Column: Zinloos geweld of een zinloze held

Een aantal jaar geleden werd de term "zinloos geweld" door de media geïntroduceerd. Dit kwam omdat er een aantal geweldplegingen met fatale afloop was geweest en dit ook steeds vaker voor kwam. Het meest merkwaardige van sommige van deze voorbeelden bleek nog te zijn dat werkelijk geen van de omstanders ingreep of de politie belde. Er kwamen daardoor zelfs reclamespotjes waarin werd verteld wat je moest doen mocht je getuige zijn van zulk geweld. Hoofdschuddend heb ik altijd dit soort berichten gelezen. "Mocht zoiets gebeuren en iedere omstander grijpt ook daadwerkelijk in dan ben je altijd in de meerderheid ten opzichte van de geweldplegers," was mijn simpele gedachte. Het vervelende daarvan is dat er één moet zijn die er als eerste iets van zegt. Nog vervelender is als dat dan wel gebeurt, maar dat er verder niemand anders hem bijval geeft.

Dit zeg ik met een grote zekerheid daar ik zelf twee jaar geleden getuige ben geweest van een redelijk gewelddadige ruzie op een treinstation waarbij geen van de perronbezoekers ook maar een boze blik in de richting van het incident wierp. Niemand greep in, niemand belde 112 en iedereen probeerde zijn geweten schoon te houden door de andere kant op te kijken alsof zo de hele situatie niet bestond. Als een klein kind dat verstoppertje speelt en om zich te verbergen zijn handen over zijn ogen doet. De kinderlijke logica is dat als hij jou niet kan zien dan zal jij hem ook niet kunnen zien. Ik weet dat ik nu heel kort door de bocht ga en ik weet dat dingen genuanceerder in elkaar steken dan hiervoor beschreven is. Alle berichten in de media over zinloos geweld heeft de angst in mensen, die ze tegenhoudt actie tegen dit soort dingen te ondernemen, eerder aangewakkerd dan weggenomen.

In 1996 waren het Joes Kloppenburg die een opmerking maakte over een vechtpartij waarbij hij zelf de dood vond en Mark White die een groep aansprak op hun vervelende dronken gedrag en het ook niet meer kon navertellen. Een jaar later trof Meindert Tjoelker ditzelfde tragische lot omdat hij een groepje vandalen tot de orde riep. Ten tijde van mijn verhaal was René Steegmans nog in leven maar wij weten inmiddels dat ook hij het leven heeft gelaten, alleen omdat hij vond dat een paar jongens irritant bezig waren met hun scooters. Verbazingwekkend was het feit dat een steiger vol bouwvakkers wel ooggetuige was maar niet heeft ingegrepen.

Dus was het nu echt zo gek dat die mensen op het perron te bang waren om zich te mengen in de grove ruzie die in hun nabijheid plaats vond? Ik zal de situatie proberen te schetsen.

Ik ben die avond op bezoek geweest bij mijn nicht in Diemen. Na een vermakelijke avond begeef ik me naar het plaatselijke treinstation om de laatste trein naar huis nog te kunnen pakken. Rustig het perron oplopend zie ik tussen de groep wachtenden een stelletje dat erg handtastelijk met elkaar bezig is, tenminste zo leek het in eerste instantie. De overige mensen, zo'n stuk of elf, kijken versuft voor zich uit, net als ik in afwachting van de trein naar huis. Ik steek een sigaret op en hoor een vrouwelijke stem gillend hard "NEE!" roepen. Ik kijk om en zie dat het paartje, dat eerst hitsig leek, eerder aan het worstelen is dan aan het omhelzen. De man probeert de vrouw te kussen en zij draait verwoed haar hoofd weg bij iedere poging daartoe. De handen van de man houden de bovenarmen van de vrouw dicht tegen haar lichaam aangedrukt waardoor haar bewegingsvrijheid zeer beperkt is.

"Maar ik hou van je," zegt de man tegen haar en doet weer een mislukte poging haar op haar mond te kussen. "IK NIET VAN JOU!" is haar zeer duidelijke antwoord. De man geeft niet op en duwt haar nu naar achteren toe tot ze met haar rug tegen de wand van de afdekking van het perron is gedrukt. De golfplaten die het perron afdekken trillen zelfs hiervan.
"Laat me met rust," schreeuwt de weerloze vrouw en probeert zich weer tevergeefs aan zijn greep te ontwringen, "Ik hou niet van je. Laat me met rust!" De man zegt nu tegen haar: "Je gaat mee naar huis." Een krijsend "NEE!" is wat hij terug krijgt. Totaal flabbergasted, om maar even een Engelse term te gebruiken, zie ik het tafereel aan. "Dit is toch niet normaal, iemand moet hier toch wat van zeggen?" Ik schrik van mijn eigen lafheid. Het eerste wat ik namelijk doe is kijken of een van de andere wachtende het ook ziet. Ik zoek naar een soort gedeelde verontwaardiging. Ik zou zo graag ingrijpen maar het ontbreekt me aan lef. Als er toch maar één iemand zou zijn waarin ik hetzelfde zie dan sta ik er in ieder geval niet alleen voor als ik de man eventueel aanspreek op zijn abnormale gedrag. Maar werkelijk alle mensen op het station van Diemen hebben hun ijskoude blik kaarsrecht naar voren gericht.

Nu heeft hij één arm van haar vast en wil haar als een Neanderthaler mee naar huis sleuren. Zij houdt zich met twee handen vast aan een stang. De gozer gaat verder met trekken aan de arm. Het lukt hem echter niet haar los te krijgen van de stang. Mijn handen jeuken, mijn hart bonkt steeds sneller en mijn ademhaling wordt daardoor steeds heviger, of net andersom. Ik voel dat ik wat moet doen maar mijn mond lijkt wel dichtgeplakt en mijn voeten van beton. Hij verandert van tactiek en stormt ineens naar voren waardoor de vrouw tegen de achterwand aanknalt en zij haar houvast verliest. Onmiddellijk trekt hij haar ook weer weg. Ze wankelt op haar benen, weet zich staande te krijgen en probeert de andere kant op te lopen maar deze touwtrekwedstrijd is op voorhand verloren daar zijn kracht de hare vele malen overtreft. Meewerken doet ze nog steeds niet, ze laat zich vallen en hij moet haar nu voortslepen over de grond, wat hij dan ook gewoon doet. Haar hakken slepen over het perron terwijl de holbewoner haar meesleurt naar zijn grot.

Nu is de maat vol. Ik moet wat doen. Egoïstisch als ik ben beargumenteer ik mijn besluit dit niet onbestraft voorbij te laten gaan met: "Als ik haar nu zo weg laat slepen verwijt ik het mezelf de rest van mijn leven dat ik niet heb ingegrepen."
Nu weet ik dat ik een gevecht tegemoet ga. Ik tril op mijn benen en met gebalde vuisten krijg ik in een overslaande stem er nog uit: "Hé man, hou hier eens mee op. Dit is niet normaal en ik kan je hier niet mee door laten gaan."

Hij kijkt mij met verwilderde ogen aan en zegt: "Bemoei je er niet mee!" Lichtelijk geïntimideerd door zijn agressief overkomende reactie herhaal ik de zin: "Ik kan je hier niet mee door laten gaan." Nu zijn aandacht op mij gevestigd is kan de vrouw makkelijk loskomen van zijn greep en staat op.

"JA, WAAR BEMOEI JE JE GODVERDOMME MEE?" krijst het zojuist nog onschuldig ogende slachtoffer naar mij.

Totaal verbouwereerd kijk ik het tweetal aan dat nu dreigend op mij afkomt. Ik doe een paar stappen naar achter en geef ze de bekende vinger met het bijgaande commentaar: "Joh, neem haar mee naar huis en geef haar ook een ram van mij." Ik laat me zakken op een bankje en zie hoe de toneelspelers onverstoord weer verder gaan met hun bizarre voorspel. De adrenalinerush loopt nog door mijn aderen en ik voel dat ik er helemaal van zit te schudden. Met trillende handen breng ik moeite het vlammetje van mijn aansteker bij mijn verse sigaret. Een jongen die naast mij zit op de bank kijkt me aan zegt: "Als ze geen help roepen reageer ik al niet meer."

Nu heb ik ooit gehoord dat vrouwen op zelfverdedigingscursussen leren dat ze in plaats van "HELP" beter "BRAND" kunnen roepen omdat er dan meer mensen te hulp schieten.

Of ik een volgende keer weer zou pogen in te grijpen? Ik hoop dat ik daar nooit achter kom.

Een lijst van slachtoffers van zinloos geweld kun je hier vinden