Schijt aan dierendag!

Komt het in mensenhersens nou nooit eens op dat ik het helemaal niet naar mijn zin heb? Evenmin als mijn soortgenoten en andere weilandgenoten? Als er in een groot voetbalstadion ‘Boe!’ geroepen wordt, wat heeft dat dan te beduiden, volgens u? Als mensen lopen te ‘mekkeren’, heeft dat dan een positieve of een negatieve betekenis? Of blaten?

Gaat er dan bij het horen van onze protestgeluiden geen lampje bij u branden? Laat ik even heel duidelijk zijn; ik ben geen vegetariër. Nooit geweest ook. Als ik een kippetje voorbij zie rennen, moet ik me inhouden om er niet achteraan te gaan. Snapt u dat? Nee? Dan zal ik nog duidelijker moeten zijn: ik lust namelijk helemaal geen gras. Sterker nog: ik ben chronisch aan de diarree, omdat mijn darmen niets anders te verstouwen krijgen dan gras. Iets anders krijg ik niet aangeboden.

 ’s Winters zit er nog iets meer variatie in mijn menu, dan krijg ik er nog een soort van brokjes bij, maar ook die zijn niet te vreten.
Maar in de zomer word ik geacht om de hele dag over mijn eigen eten heen te lopen, en ook mijn soortgenoten stampen vrolijk in hun eigen vreten rond en in mijn diner. En lunch. En ontbijt.

Ik kan niet tegen gras. Zoals eerder gemeld, ik krijg er darmkrampen van en ik kan me niet herinneren ooit een lekkere dampende drol gedraaid te hebben, zoals dat hinnikende dier dat hier ook wel eens rondhuppelt. Altijd van die dunne shit. Toch zal ik wel gras móeten eten, want anders ga ik dood. Iets anders krijg ik namelijk niet. Kotsmisselijk word ik ervan. Vaak moet ik na het eten rustig gaan liggen, en ja hoor, dan voel ik de hele handel weer omhoog komen vanuit mijn magen. Kan ik die troep nog een keer vreten!

Ook andere behoeftes die ik heb, worden maar matigjes vervuld. Af en toe komt er een of andere dolle stier een vluggertje met me maken, maar een romantisch avondje heb ik nog nooit mogen beleven.
Vorig jaar ben ik moeder geworden. Toen ik me realiseerde dat ik zwanger was, heb ik maandenlang dromerig voor me uit liggen staren in het gras. Met lodderige ogen dacht ik na over de toekomst. Hoe zou mijn zoon of dochter eruit zien? Zou die op mij lijken of op de vader?
De bevalling was zwaar en de hulp van mensenhanden was nodig. Maar daarna zou ik het prima zelf hebben gered. Daar kreeg ik de kans niet voor. Mijn kind werd bij me weggehaald en ik heb het nooit meer teruggezien.

Wel gemeen. Eindelijk had ik namelijk begrepen waar die grote bobbel met die vier spenen voor nodig was die onder aan mijn lijf hangt te bungelen. Het was om mijn kind van eten te voorzien. Nu word ik nog steeds elke dag twee keer opgehaald om te kolven, maar ik heb die melk niet meer nodig hoor! Of brengen ze die melk naar mijn kind? Ik weet het niet.

Ik leef in een vrouwenwereld, en er wordt hier echt heel wat afgeklaagd. Maar dat maakt jullie mensen niets uit. Het is dierendag. De kinderen die hier wonen, nemen dan hun cavia mee naar school. Of de hond. Die beesten krijgen allemaal een strik om hun hals en iets lekkers omdat het feest is. Maar aan ons wordt niet gedacht.

Zie ik het misschien te somber? Maak ik het te bont? Ben ik een zwart-wit denker? Is het dan zo gek, dat ik er eindelijk wel eens wat voor terug wil krijgen? Denkt u aan ons, als u ons product verwerkt in uw puddingen, sauzen en dranken? Erger nog, denkt u aan ons als we op uw bord liggen nadat we uren hebben liggen sudderen in een jus die is doordrenkt van laurier en rode wijn? Zijn wij er dan alleen voor uw genoegen? In dat geval moet het toch een kleine moeite zijn om op 4 oktober voor één keertje eens aan ons te denken?