zou ze doorreizen naar Turkije en dacht er zelfs over na eventueel Amerika aan te doen. Grootse plannen dus. Ik zou haar voorlopig niet meer zien. Stotterend liet ik haar weten dat mij dit helemaal niet beviel en dat ik bij haar wilde zijn. Elke vrijdagvond weer. Zonder verdere verplichtingen. Toen moest ze lachen.

Ik zag licht! Licht onder een deur verschijnen en het gebonk leek daar vandaan te komen. 'Ik kom eraan Elfje! Nog even! Blijf kloppen, blijf slaan.'
De weg naar de deur leek eindeloos. Op de tast zocht ik de deurknop en met een zwaaide gooide ik de grote houten poort van het klooster open. Daar stond ze, druipnat. Net zoals de eerste keer dat ik haar zag. Ze had een beetje kippenvel. Ik rook ietwat duurder parfum toen ik haar in mijn armen sloot.

'Toch maar niet naar Amerika gegaan?'
'Dat is een lang verhaal…we moeten nodig eens bijpraten. Het was eigenlijk de bedoeling dat Jen open zou doen. Het was een verrassing voor je.'
'Ach, ik heb het toch niet zo op verrassingen.'
'O, zal ik dan maar weer mijn pruillip opzetten?'

Bij terugkomst op het feest (Elfje had inmiddels Jen maar gebeld om ons te zoeken in het gebouw omdat we beiden geen idee hadden waar we ons bevonden) leek ze amper interesse te hebben in het andere gezelschap. Iedereen wilde alles weten van haar reizen, maar Elfje en ik hadden het veel te druk met elkaar. De nacht begon langzaam onze ogen te beheersen en met moeite kon ik nog het gapen onderdrukken. Maar we bleven maar praten en praten, tot de eerste lichtstralen zwakjes door de enorme glas in lood ramen begon te schijnen. Het meeste bezoek was al naar huis (zoals voorspeld), de rest lag knock out op de vloer te ronken. De drank was haast op. Er zat nog een klein restje in een fles rode wijn. Ik deelde het met Elfje terwijl op de achtergrond heel zachtjes Transformer van Lou Reed draaide. Die had ik zelf uit voorzorg meegenomen als het echt te gortig werd met Jen’s muziekkeuze. Elfje vertelde me dat ze graag de nonnentuin op dit tijdstip wilde zien. De nonnentuin stond vol met beelden van heiligen en het was al in geen jaren meer goed bijgehouden. Terwijl we samen door de jungle struinden, ontdekten we een oud graf van één of andere pater. De tekst op het grafsteen was met geen mogelijkheid meer te lezen. Ik hield Elfjes hand vast. Zij liet los en ging op het grafsteen zitten. Met haar rug tegen het heilige beeld aan. Ik volgde haar en toen ik wilde vertellen dat ik van haar hield, klonk er zacht gesnurk. Met mijn hoofd tegen het hare sliep ik in. Op het graf van een oude onbekende pater. Amen.