Het ultieme oppositie-instrument

De grootste winst van het voor het 'ja-kamp' zo onfortuinlijk verlopen referendum, zo begrijp ik uit de eerste reacties na het massaal afwijzen van de Europese grondwet door de Nederlandse bevolking, is het feit dat het continent de afgelopen maanden, maar vooral de afgelopen weken, écht is gaan leven onder de bevolking. Onze premier zegt in een eerste reactie zelfs blij te zijn met de "betrokken discussies die overal zijn losgekomen over Europa". Grootmoedig zijn ook de kamerleden uit het ja-kamp die hun tegenstanders feliciteren met het behaalde resultaat, waarbij zij aantekenen dat de tegenstanders hun argumenten blijkbaar beter voor het voetlicht hebben weten te brengen dan de voorstanders.

Met de hulde aan het inhoudelijke debat over Europa, wordt tevens de loftrompet over het instrument gestoken dat al dat moois mogelijk heeft gemaakt: het referendum. Nu immers ook het VVD-congres zich voor het referendum heeft uitgesproken, is er een structurele kamermeerderheid om het instrument vaker in te zetten. En zonder een Wiegel in de Eerste Kamer om een voorstel in die richting te torpederen, zou zoiets zomaar nog eens gerealiseerd kunnen gaan worden ook. De hoge opkomst bij het referendum over de grondwet is daarbij volgens D66-fractieleider Dittrich een steuntje in de rug; wat hem betreft is het referendum namelijk "niet meer weg te denken" uit ons politiek landschap.

Een grotere gotspe kan ik me nauwelijks indenken. Op inhoudelijke argumenten heb ík de afgelopen weken namelijk niemand kunnen betrappen. Terwijl de voorstanders van het verdrag tot vaststelling van een Europese grondwet ons vooral angst probeerden in te boezemen door ons voor te houden dat ons land de Middeleeuwen of een oorlog ingeworpen zou worden als we nee zouden zeggen, probeerden de tegenstanders ons te bewerken met allerlei oneigenlijke argumenten als de euro, Turkije en Oost-Europese arbeidsomstandigheden. Wederzijdse bangmakerij, verpakt in holle en bombastische retoriek domineerde de discussie. De complimenten van het ja-kamp komen naar ik vermoed dan ook vooral voort uit de behoefte zichzélf een schouderklopje te geven over de zogenaamd inhoudelijke manier waarop het debat is gevoerd.

Een triomf van het referendum als democratisch instrument valt de uitslag en de wijze waarop de campagne is gevoerd dan ook niet te noemen. Alles wat ons mediaconsumenten de afgelopen weken is voorgeschoteld, lijkt eerder te wijzen op de absolute ontoereikendheid van het referendum als aanvulling op de vertegenwoordigende democratie. Vooral daar waar het ingewikkelde en specialistische zaken betreft als een grondwet. Juist omdát het zo ingewikkeld is en juist omdát de voor- en nadelen van een dergelijke grondwet nauwelijks zijn uit te leggen, worden campagnestrategen in beide kampen verleid te zoeken naar argumenten die eerder de onderbuik dan het verstand van mensen raken. De euro dus. En Turkije. En de angst voor het verlies van invloed in het algemeen. Het grote verschil tussen de opvattingen van de Tweede Kamer (tweederde voor een grondwet) en de bevolking (tweederde tegen een grondwet) is dan ook niet moeilijk te verklaren; die komen voort uit een verschil tussen gevoel en verstand.

Maar ook referenda over meer overzichtelijke zaken als een zweeftrein, het kappen van een paar bomen of het droogleggen van een vaart dragen weinig tot niets bij aan het democratisch proces dat met onze vertegenwoordigende democratie prima is gewaarborgd. Integendeel, het maken van beleid en het realiseren van plannen zal er vertragingen van oplopen die ons nog zullen doen terugverlangen naar de stroperigheid van die vermaledijde, door "Paars" gesymboliseerde overlegeconomie.

De mens – zo blijkt namelijk keer op keer – heeft van nature een buitengewoon conservatieve inborst en houdt helemaal niet van veranderingen. En al helemaal niet van veranderingen in zijn of haar achtertuin. Dus stemt men tégen die zweeftrein, tégen het kappen van die bomen en tégen het droogleggen van die vaart. De kiezer hoeft zich immers niet te verantwoorden voor die stem, de kiezer hoeft geen breder afwegingskader in zijn overwegingen mee te nemen en de kiezer hoeft ook geen alternatieven voor het afgewezen voorstel te verzinnen. Die bomen staan daar mooi, dus die blijven daar lekker staan. Dat het eventueel kappen van die bomen wellicht duizenden arbeidsplaatsen oplevert doet daar niets aan af. Het voorbeeld is natuurlijk fictief, maar zeker niet onrealistisch. Uit een telling van het Referendum Platform blijkt namelijk dat van de 115 bij het Platform bekende referenda, de bevolking in maar liefst 90% van de gevallen negatief over het voorgestelde beschikt.

Het referendum, zo zou ik willen concluderen, is het ultieme oppositie-instrument. De vleesgeworden nee-stem. Een obstructiemachine in optima forma. In dat opzicht zou het wel interessant zijn eens een referendum te houden over het gebruik van het referendum. Dat zou zomaar eens het laatste referendum ooit kunnen zijn.