Oh my God

Op een grijze dag in november zit ik opgekruld in een hoekje van de bank uit het raam te staren. Een favoriet tijdverdrijf, mag ik wel zeggen. En hoewel het voor de toevallige voorbijganger niet direct heel erg nuttig of productief zal lijken, geloof ik heilig in de louterende werking van het nietsdoen. Ik geef mijn geest regelmatig de vrije teugels en kan het iedereen aanraden. Daar knapt een mens ontegenzeggelijk lekker van op. Nou ja, voor mij werkt het in ieder geval. En het is er de tijd voor. Dwarrelende herfstblaadjes dromen zo heerlijk weg.

Terwijl ik de wereld aan inspiratie opdoe, zie ik twee meiden met wapperende haren langsfietsen. Gezellig samen op een hippe fiets. U kent ze wel: bakkersfietsen zonder mand. Ik weet ook niet hoe ik het anders moet omschrijven. Het dringt niet meteen tot me door dat het mijn bloedeigen dochter betreft, samen met een vriendinnetje. Soms lijkt ze opeens zo verrassend groot en volwassen. Zeker van een afstandje. Mijn hoofd kan het niet altijd helemaal bijbenen. Maar ze is het, geen twijfel mogelijk. In al haar puberale prachtigheid.

Giechelend en gillend hoor ik ze binnenkomen. Ik weet wat er gaat komen. Van voordeur tot woonkamer hebben ze al tien keer ‘oh my God’ geroepen. De lieflijke stemmetjes hoog en hysterisch. In het begin haastte ik me nog naar ze toe, in de veronderstelling dat er heel wat aan de hand moest zijn. Inmiddels weet ik beter. ‘Oh my God’ wordt geroepen als die leuke jongen van twee klassen hoger in de stad is gesignaleerd. Of als de kat voor je voeten loopt. Of als het Kruidvat of welke voordeeldrogist dan ook, 35% korting geeft op make-up. Oh my God, echt op alle make-up hè mama.

Ach ja, meisjes van dertien. Ze noemen elkaar schatje, snoes of lekker wijf. En zeggen dat ze van elkaar zijn. Voor altijd. En dat ze kapot veel van elkaar houden. Als je niet beter wist, zou je denken dat vanaf een bepaald moment in de tijd slechts nog lesbiennes werden geboren. Niets is minder waar. Jongens zijn reuze interessant. Maar wel op gepaste afstand. ‘Mam’, vraagt ze me steeds vaker. ‘Hoe oud mag mijn eerste vriendje zijn?’ Waarop ik haastig antwoord dat een vriendje van haar eigen leeftijd mij verreweg het verstandigst lijkt. Wat me niet in dank wordt afgenomen, want jongens van haar leeftijd zijn boring. En oudere jongens zijn awesome. En cute. En uit op slechts één ding, maar dat weet ik gelukkig meestal net op tijd in te slikken. Te veel afkeuring werkt averechts tenslotte. Dus maak ik mezelf voorlopig liever wijs dat het nog lang niet zover is.

Ach ja, meisjes van dertien. Wat is ze veel verder dan ik was op die leeftijd. Werelds en wijs. Twee dingen die met mij in ieder geval niets van doen hadden in mijn jeugd. De vergelijking is misschien ook niet helemaal eerlijk. Zelfs in mijn tijd was ik aan de bleue kant, om het maar eens voorzichtig uit te drukken. Tot ver in mijn puberteit speelde ik met Playmobil en mijn maagdelijkheid verloor ik op mijn negentiende. Niet bepaald verheffend en opwindend, dat snap ik ook wel. Toen ik eenmaal had ontdekt dat het leven meer te bieden heeft dan Playmobilpoppetjes alleen, heb ik de schade ruimschoots ingehaald. Maakt u zich vooral geen zorgen. Maar het contrast met een pubermeisje anno nu is tamelijk groot. Hoewel ik geen flauw idee heb wat beter of wenselijker is. The times they are a-changin. Zo simpel is het.

Al met al hou ik mijn hart vast. Er staat me het nodige te wachten, vrees ik. Ze is mooi. Nieuwsgierig. Vrolijk, eigenzinnig, pittig en stoer. En ze trappelt van ongeduld om alles mee te maken. Dat klinkt als een dodelijke combinatie. Voor een bezorgde moeder tenminste. Oh my God.