Column: Niet pingelen, afspelen!

Zomaar een woensdagmiddag, ergens in het land. Ongeveer vijftien jongetjes van een jaar of elf rennen over een fraai gemaaid grasveld. Hier wordt getraind, door de D-pupillen. Het plezier druipt nog van de gezichten, op deze eerste training van het nieuwe seizoen. De verwachtingen zijn hooggespannen.

De bindende factor tussen de op het oog verschillende jongens is de liefde voor het voetbal. Keeper Bas, die zijn kamer vol heeft hangen met posters van Edwin van der Sar, loopt naast Jimmy, de centrumverdediger. Jimmy droomt ervan zo goed te worden als Jaap Stam. Spelverdeler Martin is gek van der Vaart, spits Jeroen heeft van Nistelrooij als idool. Linksbuiten Mussa heeft weer andere idolen, Marokkaanse spelers als Boukhari en Hadji. De idolen mogen dan verschillen, de droom is hetzelfde: ooit bij de profs voetballen!

De trainer van deze jongens is Peter. Peter is een ambitieuze coach, een dertiger. Ooit droomde ook hij van een doorbraak als prof, maar een beenfractuur op zestienjarige leeftijd brak naast zijn been ook zijn dromen. Vol ambitie stortte Peter zich echter op het trainersvak. Hij behaalde diploma’s in Zeist en kan de lessen van het Masterplan prima in de praktijk brengen. Peter weet alles van looplijnen, polyvalente spelers, standaardsituaties en het bedenken van effectieve trainingsoefeningen, waar altijd een doel achter zit. Het partijtje ter ontspanning kent Peter niet. Nooit geleerd, trouwens. Presteren moeten ze! Wie weet wordt hij dan ooit nog eens trainer van het eerste elftal en wellicht ooit nog van een profclub. Dromen kunnen worden verstoord, maar blijven soms in aangepaste vorm sluimeren.

De zaterdag erop staat de D1 klaar voor de wedstrijd. Gezonde wedstrijdspanning, bij zowel de jongens als bij Peter. Al gauw staat het elftal onder druk en Peter begint zenuwachtig langs de lijn te lopen. Hij schreeuwt zijn aanwijzingen over het veld, begeleid door wilde armgebaren. Bij rust is het 0-3 en zweet Peter nog harder dan zijn jongens. Hij moet het recht gaan zetten, liefst via een donderspeech. Een aantal van die ventjes liep zelfs te lachen toen ze richting kleedkamer gingen….

“Waar zijn jullie mee bezig? We staan 0-3 achter! Kan gebeuren, maar ik zie niks terug van de trainingen! Helemaal niks! Bas, jij bent keeper, je moet coachen. Je staat daar maar stil in dat doel, maar jij moet heersen in het strafschopgebied. Elke bal is voor jou en zet die verdediging nou eens neer, samen met Jimmy. Jimmy, jij loopt ook maar wat aan te rommelen. Die tweede goal, dat was jouw man! Martin, jij eist ook niks op. Je bent spelverdeler, die ballen moeten via jou naar de aanvallers. Die tegenstander van je kan dan een kop groter zijn, dan moet je nog niet bang wezen! Net als Jeroen, jij moet kruisen, kaatsen, inzakken… Daar werken we de hele week aan en je laat het helemaal niet zien. En Mussa, jou wil ik waarschuwen: niet meer pingelen, afspelen. Anders wissel ik je!” Om het geheel af te maken, voegt Peter nog wat krachttermen in.

Helaas voor Peter zonder succes. Het wordt 0-5, kansloos. Mussa is na drie minuten spelen in de tweede helft gewisseld, na een leuke pingelactie, die echter werd besloten met een slechte voorzet. Bas werd geklopt bij een hoge bal, Martin liet zich aftroeven door die grote jongen en Jeroen kreeg hoofdpijn van de keuze wanneer te kaatsen en wanneer te kruisen. Het seizoen gaat maar door, op deze manier. Lekker voetballen is er niet bij, er moet worden ingespeeld op de komende man. De afvallende bal moet worden opgevangen, de verdediging moet op buitenspel spelen.

Vijf jaar na deze wedstrijd staan er vijf jongens op het sportpark. Twee hebben een scooter bij, twee hebben een glas bier, de laatste rookt een sigaret. Alle vijf verdelen ze hun aandacht tussen een paar giechelende meisjes en de voetbalwedstrijd van hun voormalige maatjes. Bas, Jimmy, Martin, Jeroen en Mussa, alle vijf zijn ze afgehaakt. Het plezier was weg. Voetballen werd welhaast een straf, in plaats van ontspanning. Bij een amateurclub, nota bene. Niemand die zich afvroeg waarom vijf jongens tegelijk stopten: het KNVB-certificaat met 4 sterren voor de jeugdopleiding heeft een ereplaats in de bestuurskamer. Dat het ledenaantal terug loopt, jammer dan.

Opeens rolt er vanaf het veld een bal in de richting van de jongens. Op het gezicht van zowel Jeroen als Mussa verschijnt een brede grijns. Die gaan ze toch eens even met effect terugschieten naar het veld. “Ik op jou, jij draait hem het veld op”, zegt Jeroen tegen Mussa. Die knikt. Plots klinkt er vanaf het veld in hun rug een kreet: “Niet pingelen, afspelen!”. Jeroen zucht en gaat weer op zijn scooter zitten, Mussa neemt moedeloos een trek van zijn sigaret. Voor eeuwig verloren voor het voetbal…