Stomme dieren

In de loop van de geschiedenis van onze planeet Aarde zijn er duizenden, en misschien zelfs miljoenen levende soorten ontstaan en weer verdwenen. Dat hele gedonder vangen wij onder de noemer ‘natuur’.  De mens ziet zichzelf als de ultieme soort, de culminatie van een evolutieproces. Of als een schepping door een hogere, intelligente levensvorm. Dus niet gewoon als de zoveelste diersoort, die weer evolueert naar een volgende soort, of door een andere soort uitgeroeid en vervangen wordt. Nee, de mens neemt in de natuur een bijzondere plaats in, en wel die van eigenaar van de natuur. Althans, dat denken we.  Dat komt natuurlijk, omdat de mens beschikt over bepaalde eigenschappen, die andere dieren niet hebben, namelijk grote hersenen. En in die hersenen zit intelligentie, kennis en meer informatie dan de andere dieren tot hun beschikking hebben.

Persoonlijk heb ik niet zo erg veel met de natuur. Eigenlijk vind ik de natuur rommelig, chaotisch, nadrukkelijk aanwezig, en onbetrouwbaar gevaarlijk. Alleen mooie dames, dat is een stukje natuur waar ik wel van gediend ben. Niets leukers dan vrouwen kijken, en zonder terughoudendheid van genieten. Maar ook dat kan vaak gevaarlijk zijn, daar ben ik mij ook wel van bewust. Maar het risico waard, met de nodige voorzichtigheid.

Ik houd niet  van planten, en die heb ik dus ook niet in huis. Alleen een verzameling van rozen, van papier en zijde en plastic. Daar heb je geen omkijken naar, je hoeft ze niet te verzorgen, alleen nu en dan even de plumeau erlangs of afspoelen. En mijn tuin is bedekt met kunstgras, gewoon groen buitentapijt, bezaaid met rotsblokken en grote kiezels, en daarmee dus ook onderhoudsvrij.
Huisdieren vind ik wel leuk, maar dan bij andere mensen thuis. Ik heb kennissen met honden, met katten en met vogels in kooien en vissen in glazen bakken, allemaal hartstikke leuk. Niets voor mij, te veel werk en beperkingen.

Natuur vind ik wel mooi om te zien, maar dan in documentaire vorm op televisie, of met mijn autootje er doorheen rijdend, of in de gecontroleerde presentatie in dierentuinen. Ik heb totaal geen behoefte er zelf middenin te zitten, want er zijn mij te veel enge en gevaarlijke soorten, waarvan ik vermoed dat ze het op ons gemunt hebben. Wij zijn immers gemakkelijke prooidieren, en we schijnen best wel smakelijk te zijn. Ik weet zeker, dat krokodillen, tijgers, haaien en beren maar wat graag zouden overgaan tot consumptie van ons lijf, als de gelegenheid zich voordoet. Van mij krijgen ze die kans niet, ik blijf weg uit hun milieu.

Omgekeerd verwacht ik dat ook van hun. Spinnen, torren, muggen, vliegen en wespen zijn absoluut niet welkom in mijn leefomgeving. Vooral spinnen, daar ben ik ronduit bang voor. Als er eens een verdwaald exemplaar zich in mijn woning vertoont, dan gaat onmiddellijk de stofzuiger aan het werk. Weg met dat gespuis, mijn boeddhistische levensbeschouwing ten spijt. Ze hebben bestaansrecht, maar niet in mijn huis. Ik dood niet graag, maar de dood hoort bij het leven, dus aanpakken die zooi.
Beren, wolven, tijgers en slangen passen niet in mijn stofzuiger, maar ik geloof dat deze soorten zo verstandig zijn zich niet in mijn omgeving te vertonen. Ik ben ze althans thuis nog niet tegengekomen.

Tegenwoordig worden we geconfronteerd met ons milieu. De toestand van de natuur is zorgelijk, zo wordt ons in een tsunami van berichten verzekerd. De ene na de andere deskundige vertelt over rampspoed en oneindige kommer die wij, door onze leefwijze, over onszelf en de andere diersoorten hebben afgeroepen. Niet u en ik  natuurlijk, maar de mensheid als geheel. Het komt erop neer, dat we anders moeten gaan leven. Meer specifiek, we moeten minder gaan verbruiken. Veel minder. We moeten de natuur de kans geven zich te herstellen. En als we dat niet doen, gaat de planeet stuk, en gaan we er met zijn allen aan, zo luidt de steeds indringender  gebrachte boodschap.

Een paar jaar geleden kwam groene stroom in zwang. In die tijd kwam er een aardige mevrouw bij mij aan de deur, die enthousiast vertelde, dat ik groene stroom kon krijgen van haar bedrijf, en dat mij dat hetzelfde zou kosten als de stroom, die ik nu gebruikte en waarvan de kleur kennelijk dubieus was. Zonder mijn medeweten overigens, want ik had mij nooit in de kleur verdiept. Ik heb die mevrouw toen uitgelegd, dat als er een manier is om elektriciteit te maken zonder het milieu te schaden, ze mij niet moeten  vragen of ik dat wil. Ze moeten dat dan gewoon doen. En als ze alleen stroom kunnen maken door het milieu totaal te verwoesten, dan  moeten ze dat ook doen. Want ik wil gewoon mijn ijskast laten koelen, mijn lamp aandoen als het donker wordt, en mijn computer opstarten om te e-mailen en te telebankieren. Het is namelijk onmogelijk in mijn rol in onze maatschappij om die dingen niet te doen, en het interesseert mij geen moer, wie de spanning op mijn stopcontacten in stand houd, en nog minder hoe ze dat doen. En wat het mij kost, in poen, kan me tot op zekere hoogte ook niet echt boeien. De verschillen zijn marginaal. Als ik minder verbruik, gaat het tarief omhoog, zodat ik toch weer hetzelfde bedrag kwijt ben.

En daar wringt bij mij de schoen. Wij moeten leven in een maatschappij, die wij niet zelf hebben gemaakt. Het is een zodanig ingewikkeld systeem, dat je er niet aan kunt sleutelen zonder de hele boel in te laten storten.
Als ik zou besluiten om bijvoorbeeld ten bate van het milieu geen stroom meer te gebruiken, moet ik voor mijn bankzaken naar het bankfiliaal, om geld op te nemen en betalingen te doen. Maar die faciliteit wordt door de bank uitgekleed, omdat het stoppen met telebankieren gewoon niet mag en niet kan, en de bank is er niet op ingesteld.
’s Avonds in het donker zitten, lezen bij kaarslicht kan nog wel, maar dat ga ik natuurlijk niet willen.
En dan heb ik het nog niet over mijn werk, dat ik tegenwoordig grotendeels vanuit huis doe met behulp van computer en internet. Dat kan dus ook niet meer zonder elektriciteit. En niet met de auto kan ook niet, want mijn werk brengt mij in heel het land, elke dag ergens anders. Met de trein, als dat al beter voor het milieu is, is geen optie, want dan kom ik met de tijd niet meer uit. Het is allemaal niet meer terug te draaien.

Natuurlijk let ik wel op, dat ik met mijn levenswijze het milieu niet te veel belast. En ik ga mee met alle maatregelen, waarvan men zegt dat  ze helpen.  Afval scheiden, kleine boodschappen op de fiets in plaats van de auto, kamer leeg – licht uit, bij een open brug de motor uit, en ga zo maar door. Beetje minder vreten en zuipen, maar dat is niet voor het milieu maar voor mij.  Maar of dat alles zoden aan de dijk zet, betwijfel ik. Ik geloof niet, dat een keer vergeten het Senseo koffieapparaat uit te schakelen een verwoestende uitwerking heeft. En mij een schuldgevoel aanpraten, omdat ik wel eens vergeet dat het milieu in nood is, en ik uit gemakzucht in de auto stap om chinees eten te halen, gewoon omdat ik geen zin heb om te fietsen, wel, succes ermee!

Maar waar het allemaal op neerkomt, is dat ik niet weet wat ik met de stand van zaken moet. Ik weet niet eens, of het allemaal waar is, dat de ijskappen door onze schuld smelten, of dat de Amazone wordt platgeslagen, omdat ik zonodig laminaat in mijn kamer wil, en ga zo maar door. Ik neem aan dat het allemaal klopt, maar net zo goed kan het een ingewikkelde manier zijn om ons meer te laten betalen voor onze consumptie. Ik weet het niet. En ik word een beetje moe van al die figuren, die beweren het wel te weten. De deskundigen spreken elkaar ook nog regelmatig  tegen, dus wat moet ik als leek dan geloven?

Een echt ‘natuurlijke’ levenswijze hoef ik in ieder geval niet. Ik heb geen zin om in een berenvel achter konijnen en wilde zwijnen aan te rennen. Of in een moestuintje mijn groenten te kweken. Als ze dat bedoelen met ‘wat minder’ ga ik daar niet in mee. Dan accepteer ik maar, dat de mens een stomme diersoort is, die zijn leefomgeving verwoest, en dat ik daar ook bij hoor. Als lemmings op de afgrond af.
Mea culpa.