Magistrale manoeuvres in Moskou (20)

John Beringen is bekend geworden door o.a. zijn boek ''Het verschijnsel Bob Evers'', hetgeen inmiddels een veel gezocht collectors-item is geworden. Geïnspireerd door de unieke opzet van de Bob Evers- verhalen besloot hij een eigen serie op te zetten: de ''Fred Huizinga-serie'' ''Magistrale Manoeuvres in Moskou'' is het eerste deel uit een trilogie.

Hoofdpersonen zijn drie jongens uit Utrecht van begin twintig jaar oud, t.w.: Fred Huizinga, die bij zijn vader in de zaak (een metaalbedrijf) werkt op de afdeling verkoop, Peter Heygraaf, advocatenzoon en student rechten en Hans Verlinden, die werkzaam is op het administratieve vlak via uitzendbureaus. Het verhaal speelt zich af in 1992; ruim een half jaar na de val van het ijzeren gordijn. Met toestemming van zijn uitgever en John zelf mogen we dit boek als feuilleton hier plaatsen. Mocht je de eerdere delen gemist hebben, een link naar de eerdere delen staat onderaan.

Eenmaal op het perron aangekomen waren ze juist op tijd om in te stappen in het typische blauw/grijze treinstel, waarvan de deuren zich openden. Ze namen plaats op een van de banken die in de lengterichting tegen de zijwand waren geplaatst. Fred rilde; de overgang van de hitte buiten naar de koelte in het treinstel was dusdanig groot dat hij kippenvel had gekregen. Op dat moment sloten de deuren zich weer. Bonkend en ratelend kwam de trein op gang om vervolgens de duisternis in te razen. De stations die de trein onderweg aandeed, deden Hans denken aan locaties waar je zò een kunstgalerie kon opzetten.

Toen hij dat tegen Michael zei, knikte deze en verklaarde dat de oudste en de mooiste stations, zich in de ringlijn bevonden. "Dan zie je ware musea," zei hij. Na verloop van tijd stond hij op: "We zijn er." De trein minderde vaart.

"Kijk, in dat flatblok moet Igor wonen." Michael wees naar een flatgebouw dat was opgetrokken uit donkere stenen. Het geheel straalde somberheid uit. Ze stonden bij de uitgang van het metrostation, hetgeen gelegen was aan een drukke verkeersweg die door Hans op de kaart was ontdekt als "Proletarski Prospekt." Aan weerszijden waren allemaal blokken met flats te zien die er ongeveer hetzelfde uitzagen: groot, pompeus, waarschijnlijk ooit snel en goedkoop gebouwd, maar nu grauw geworden door de wolken uitlaatgas die vanaf de hoofdweg opstegen.

"Wat doen wij intussen?" vroeg Hans, "blijven we hier wachten?" "Nee, jullie kunnen beter..." Hij hield zijn mond en wachtte totdat een Lada, waaraan zo te horen geheel of gedeeltelijk de uitlaat ontbrak, voorbij was gebruld. Twintig meter verderop liet de bestuurder het gaspedaal los, waarschijnlijk om af te remmen. Flarden van rafelig geknal en fel geknetter leken nu onder de auto vandaan te komen. "Als zoiets toch bij ONS zou rondrijden," dacht Peter inwendig grinnikend. "Jullie kunnen beter naar het Kolomenskoje-park lopen," zei Michael. "Welk park?" vroeg Hans. "Kolomenskoje," herhaalde Michael. "Het park dat vroeger de zomerresidentie van de tsaren was. Kijk, daar in de verte ligt het. Loop daar naartoe en wacht op ons bij de ingang. We kunnen dan straks op een bankje zitten en de zaak verder rustig doorpraten."

Hans en Peter knikten en gingen op weg. Met verbazing bekeek Peter een vrachtwagen van Russische makelij die hen tegemoet reed en die opvallend veel gelijkenis vertoonde met een model van Chevrolet uit de jaren '50, zoals hij die in Holland wel eens had gezien bij oldtimer beurzen. "We moeten hier oversteken," zei Hans. "Dat zal niet eenvoudig worden." Hij had dit op een wat humeurige toon gezegd. In de eerste plaats kwam dit door iets wat iedereen wel kent als hij een drukke verkeersweg zonder vluchtheuvel wil oversteken: als er eindelijk op de ene weghelft even geen verkeer is, dan bevindt er zich weer aan de andere kant een hele sliert auto's waar je met geen mogelijkheid gauw tussendoor kunt glippen. De tweede reden voor Hans z'n wat slechter geworden stemming had te maken met de dorst die hij had. Bitter dacht hij terug aan Fred, die in de lounge van het hotel vier glazen Fanta had zitten leegslurpen.

"Heb jij geen dorst?" vroeg Peter argeloos. "Ik..." Wat Peter verder had willen zeggen, zou nooit bekend worden. Hij had gezwegen toen hij zag hoe Hans, als door een wesp gestoken, had gereageerd bij het horen van het woord "dorst." Deze knikte slechts met de kaken stijf op elkaar geklemd. In zijn ogen blonk een haast wanhopig licht. Inmiddels waren Fred en Michael bij de portiek aangekomen die ze moesten hebben. Ze liepen een trappenhuis in dat schemerdonker was en ontzettend muf rook. Michael liet weten dat ze op de tweede verdieping moesten wezen. "Nemen we de trap of gaan we met de lift?" Fred wees op een liftkooi die herinneringen opriep aan sommige films van Alfred Hitchcock. "Laten we de trap maar nemen," reageerde Michael kort. "Die oude liften gaan nog weleens kapot en als je dan per ongeluk in die lift zit, moet je nog maar afwachten wanneer er eindelijk eens een monteur komt opdagen." Fred bromde wat en sjokte achter Michael aan. Na vier kleine trappen stonden ze voor een verveloze deur. Michael zocht naar een deurbel. Toen deze niet aanwezig bleek te zijn, klopte hij aan.

De jongens hoorden hoe er iemand in de woning kwam aanlopen. Twee tellen later werd de deur geopend door een kleine tengere vrouw met donker haar en grijze ogen. Michael zei iets tegen haar en gaf haar een hand; vervolgens wees hij naar Fred. "Fred, geef haar een hand," zei hij snel. Fred deed dat en stelde zich voor. "Sonia Proliva," was het enige wat hij verstond. De vrouw gebaarde dat ze konden binnenkomen. Nadat ze de deur gesloten had, ging ze beide jongens voor naar een kleine huiskamer. "Sadietsja," sprak ze terwijl ze naar de tafel wees. "We kunnen gaan zitten," verklaarde Michael aan Fred. Fred keek nieuwsgierig rond. De kamer was beslist niet groter dan drie bij vijf meter. Er stonden een dressoir, een driezits bank en een klein soort salontafeltje met twee gemakkelijke stoelen. De tafel waar zijzelf nu aan zaten, mat hooguit 80 bij 80 centimeter waar vier smalle stoelen omheen stonden. In de hoek stond nog een klein kastje met daarop een zwart-wit TV.  "Precies genoeg meubilair zonder dat het te vol is," dacht hij bij zichzelf.

Nu zal de lezer op z'n klompen aanvoelen dat het gesprek, dat Michael en Fred met Sonia hadden, vrij moeizaam verliep om de simpele reden dat Sonia geen Engels verstond en Fred geen Russisch. Natuurlijk had Fred onderweg uitgebreid aan Michael laten weten wat hij moest vragen aan Sonia, maar de antwoorden moest Michael weer ter plekke voor Fred in het Engels vertalen. Daarbij moest Freds commentaar ook weer meteen omgezet worden in het Russisch. Kortom: Michael had handenvol werk als tolk Russisch-Engels en omgekeerd.

"Eigenlijk een heel onbeleefde manier om een gesprek te voeren," dacht Fred bij zichzelf. Zo van "hee, Michael vraag haar dit of dat," terwijl Sonia waarschijnlijk iets zei als "zeg hem zus of zo." Hij was echter nuchter genoeg om te beseffen dat dit zuiver een gevolg was van de taalbarrière die nu eenmaal onomstotelijk bestond tussen hem en de Russische vrouw.  "Nou ja," bedacht Fred tenslotte, "zij zal dit ook wel begrijpen."

Om de lezer de hele vertaal-estafette te besparen, zullen we ons beperken tot hetgeen uit het gesprek naar voren kwam, weer te geven in verslagvorm.

Vrijdag een week geleden (de dag waarop pa Huizinga die merkwaardige fax kreeg) was Igor, gewoon net als altijd, om half acht de deur uitgegaan. Alles was normaal verlopen totdat zij 's middags een gehaast telefoontje van hem had gekregen waarin hij haar liet weten dat hij diezelfde middag nog naar Irkoetsk moest afreizen. Op zich was dat nog niet zo vreemd want toevallig had hij net in dat weekeinde daarvoor laten weten dat hij was benaderd door iemand van een staalfabriek aldaar waar hij regelmatig partijen bandstaal had ingekocht om die weer door te verkopen aan klanten in het westen. Men wilde hem een interessant aanbod doen. Het wonderlijke school echter in Igors antwoord toen Sonia vroeg hoe lang hij dacht van huis te blijven: waarschijnlijk twee weken. Twee van zijn ondergeschikten zouden zo lang de administratie en de planningen runnen. Op dit punt had Fred gevraagd of dit soms de heren Oljev en Leonov betrof. Dat bleek te kloppen. Oljev en Leonov waren bijna een jaar geleden bij Igor in dienst gekomen als chauffeur. Beiden waren echter officier geweest in het leger en beschikten over een ruime administratieve ervaring. Igor was met hen overeengekomen dat ze ook op kantoor zouden komen als Novi Transport in de toekomst zou uitbreiden en er nieuwe chauffeurs zouden worden aangenomen. Af en toe hielpen ze al bij de administratie als de situatie dat vereiste.

Verder bleken er nog twee man te werken: Varinski en Zilkov. Zij hadden allebei in het verleden gewerkt voor de Opperste Sovjet en daar een onbeduidende functie gehad. Het viel Fred op dat Michael daar nogal op doorvroeg. Sonja liet desgevraagd weten dat de activiteiten van Varinski en Zilkov feitelijk hadden bestaan uit alles wat men schaart onder "alle voorkomende werkzaamheden" die uiteenliepen van papieren uitdelen tot koffie zetten.  Fred liet Michael vragen of Sonia sinds die bewuste vrijdag nog iets van Igor gehoord had. Dat was niet zo hoewel hij beloofde haar vanuit Irkoetsk te bellen zodra hij daartoe de gelegenheid had. Fred had dit maar een merkwaardig verhaal gevonden. Toegegeven, Irkoetsk lag zo'n vijfduizend kilometer van Moskou en de telefoonverbindingen waren niet optimaal, maar als je toch rekende dat hijzelf, zij het met een beetje kunst- en vliegwerk, toch gewoon naar Holland kon bellen... Een telefoontje van Irkoetsk naar Moskou zou toch iets gemakkelijker te realiseren moeten zijn. En dat voor een volk dat de eerste mens in de ruimte had weten te brengen! Veel meer kwamen de jongens niet meer aan de weet, behalve dat Sonia haar kinderen, Olga en Joeri (resp. 5 en 6 jaar oud), te logeren had gebracht bij haar zuster.

Op haar vraag wat Michael en Fred nou gingen doen, liet Michael weten dat ze nog wat gingen uitzoeken. Sonia had slechts geknikt. In eerste instantie had ze nog wel aangenomen dat Igor inderdaad op zakenreis was, maar haar twijfel was gegroeid toen ieder nader bericht uitbleef.

"Maar ja," had ze mysterieus tegen Michael gezegd, "als je vandaag aan de dag in dit land moet gaan verbazen over alles wat niet geheel beredeneerbaar is..." Een brede glimlach was toen over haar gelaat gegleden. Dat had machtig veel indruk op Fred gemaakt. Hij bespeurde, ondanks de vriendelijke lach, een gevoel van brandende onzekerheid in de ogen van de vrouw.

"We MOETEN haar helpen," dacht hij grimmig. Hoe langer hij nadacht over de vreemde gang van zaken, des te minder geloofde hij in het snertverhaal over de zakenreis naar Irkoetsk. Sonia liet desgevraagd weten dat er geen andere opslagplaatsen of loodsen waren dan het gebouw achter het grote hotel. Uiteindelijk waren Michael en Fred opgestaan en hadden Sonia beloofd van zich te laten horen als ze iets ontdekten.

Hoe dit verder gaat lees je volgende week. Liever morgen verder lezen? Het boek is ook gewoon te koop en kun je hier bestellen!