Aanstellerij en verhuisgedoetjes

De wereld telt meer dan zeven miljard inwoners las ik gisteren. Nou ja, nu nog niet. Vanaf aanstaande maandag. Zo beweerde het berichtje tenminste. Geestig vond ik het, dat zoiets op de dag nauwkeurig kan worden aangegeven. Prettig ook, zo aan het begin van een nieuwe werkweek. Lekker overzichtelijk.

Ik ontkwam er niet aan, om even stil te staan bij de enorme hoeveelheid mensen die de aarde bevolken. Onder zulke verschillende omstandigheden. Wat zouden ze doen? Eten? Verdienen? Vertellen? Zijn ze gelukkig? Wie hebben ze lief? En hoe zouden ze wonen? Vooral dat laatste hield me buitengewoon bezig. En dat is niet geheel toevallig.

Afgelopen weekend ben ik verhuisd. Na ruim een maand intensief klussen. En dat is voorwaar geen sinecure. Elke avond tot laat in touw, weinig slaap, geen weekenden om tot rust te komen: het valt allemaal heus niet mee. Om de klusvreugde te verhogen, bleek ik allergisch voor verf, oplosmiddelen en wat dies meer zij, waardoor mijn huid tijdelijk werd opgeleukt met  vurig eczeem. Ik zal u de details besparen, maar ik kan u verzekeren dat een ijdeltuit als ik daar niet bepaald vrolijk van wordt.

Bij aanvang heeft het nog wel wat, al dat geklus en geBobdeBouwer. Je hoeft nauwelijks na te denken over wat je aantrekt die dag, elke zwaar verwaarloosde spier in je lichaam is weer eens voelbaar en het leukste van alles: het knapt zo lekker op. Na gedane arbeid vertrek je tevreden naar het nog wel bewoonbare oude huis, waar je moe en reuze voldaan in slaap valt.

Op een gegeven moment wordt het echter lastig. Een week voor de verhuizing ongeveer. Bij mij tenminste. Het nieuwe huis nog niet gereed. Het oude huis verandert in een bouwval vol dozen en spullen voor de stort. Gevalletje in between huizen. En nergens een plek om tot rust te komen. Ik veranderde langzaam maar zeker in een labiele kip zonder kop. Ik piepte, pruilde, klaagde. Hard en zielig, om maar eens een kreet van Hans Teeuwen te pikken.

Maar boven alles huilde ik. In supermarkten. Op de werkvloer. Voor stoplichten. In gezelschap. Ik huilde zelfs bij ‘Ik hou van Holland’. Hoewel dat niet zo’n handig voorbeeld is wellicht. In goede doen word ik al niet vrolijk van Linda de Mol, die bij elke flauwe grap van Jeroen van Koningsbrugge een paard probeert te imiteren. Of een zwangere berggeit. Dat verschil is lastig te horen. Hoe dan ook, zoete tranen van zelfmedelijden plaveiden de wegen in mijn woonplaats. En hoewel ik lichtelijk overdrijf, voelde ik mij echt en oprecht ontheemd.

Juist daar moest ik aan denken, toen ik die zeven miljard mede-wereldbolbewoners voor mij zag. Want hoeveel van hen voelen zich elke dag verdreven, verlaten of van huis en haard verstoten? En hoeveel van hen hebben überhaupt geen (t)huis? Of uitzicht daarop. Soms is het tijd voor een schop onder te verwende billen. Aan mensen denken die het zo veel slechter hebben, werkt verdomd relativerend. Niet dat de verworpenen der aarde daar iets mee opschieten natuurlijk. Dat snap ik ook wel. Maar voor ons is het af en toe nodig om te beseffen hoe goed we het hebben. Correctie: voor mij was het even nodig om te beseffen hoe goed ik het heb.

Ik ben een drama queen. Laat ik het maar ruiterlijk toegeven. Maar wel één met een heel mooi huis. Waar ik de komende tijd ga bijkomen van alle doorstane ellende. Eén ding heb ik in ieder geval weer eens geleerd van deze hele geschiedenis: verhuizen? Mijn hobby zal het niet worden.