Speciaal voor de man met de baard

Jaarlijks gaan er duizenden mensen uit Nederland op wintersport. Uren in de auto naar Lech, Tirol of een andere bestemming. Urenlang wachten voor de tunnels, of men meldt de kinderen een dagje ziek, en dan rijdt het ietsje vlotter door. Vroeger deden mijn ouders het al, ze haalden mij een dag of een week eerder van school om eerder te vertrekken. Niets mis mee toch? Ik zou het ook doen: een dagje meer betalen om in zo'n armoedig hokje te zitten en dan de files kunnen missen.

Jarenlang ga ik al naar eenzelfde, klein skioord. Mijn eerste ski-ervaringen in dit oord dateren van een tiental jaar geleden en sindsdien heb ik dat hele oord langzaam zien veranderen. Mijn pensionhoudster, bijvoorbeeld. Zij is de afgelopen twaalf jaar minstens twintig jaar ouder geworden. Sinds haar man drie jaar geleden overleed, zie ik haar elk jaar achteruit gaan. Ze is meer dan vijftig jaar getrouwd geweest en nu na het overlijden van haar man ziet zij de lol van het werk er niet meer in. Haar schoondochter ziet dat ook niet. En dan zie ik dat kleine, oude dametje lopen in haar prachtige, nette kleren naar het graf gaan en ik weet dat zij tot haar eigen dood in het pension zal blijven. Waar moet ze anders heen? Terug naar haar ouderlijk huis?

Ook op de piste zijn er veranderingen te zien. Ook vroeger waren er snowboarders en skiërs, kleine mensen en grote mensen, huilende grote mensen en huilende kleine mensen. Ze zijn er nog steeds en ik geniet ervan. Vooral van die kleine mensen die met hun kleine skietjes vallen. Ik geniet ervan als het laatste kleine mensje van zo'n skiklas halverwege een afdaling valt, de skietjes uitgaan en de hele skiklas op dat kleine mensje moet wachten. Dan zie je zo'n klein mensje prutsen met die skietjes; de bindingen zitten natuurlijk vol met sneeuw en dus krijgt dat kleine mensje ze nooit meer zelf vast. En die skiklas maar wachten. Natuurlijk is het per skioord verschillend hoeveel mensen er stoppen om te helpen, maar de tendens is wel dat men asocialer wordt.

Boven op de piste is er ook heel wat veranderd. Commercialisering: ik haat het. Ik ga op wintersport naar een dorpje waar het gemoedelijk is en dan verwacht ik een warme sfeer. Kent u Kaiserschmarren? Pannenkoeken met ietsje meer ei en vanillesuiker in de mix, geserveerd op een bord met poedersuiker en appelmoes. Vroeger was het restaurant bovenop de berg een soort van sociale werkplaats met allemaal lieve, vriendelijke mensen. Kaiserschmarren werd vroeger in de ‘sociale keuken' per stuk gemaakt, heden ten dage komt de ‘pannenkoek' van één grote hoop en wordt slechts voorverwarmd. Vroeger werkten er allemaal, állemaal lieve, goedlachse Oostenrijkers in de bediening; nu werken er een stelletje ‘Ausländer', bij wie het woord 'klantvriendelijk' niet in het woordenboek zal staan.

De man met de baard leek misschien een enge man, maar volgens mij was het een vriendelijke man. Ik heb hem nooit gesproken of horen praten. De man had een lange, lichtbruine, onverzorgde baard, een leuke glimlach en pretoogjes. Meer dan tien jaar lang heeft hij de skilift naar het restaurant bediend. Een klein liftje, veel verder dan honderd meter kon de lift haar passagiers niet brengen. Meer dan tien jaar lang heb ik hem ‘s middags in de laatste stoeltjeslift naar beneden nach Hause zien gaan, hij zat dan alleen met zijn armen om zijn buik, onderuitgezakt in de lift.
Dit jaar ben ik erachter gekomen dat het werken op een skipiste voor die mensen hun lust en leven is. Laatst zat ik naast Heinz op een pistebuddy, een grote machine waarmee de piste wordt geprepareerd. Hij vertelde dat hij tijdens de kerstdagen meer dan 48 uur achter elkaar had gewerkt; het sneeuwde en hij had ruzie ‘mit Frau und Kinder'. De kerstdagen op zo'n machine doorbrengen, zou u dat doen?

De man met de baard hoefde nooit dagenlang te werken. Als het sneeuwde lag hij daar op één oor in zijn hokje met zijn kacheltje, koffiezetapparaat en een fles met onbekende inhoud. Om vier uur 's middags kon hij gewoon naar huis gaan, kerst of geen kerst, sneeuwval of geen sneeuwval. Dit jaar miste ik hem, de man die ik jarenlang was gepasseerd zonder dat hij het merkte was verdwenen. Aan Heinz vroeg ik waar hij gebleven was: ‘Wo ist der Mann mit dem Bart?', wijzende naar mijn kin vol met stoppels. ‘Mit Franz?', was zijn repliek. ‘Er ist hier nicht mehr'. ‘Warum denn? Was ist passiert?', was mijn volgende vraag. ‘Er schläft immer', kwam lachend uit zijn mond. Meer antwoordde hij niet.

Overleden mensen zul je nooit meer zien, ik zal de man met de baard waarschijnlijk ook nooit meer zien. Hoe het met hem gaat zal ik nooit meer weten, hij is uit mijn leven geslopen zonder dat ik het wilde. Ik vind het jammer, een cultfiguur is verdwenen. Cultfiguren zullen misschien niet altijd of bijna nooit rendabel zijn in hun werk. Maar is dat het waard om hen te laten verdwijnen? Een ander voorbeeld dat mijn gedachten passeerde, was Hyun Jun Suk. Zal hij ooit nog in de ArenA of op televisie te zien zijn?