De maatschappij, dat ben jij. Deel 3

Oma

Om zeven uur stipt opent ze haar ogen, zoals elke ochtend. Terwijl ze opstaat, lijkt het of haar botten nog meer protesteren dan de dag daarvoor, de ouderdom komt daadwerkelijk met gebreken. De koffie pruttelt en de lucht is strakblauw, een ideale ochtend om een lekker lange wandeling te maken met de hond. Ze gaat aan tafel zitten, nipt van haar koffie en knabbelt aan haar boterham. Automatisch gaat haar blik naar de lege plek aan tafel die vandaag nog leger lijkt dan de dag daarvoor. Nadat ze zijn stoel had weggehaald, ging het iets beter. Die stoel was toch te confronterend. Als ze bezoek had, durfde niemand in de stoel te gaan zitten, zelfs twee jaar na zijn overlijden was het nog steeds zijn stoel. De hond is na zijn ochtendmaaltijd weer in zijn mandje gaan liggen en kijkt versuft om zich heen. Enerzijds verafschuwt ze de hond omdat het nooit haar hond is geweest, het is zijn hond. Voor haar hoefde een nieuwe hond niet zo, maar nu is ze dankbaar dat ze elke dag een reden heeft om op te staan.

Wandelen in het waterige januarizonnetje doet haar goed. Ze besluit dan ook op de terugweg nog even langs zijn graf te gaan, terwijl ze eerst van plan was linea recta terug te gaan naar huis en bij de verwarming te gaan lezen. Ze poetst een vlekje van de steen af en staart droef voor zich uit. Verdriet slijt niet meer op deze leeftijd. Elke dag opnieuw wordt je geconfronteerd met je verlies en het gemis lijkt alleen maar groter te worden. Bijna vervloekte ze haar gezondheid, maar in plaats daarvan sloeg ze snel een kruisje en bad kort tot de Heer. Tijdens de korte wandeling naar huis herhaalt ze de cliché's die ze al tweeëneenhalf jaar tegen zichzelf zegt om moed in te praten. "Hij heeft niet geleden, blijkbaar was zijn tijd gekomen, hij heeft een goed leven gehad en als de Heer het tijd vond om hem bij Zich te roepen, mag ik daar niet aan twijfelen." Krampachtig probeert ze aan andere dingen te denken. Ze voelt een golfje misselijkheid opkomen, maar ze slikt het weg. Al een paar dagen is ze wat misselijk, misschien toch maar even naar de dokter morgen.

Als de soep begint te pruttelen stappen haar oudste dochter en haar man binnen. De kinderen zijn de afgelopen tijd zo goed voor haar geweest, elk weekend, elke feestdag, op zijn verjaardag en zijn sterfdag, altijd is er wel iemand voor haar. Twintig jaar geleden had ze stiekem gebaald van haar grote schare kinderen, maar nu vond ze het toch wel fijn dat ze er altijd voor haar waren. Ze schenkt het kokende water in de antieke theepot en haar oudste zoon stapt binnen, met zoveel mensen lijkt het huis meteen stukken minder koud en eenzaam, al blijft het gevoel. Ook al is het gezellig en krijgt ze ondertussen twee telefoontjes van twee van haar andere kinderen, ze kan niet helemaal ontspannen door de misselijkheid en haar droeve gevoel. Opmerkzaam als ze is, vraagt haar oudste dochter of mem zich wel helemaal goed voelt. Na haar relaas gedaan te hebben, wil de dochter persé de weekendarts bellen. "Ik ken u al wat langer dan vandaag, mem. U gaat morgen toch niet, dus komt de dokter maar mooi nu langs." Haar protesten halen niets uit en dankzij de overredingskracht van haar schoonzoon staat de dokter een uurtje later op de stoep. Hij voelt wat en hij klopt wat en vermoedt een griepje. Haar zoon vraagt aan de dokter of hij het wel zeker weet en er wordt afgesproken dat ze nu lekker naar bed gaat en als ze woensdag nog klachten heeft, dat hij dan weer komt.

Na afscheid genomen te hebben van haar zoon, stopt haar dochter haar in bed. "Rust u maar even lekker uit, ik loop wel even langs de buurvrouw en ik vraag wel of ze u over een uurtje een kopje soep wilt komen brengen. Belt u me morgen maar even als u wakker bent." Nu ze in bed ligt, merkt ze pas hoe moe ze is. Ze sluit haar ogen en denkt aan hem. Haar ademhaling stokt af en toe en wordt steeds oppervlakkiger. Opeens ziet ze hem staan. Hij ziet er gezond en vitaal uit en de tranen staan in zijn ogen. "Ben je daar nu eindelijk? Je weet dat ik er niet van hou om te moeten wachten." Met een glimlach om haar mond loopt ze naar hem toe. Eindelijk rust.