Toiletpotpraatjes

Het is maandagochtend en om twaalf uur heb je een belangrijke afspraak. Met dat in het achterhoofd zette ik vorige week maandag mijn wekker op de nette tijd van acht uur om nog het nodige voor te bereiden. Terwijl ik mijn bril opzet strompel ik naar het toilet, maar niet voordat ik Bachs Mattheus Passion aan heb gezet. Pasen nadert immers. Daar aangekomen urineer ik netjes en trek vervolgens door. Met een zucht en een ietwat gebogen hoofd zeg ik in gedachten mijn ochtendpis vaarwel. Een kling en een enorme visuele waas verrassen mij. Een enorm gevoel van bevreemding overvalt me, want links zie ik ineens een stuk slechter dan enkele seconden tevoren. Nog steeds in een overheerlijke slaaproes verkerend ben ik niet al te snel van geest en knipoog eens met beide ogen om te kijken of hier niet een vreemd spelletje wordt gespeeld. Je weet het natuurlijk nooit. Nee, het slechte zicht bleef en toen ik mijn bril afnam om deze eens grondig te bekijken, ontbrak duidelijk het linker glas. Een stille vloek volgde..., want al snel drong het besef zich bij mij op, dat mijn brillenglas in de toiletpot was beland. Jawel! Daar lag het, in stukken. Mijn bril vernield door een heuse Sphinx.

Het leek wel een psychedelische nachtmerrie met op de achtergrond een kerel die zingt 'O, blute nur, du liebes Herz'. Een verhaal zo absurd, dat het zeer geschikt zou zijn voor een passage in een boek van Arnon Grunberg op wie ik dagelijks mijn behoefte doe. Natuurlijk niet op hemzelf, maar omdat ik heden in een Grunberg-leesmanie verkeer - en dan druk ik mij nog zacht uit - grijp ik vrijwel dagelijks wel naar een van zijn boeken om eens goed op te potten.

Grunberg ken ik pas sinds zes maanden als schrijver van wie ik daadwerkelijk wat gelezen heb. Fantoompijn was een tip van een vriend wiens kennis van de Nederlandse literatuur ik hoog acht. Achteraf gezien was het een briljante tip, want Grunberg schreef zich op een perfect moment mijn leven in - letterlijk, want een week later kreeg ik van een andere vriend een gesigneerd exemplaar van de Joodse Messias met daarin een onleesbare opdracht, die nog het meest lijkt op: "Aan Wodan, een ex-Jood, etc." Dat staat er natuurlijk niet. Het boek wordt er echter wel leuker op. De meerwaarde van Fantoompijn en De Joodse Messias is voor mij, dat ze tijdens het lezen perfect leken aan te sluiten bij mijn eigen gedachten op dat moment.

Een enkele keer heb je dat, dat je een ondefinieerbare behoefte hebt aan bepaalde zaken... Muziek, film, mensen, vrouwen, zon, etc. Vaak is het onduidelijk wat dat precies is, maar wanneer je het treft lijkt het raakt te zijn. Voor mij is dat meestal iets, dat mijn gedachten op een rij weet te zetten of een emotionele behoefte vervult, zoals bijvoorbeeld de boekenreeks Dune een band als de Fields of The Nephilim, die mij mijn eigen duistere kanten heeft helpen ontrafelen, John Zorn, die mij mijn ogen heeft weten te openen en de jaren zestig garage rock uit de geweldige Nuggets-boxen van het label Rhino - gaat dat horen.

Wanneer je zoiets ontdekt, of beter gezegd je realiseert, lijkt het op een moment van algehele duidelijkheid. Een illusie natuurlijk, want na die tien seconden van het licht overvalt de duisternis weer, maar het gevoel is heerlijk. Het is alsof duizenden banen in één punt samenkomen. Het bereiken van een bestemming waarvan je wellicht niet eens wist, dat je ernaar op weg was. Een onbewuste of bewuste zoektocht naar iets dat een behoefte in het zelfde spectrum weet te vervullen. Hoe mooi kan dat niet zijn...

Wellicht dat het breken van mijn brillenglas in de toiletpot ook zo'n moment is geweest, want het heeft dit verhaal in gang gezet. Een nieuw pad - en dan met name naar de opticien - met een onbekende bestemming, of wellicht gewoon een raar verhaal voor iemand tijdens het poepen.