Game over?

Mijn zoon is een gamer. Oh leuk, zult u denken. Die van mij is voetballer. Of dammer. Of goudvissenkweker. Weet ik wat Nederlandse pubers zoal doen in hun vrije tijd. Als ze maar een hobby hebben. Dat vinden wij ouders belangrijk. Een gezellige hobby houdt ze van de straat. En dat is ongetwijfeld waar, alleen in het geval van gamen ligt dat toch net een beetje anders. In Nederland schijnen ongeveer twaalfduizend tieners verslaafd te zijn aan online gamen. En dat is best veel. Van dergelijke berichten word je als moeder van een gamende zoon niet per se heel erg vrolijk, kan ik u verzekeren.

Momfer de Mol noemen we hem sinds kort. Omdat hij zich het liefst opsluit in zijn kamertje. Vanaf het moment dat hij uit school komt, tot het moment dat hij moe en met vierkante oogjes weer zijn bed induikt. ‘Momfer’, roepen dochterlief en ik steevast om acht uur. ‘Kom je gezellig koffiedrinken?’ Maar Momfer laat steeds vaker verstek gaan. En dat baart ons zorgen. Zeker na het zien van allerlei enge documentaires op televisie. En na het jarenlang aanhoren van verslavingsdeskundige Keith Bakker, die gameverslaving lastiger te behandelen vond dan heroïneverslaving en het één van de grootste gevaren van onze tijd noemde. Later kwam hij daar gedeeltelijk op terug en gaf hij vooral ouders de schuld, maar toch: de toon was gezet. Gamen is gevaarlijk.

Nu snap ik ook wel dat ik Keith tegenwoordig met een korreltje zout mag nemen, zeker nadat hij zijn grijpgrage hulpverleningsklauwen niet bleek te kunnen houden waar ze horen: thuis om precies te zijn. Maar hij is niet de enige. De angst voor gameverslaving is inmiddels diep geworteld in elke zichzelf respecterende puberouder. Is het gevaar werkelijk zo groot? Is het vele gamen van jongeren niet gewoon een teken van de tijd? Een zwaar bevochten verandering, zoals we die bij zo veel generaties hebben mogen aanschouwen. Ik ben daar nog lang niet over uit, maar blijf dapper invloed uitoefenen. Al blijft het lastig om een compromis te vinden tussen mijn nul uur gamen per dag en zijn ongelimiteerde variant.

Zijn lievelingsgame World of Warcraft heb ik alweer geruime tijd en voorgoed uit ons huishouden verbannen. Hij heeft het er nog altijd moeilijk mee. ‘Ach mam’, verzucht hij regelmatig, terwijl er nog net geen traan over zijn wangen loopt. ‘Als je eenmaal WOW hebt gespeeld, dan wil je niets anders meer, geloof me.‘ Maar ik heb gezien wat het met hem deed en ben niet te vermurwen. Ik heb mijn portie gnomen, dwarfen en night elfen wel gehad, zou ik denken. Zelfs vanaf de zijlijn. Dus behelpt hij zich met minderwaardige plaatsvervangers als Minecraft en RuneScape. Die desalniettemin een grote aantrekkingskracht op hem hebben, gezien de hoeveelheid tijd die hij erin stopt.

Tot hij het huis uitgaat, blijven we strijden over het aantal game-uren. Ik heb me daarbij neergelegd. Helemaal verbieden heeft geen enkele zin, dat is wel duidelijk. Ondertussen probeer ik hem steeds te verleiden met alle andere leuke dingen die het leven te bieden heeft. En daar trapt hij best vaak in gelukkig. Dus heb ik besloten me wat minder druk te maken. Zolang hij overgaat op school. Zolang hij vrienden heeft. Zolang hij, meestal dan toch, lief en zorgzaam is. Zolang hij geïnteresseerd is in de wereld om hem heen. Kortom, zolang ik het jongetje van toen herken, is er misschien niet zo heel veel aan de hand. En mocht dat ooit wel het geval zijn, dan merk ik het snel genoeg. Want ik hou hem in de gaten, mijn digitale spelletjesfanaat. Opvoeden? No one said it would be easy.