De Dagwacht

Aanstaande zaterdag is de 400ste geboortedag van Rembrandt. Als een van de weinigen hier met een voltooide kunstvakopleiding zal ik me daar even tegenaan bemoeien voordat het broeiende populisme onder de platte plaatjesliefhebbers hier definitief toeslaat en we de gaskamers weer gaan oppoken. Uiteraard kon Rembrandt mooie portretten en landschappen schilderen en was hij -net als Vermeer- bevlogen als het om lichtval ging, maar uiteindelijk was hij gewoon een portretschilder die betaald werd door de hoge heren van zijn tijd, en zijn talent dus in dienst stelde van het grootkapitaal. Ja?

Als je momenteel je inkomen als beginnend staatserkend kunstenaar veilig wilt stellen is bovenstaande alinea nog steeds een beproefde uitgangspositie. Rembrandt voor 'broodschilder' uitmaken om vervolgens je eigen leraar kritiekloos te imiteren omdat hij toevallig ook in je subsidiecomissie zit is kwa hypocrisie al een week in een Amsterdamse galerie waard, maar een artiest in de bijstand is ook weer zo sneu. Voor je het weet scholen ze je om tot een of ander administratief orgaan en loopt de maatschappij weer een kans mis om boven haar onderbuikgevoelens uit te stijgen, het doel heiligt de financiële middelen.

De huidige kunstdocenten op leeftijd zijn de na-oorlogse conceptuele artiesten, hippies die vakmanschap onzinnig vonden en het idee centraal moesten hebben in hun werk. De maatschappij was immers fout, de oorlog was vreselijk geweest en mocht nooit weer gebeuren. En het domme meelopende volk had de holocaust mogelijk gemaakt met haar lage sentimenten.

Een paar conclusies lagen voor de hand: elke vorm van kunst die bewust of onbewust voorbij ging aan 'het populistische gevaar' ging in de ban. Jonge mensen met een artistiek talent moesten indringend getraind worden in het herkennen van de rampen die hun goddelijke gave kon ontketenen. Zag je daar de noodzaak niet van in dan kreeg je zware kritiek te verduren. Haalde je het desondanks in je hoofd je talent te gebruiken voor een of andere plezierige kunstbeleving -een mooi muziekstuk, een prachtig beeldhouwwerk of een grappig schilderij- dan lag je eruit. En hoe groter je talent, hoe zwaarder je op je lazer kreeg als je je niet conformeerde aan de hoge hippies.

Het heeft een boel maffe kunst opgeleverd. Vaak nog steeds erg mooi, want dat kunnen we maar niet laten als mensen, Rembrandt liet zich natuurlijk ook meevoeren door de ontroering van schoonheid. De hippies hebben de schoonheid proberen te leggen in hun boodschap van afgedwongen wereldvrede, een collectieve preek die een theologisch karakter kreeg toen ze hun eigen angst en frustraties als lesmateriaal gingen doorgeven aan de nieuwe generatie. Ze gingen volledig voorbij aan het feit dat ze zelf wél getraind waren als vakmensen, vaak nog erg kundig ook. Je kan misschien een jongen van negentien wel wijs maken dat hij als kunstenaar voornamelijk venijnige gemotiveerde schopjes tegen de maatschappij hoort uit te delen, maar zonder zelf te ervaren wat een uitvoerend artistiek talent met je ziel kan doen levert dat uiteindelijk alleen maar wat oppervlakkige pogingen tot betweterigheid op.

Ik hoop dan ook van harte dat deze hippies onderhand zijn gaan inzien dat hun angst niets meer is dan een oorlogstrauma. Heel begrijpelijk en verdrietig, maar van voorbijgaande aard. En dat kun je nou eenmaal niet 'leren' aan een volgende generatie, het is een schrikreactie, geboren uit een uiterst nare ervaring. De nieuwe artiesten hebben hun eigen levenservaring en horen die op hun eigen wijze vorm te kunnen/mogen geven. Door je eigen frustratie als norm te stellen en die financieel te belonen krijg je lege, belerende nonsens.

Ter afsluiting een conceptueel artistiek hoogstandje:



Rembrandt had moeten leren zich bewust te worden van zijn omgeving, zijn ogen te openen voor de wereld inplaats van de rijke burgerij in zijn kleine, donkere atelier proberen te vangen en ten gelde te maken. De Nachtwaker moet het licht in, de dag durven te zien.

Vanuit die gedachte heb ik een ingescande kopie van de Nachtwacht op een computersysteem bewerkt tot een verkleinde inversie, een omkering van de door winstbejag geinspireerde keuzes van Rembrandt. Inplaats van een angstig najagen van eigenbelang moet hij zijn talent die ruimte geven die hij nu laat innemen door de compenserende afmetingen van zijn doeken.

Door die kleine opening moet hij vanachter zijn toonbank de menselijke werkelijkheid in, voorbij de driften van zijn alledaagse klanten.