De kunst van het invallen

Zomaar een wedstrijd uit de hoofdklasse A van het zaterdagamateurvoetbal. Heerjansdam heeft zojuist de streekderby tegen Kozakken Boys verloren met 3-2, waarbij het een 2-0 voorsprong in de slotfase volledig uit handen geeft. Dit terwijl Heerjansdam deze op het oog riante marge al na een half uur had bereikt. De geplaagde trainer van de bezoekers verzucht tegen een journalist dat hij "wel weer verkeerd gewisseld zal hebben." Hier gaat een hele geschiedenis aan vooraf, maar Cees Lagendijk doelt hier op de kritiek die voorzitter Janus van Peenen in de media regelmatig geeft.

Intrigerend natuurlijk, want wat is goed en fout wisselen? De journalist merkte al op dat Ad van Seeters, de oefenmeester van Kozakken Boys, bij een 2-0 achterstand ook wisselde. Na rust deed hij dit nog eens. Twee keer bracht hij een verdediger in, één keer een aanvaller. Laat die aanvaller nu een assist verzorgen en de twee verdedigers toevallig de gelijkmaker en winnende goal scoren. Hij vroeg zich af of Van Seeters nu goed had gewisseld? Je zou kunnen zeggen van wel, maar de ingebrachte verdedigers hadden toch niet als taak om te scoren. Dat zij dan wel beslissend zijn voor het resultaat lijkt meer op toeval dan op een weloverwogen tactische gok. Het geeft direct aan hoe lastig wisselen in het voetbal is. Dick Advocaat werd ooit verketterd om een wissel, zoals er coaches zijn die zich na een goed uitgepakte verandering uitgebreid laten fêteren.

Het is toch al lastig om het effect van een wissel echt aan te geven. Natuurlijk, als een ploeg een aanvaller extra in de ploeg brengt en zo de gelijkmaker of winnende treffer forceert, is het makkelijk dit op de wissel te schuiven. Wanneer een invaller een paar goals maakt, zal men ook al snel reppen van een goede zet. Omgekeerd is het ook zo, geeft men na het doen van enkele wissels de punten nog weg, zou je dit slecht kunnen noemen. Toch lijkt mij dat wisselen per saldo weinig invloed heeft. De ene keer pakt het goed uit, de andere keer niet, maar vaker nog zie je nauwelijks verandering. De invaller is dan wellicht frisser, maar brengt de ploeg niets nieuws. In de echt belangrijke wedstrijden zie je trainers ook steeds vaker pas in de slotfase wisselen. Daarbij is de blessuretijd populair, om zo weer wat seconden te winnen. Hiermee geven ze eigenlijk zelf al aan dat ze weinig meerwaarde zien in hun wisselbeleid.

Volgens mij komt dit vooral omdat goed invallen een kunst is die maar weinig voetballers beheersen. Omdat je niet doorlopend mag wisselen, wordt in het voetbal ook maar zelden bewust een specialist ingebracht, zoals je bij hockey rond strafcorners wel ziet. Soms gebeurt het voor een strafschoppenserie, maar daar blijft het vaak bij. Tenzij je een voetballer hebt wiens specialiteit het invallen is. Een speler die ongeacht het tempo en het karakter van de wedstrijd zijn stempel op het spel kan drukken. Iemand die niet gewoon de ander op vrijwel identieke wijze komt vervangen, maar zich nergens wat van aantrekt.

De echte invaller komt het veld inwandelen zonder zich te bekommeren om de geschiedenis van de wedstrijd. Het maakt hem niet uit of zijn elftal de bovenliggende partij was of niet. Hij komt maar voor één ding. Hij komt de wedstrijd kantelen. Een topinvaller verandert zijn ploeg wezenlijk. Vaak zie je een lange speler in het elftal komen, zodat men eenvoudig kan overschakelen op de lange en hoge bal. Als er ruimte ontstaat kan er ook een snelle jongen worden gebracht, die je leunend vanuit de defensie kunt bedienen. Bijna altijd is het echter een rasopportunist. De speler in kwestie gaat dan gewoon zijn eigen gang, probeert vanuit alle posities gevaar te stichten en brengt nieuw geloof bij zijn medespelers. Een speler die de kunst van het invallen beheerst kan wedstrijden voor je winnen en dus dient men hem te koesteren. Ook bij het Nederlands elftal hebben we een lange historie van supersubs. Youri Mulder deed het richting het EK van 1996, daarna was Pierre van Hooijdonk lange tijd dé invaller. Zij konden het en zijn daarmee uitzonderingen. De meeste spelers willen het ook niet. Dat is op zich logisch, want spelen is leuker. Anderzijds dien je spelers op hun specifieke kwaliteiten te benutten en als dat dan toevallig invallen is, dan moet je als coach niet schromen een speler zo te gebruiken. Er is niets minderwaardigs aan een topinvaller.

Kijk dit weekend maar weer eens op de velden en zie hoeveel invalbeurten eigenlijk volstrekt waardeloos zijn. Vandaar dat ik altijd moet lachen om trainers die hun eigen wisselbeleid ophemelen of dit door de media laten doen. Als ze namelijk een week verder enkele succesloze wissels doen, hoor je ze niet. Desondanks hoor je het erg vaak, wanneer het over trainers gaat. Een wissel zou een indicatie zijn van zijn tactisch vermogen. In sommige gevallen gaat het vast op, maar negen van de tien keer gebeurt er niets of helpt het toeval een handje. Zoals bij Ad van Seeters van Kozakken Boys, wiens verdedigers twee keer raak kopten. Als de wedstrijd daadwerkelijk op zijn kop gaat, is het vrijwel altijd te danken aan een speler die de kunst van het invallen tot in de puntjes beheerst. Het wordt tijd om de topinvaller meer waardering te geven, ook qua salaris. Want het behoeft geen nadere uitleg dat hun goals vrijwel altijd de kostbaarste zijn voor de clubkas. Daarbij, voor echte kunst betaal je altijd iets meer.