FOK!toen: De Watersnoodramp van 1953

In de nacht van zaterdag 31 januari op zondag 1 februari 1953 werd Nederland getroffen door één van de grootste natuurrampen uit haar totale geschiedenis. Bij de catastrofale watersnoodramp, die ook wel wordt aangeduid als de Sint-Ignatiusvloed of Beatrixvloed, zouden honderden mensen om het leven komen, verdronken tienduizenden dieren en werden duizenden woningen en gebouwen verwoest. In deze FOK!toen blikken we terug op deze zwarte dag in de Nederlandse geschiedenis.

watersnood header

De voorgaande jaren
Aan het begin van de 20e eeuw waren dijken lang niet zo sterk gebouwd als die van tegenwoordig. Vooral in het deltagebied waren de dijken vaak te laag en te zwak. Al vanaf de jaren 20 van de vorige eeuw werd dit probleem door Rijkswaterstaat onderkend en werkte men ook hard om binnenwateren af te sluiten van de zee door de aanleg van bouwkundige kunstwerken. Een goed voorbeeld daarvan is de afsluitdijk, die in 1932 gereed kwam. Pas na de crisisjaren en de Tweede Wereldoorlog kon men ook in het zuidwesten van het land aan de slag met de werken. Zo werden onder meer de Brielse Maas (1950), de Braakman (1952) en de Botlek (1955) ingedamd. Kustbescherming had in die jaren nog geen prioriteit. De naoorlogse economische wederopbouw had voorrang.

Het weerbericht van 31 januari 1953 (Nieuwsblad Van Het Noorden)
Het weerbericht van 31 januari 1953 (Nieuwsblad Van Het Noorden)

De rampnacht
Zaterdagavond 31 januari 1953 stond er een zware noordwesterstorm aan de zuidwestkust van Nederland. Rond middernacht was het laagwater maar stond het waterpeil even hoog als dat het normaal bij hoogwater staat. Daarnaast was het ook nog eens springtij waardoor het water nog hoger dan normaal zou worden. In de weersverwachting van die zaterdagavond werd nog gewaarschuwd voor gevaarlijk hoog water, maar het bericht zou de meeste mensen in het rampgebied niet bereiken.

Uit Het Vrije Volk van 2 februari 1953 (Foto: undefined)
Uit Het Vrije Volk van 2 februari 1953

De Grevelingen, gelegen tussen de eilanden Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland en de Oosterschelde waren in 1953 nog geheel open zee-armen. Tijdens de stormnacht werd het water vooral daar zeer hoog opgestuwd. Tussen 04.00 uur en 06.00 uur braken er op diverse plaatsen dijken. Vooral de noord- en oostkant van de Oosterschelde, de Grevelingen en het Hollandsch Diep werden zwaar getroffen door de overstromingen.

In dorpen als Oude- en Nieuwe-Tonge stond binnen een half uur zo'n twee tot drie meter water. Op andere plaatsen zou de overstroming een stuk geleidelijker gaan en werd het hoogste punt pas op zondagmiddag bereikt. In één nacht veranderde zo'n 165.000 hectare land in een rampgebied bedekt door een woest kolkende zee. Door de overstromingen stonden grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant onder water, waarbij sommige gebieden aanzienlijk harder werden getroffen dan andere.

Stavenisse (Leeuwarder Courant van 7 februari 1953) (Foto: undefined)
Stavenisse (Leeuwarder Courant van 7 februari 1953)

Het zwaarst getroffen gebied was ten zuiden van Duiveland en Overflakkee, waar zo'n 40% van het totale aantal slachtoffers vielen. Zo kwamen in Oude-Tonge 305 mensen om (9,9% van de bevolking), in Nieuwe-Tonge 85 (4%), in Nieuwerkerk 288 (15,4%) en in Ouwerkerk 91 (16,3%). Terwijl in Nieuwerkerk en Ouwerkerk honderden doden vielen, kwam er in het aan de noordzijde van Duiveland gelegen Bruinisse slechts één persoon om het leven. Dat er op sommige plaatsen meer slachtoffers vielen dan op andere had met een aantal factoren te maken, zoals de stroomrichting van het water, de hoogteverschillen in de polders, de kwaliteit van de binnendijken en van plaatselijk bestuur. Ook waren de arbeiderswoningen vaak van zeer slechte staat. Circa de helft van het totale aantal slachtoffers vielen in de nacht van zaterdag 31 januari.

Uit de Leeuwarder Courant van 2 februari 1953 (Foto: undefined)
Uit de Leeuwarder Courant van 2 februari 1953

De volgende dag
Als het op zondagochtend licht wordt zien de mensen dat het land is veranderd in een watervlakte met her en der een dak van een huis of boerderij dat net boven het wateroppervlakte uitsteekt. Terwijl mensen op hulp zaten te wachten van buitenaf wist niemand in de rest van Nederland wat er precies gaande was. In het ochtendnieuws van 08.00 uur wordt wel gesproken over een noodtoestand vanwege hoog water en dijkdoorbraken, maar over slachtoffers hoort niemand iets in het nieuwsbulletin. Met snel in elkaar getimmerde vlotten en roeibootjes probeerden mensen anderen te helpen die vast zaten in hun ondergelopen woningen, maar door de kou en harde wind werd dat enorm bemoeilijkt. Ook hielpen Zeeuwse vissers met hun boten bij de reddingsacties.

Uit De Telegraaf van 3 februari 1953 (Foto: undefined)
Uit De Telegraaf van 3 februari 1953

Op zondagmiddag zorgde het getij in combinatie met harde windstoten dat veel van de overlevenden alsnog de dood vonden. Veel huizen met mensen op zolders en daken, die de eerste overstroming nog hadden doorstaan, zouden door de sterke stroming alsnog instorten. In het rampgebied woonden zo'n 600.000 mensen waarvan 72.000 voor langere tijd moesten worden geëvacueerd. Onder leiding van het Rode Kruis werden mensen met binnenvaartschepen naar Rotterdam vervoerd, waar ze na een barre reis werden opgevangen in de Ahoyhal. Vanuit de opvangplaatsen worden mensen ondergebracht bij gastgezinnen in het hele land. Sommigen hebben mazzel en kunnen bij familie of vrienden schuilen, anderen komen bij wildvreemden terecht waar ze in sommige gevallen maandenlang zullen wonen.

Uit de Friese Koerier van 26 februari 1953 (Foto: undefined)
Uit de Friese Koerier van 26 februari 1953

Hulp
Nadat op maandagochtend via landelijke kranten voor de rest van Nederland bekend werd wat voor een ramp zich had afgespeeld in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant kwamen er diverse hulp- en inzamelacties op gang. Van 7 februari tot 28 maart 1953 was er wekelijks vanuit verschillende steden in Nederland het programma Beurzen Open, Dijken Dicht op de nationale radio te horen waarin geld werd ingezameld voor de slachtoffers van de watersnood. In het door onder meer Johan Bodegraven gepresenteerde programma traden bekende artiesten, orkesten en koren belangeloos op en mochten particulieren en bedrijven in de studio komen om te vertellen hoeveel geld ze hadden gegeven.

Met de radioactie Beurzen Open, Dijken Dicht zou in totaal zo'n fl. 6.000.000,- worden opgehaald, een bedrag dat met de huidige koopkrachtwaarde neer zou komen op zo'n fl. 103.269.510,03 oftewel € 46.861.660,58. In totaal werd er door de Nederlanders zo'n fl. 140.000.000,- (€ 496.180.870,80) in het rampenfonds gestort. Ook kwamen er uit de hele wereld hulpgoederen voor de getroffenen in Nederland, zoals kleding, huisraad, linnengoed en voedsel. Het Nederlandse Rode Kruis zou zoveel goederen ontvangen dat de organisatie op een gegeven moment niet meer wist waar ze de spullen moesten laten. Een deel van de overgebleven spullen werden dan ook naar andere rampgebieden verzonden of kwamen in de derde wereld terecht.

Uit het Nieuwsblad Van Het Noorden van 23 maart 1953 (Foto: undefined)
Uit het Nieuwsblad Van Het Noorden van 23 maart 1953

Slachtoffers
Over het exacte aantal slachtoffers van de watersnoodramp bestaan verschillende cijfers. Zo spreekt het Nederlandse Rode Kruis in september 1953 over 1795 Nederlandse slachtoffers. Zo waren er in Zeeland 864 doden te betreuren, in Zuid-Holland 677, in Noord-Brabant 247 en in Noord-Holland 7. Later zou bekend worden dat er in Nieuwerkerk (Zeeland) tijdens de rampnacht nog een tweetal kinderen waren geboren, die samen met hun moeders in de golven waren verdwenen. Ook vergingen er tijdens de stormnacht een aantal onder Nederlandse vlag varende schepen waarbij hoogstwaarschijnlijk 33 zeelieden het leven lieten. Hiermee komen we op een totaal van 1830 personen.

Volgens een publicatie uit februari 1954 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waren er bij de watersnoodramp 1835 mensen om het leven gekomen. Hierbij waren niet de omgekomen zeelieden meegerekend, maar wel een aantal militairen die op 2 en 4 februari tijdens reddingswerkzaamheden om het leven kwamen en mensen die ten gevolge van de overstroming zouden overlijden. Welke criteria het CBS voor hun aantal slachtoffers gebruikte is verder onbekend aangezien de basisgegevens niet meer bestaan. Het KNMI tenslotte spreekt over 1836 slachtoffers. Op de zaterdagochtend was er op een niet nader genoemde plaats een baby geboren die nog niet aangegeven kon worden in verband met een gesloten gemeentehuis. Ook deze moeder en baby zouden het stormgeweld niet hebben overleefd.