De graaimeter van de economie
Het oorspronkelijke idee voor de bedrijfsvorm N(aamloze) V(ennootschap) was puur een financieringsvorm waarbij men geen geld leende aan een bedrijf maar daadwerkelijk voor een stukje (aandeel) eigenaar werd van een bedrijf. Aandelen hebben geen looptijd ,zoals een lening die kent, het is immers een verkocht gedeelte eigenaarschap. Het voordeel daarvan is dat het bedrijf het bedrag niet terug hoeft te betalen en dat het eigen vermogen groter is geworden, wat weer handig is om geld te kunnen lenen bij de bank. De financierder ontvangt op jaarbasis geen rente over zijn investering maar een aandeel in de winst, zogenaamd dividend. De waardebepaling van een aandeelbewijs was vroeger dan ook vrij eenvoudig: eigen vermogen van het bedrijf gedeeld door het totale aantal aandelen plus dividend.
Een belegger was voorheen ook een rijk persoon of bedrijf. De aandeelhouder zag het geld dat hij in een bedrijf had gestopt ook als investering en had deze aangegaan voor de langere termijn. De belegger had immers vertrouwen in het bedrijf, anders had hij uiteraard zijn geld niet in de onderneming gestoken. Het waarborgen van het voortbestaan van de onderneming was dan ook belangrijker dan de behaalde winst. Winst komt vanzelf als een bedrijf goed bezig is en in slecht weer ook het hoofd boven water kan houden.
Toch gold ook hier: hoe lucratiever de investering, hoe meer vraag er kwam naar een aandeel in die geldkoe. Op de effectenbeurs komt de prijs tot stand volgens het marktmechanisme dat men in iedere handel kent De verhouding tussen vraag een aanbod bepalen de koers. Een koers gaf dus aan hoe gewild een bedrijf was, met andere woorden hoe goed het met een bedrijf ging. Om dus te kijken hoe goed het ging met de economie in zijn algemeenheid kon je een soort ondex maken waarbij je de koersen van de grootste ondernemingen van Nederland in een bepaalde verhouding bij elkaar optelde. De AEX en de Midcap zijn voorbeelden van zulke indexen.
Helaas zijn de tijden veranderd. De belegger is geen investeerder meer, het is een rendementsnajager. Niet continuiteit maar winst is oogpunt nummer een. Een plotselinge massale belangstelling in aandelen eind jaren negentig hebben gezorgd voor een enorme stijging van koersen, en dus ook van indexen. Iedereen ging beleggen. De meest eenvoudige huishoudens hadden het over hun aandelenporteffeuille. Men rekende zich rijk aan hoge koersen, die toch echt nog altijd maar de dagwaarde weergeven. Die dagwaarde steeg met de dag omdat met de dag steeds meer mensen gingen beleggen. Of direct, of in hun hypotkeekvorm, of in een lastige lease constructie, of via lijfrentes, men stak hun geld in aandelen van bedrijven. Zo’n enorme vraag resulteerde in hoge koersen.
De nieuwe belegger was echter maar uit op een ding: zo snel mogelijk rijk worden. Let maar eens op, amateur beleggers hebben het altijd over hoeveel geld ze hadden kunnen verdienen als ze in dit en dat fonds hadden belegd. Als je toen en toen Getronics had gekocht voor 0,01 euro en je had bijvoorbeeld 1000 euro belegd dan had je nu meer dan een ton gehad. Men gaat er voor het gemak even van uit dat men het risico aandurft om 1000 euro te beleggen in een fonds dat ook heel makkelijk op de fles kan gaan en dat men dan bij stijgende koersen ook daadwerkelijk wacht tot het een ton is geworden en niet al bij de helft daarvan of minder al uitstapt. Het klinkt vaak als iemand met een staatslot die je vertelt wat hij of zij allemaal gaat doen als ze de twintig miljoen hebben gewonnen.
Het nadeel van rijkrekenen is dat men alleen maar uitgaat van stijgende koersen, maar een koers is gebasseerd op vraag een aanbod. Als een koers blijft stijgen dan zullen steeds meer aandeelhouders hun aandelen gaan verkopen om hun winsten te cashen. Hoe meer aandelen er verkocht worden hoe groter het aanbod en als de vraag niet meegroeit zal de koers dalen.
De professionele beleggers bleken helaas niet over een beter inzicht te bezitten dan de amateur. Op het hoogtepunt van de beurs hebben diverse pensioenbedrijven bijvoorbeeld, geld terug gegeven aan het bedrijfsleven. De bezittingen waren namelijk op dat moment in waarde hoger dan de verplichtingen aan de polishouders. Het idee van een daling in de waarde was kennelijk in de blinde hoek van hun verstand verstopt. Dat de polishouder nu meer premie betaalt en met middenloonregelingen genoegen moet nemen is een jammerlijk gevolg van de lage waarde die de diverse portefeuilles nu nog hebben.
Ook bestuursleden van bedrijven zijn meer geneigd te kijken naar de koers van het aandeel dan naar het bedrijf op zich. Tel de ondernemingen maar op die wel winst hebben gemaakt maar die minder winst hadden dan verwacht. Deze bedrijven hebben puur op basis daarvan vaak reorganisaties doorgevoerd. Reorganisaties zijn in dit geval vaak een synoniem voor massale ontslagen. Want een bedrijf dat overgeleverd is aan de geldwolven vreest overnames door andere bedrijven als ze "goedkoop" worden, hoge koersen zijn dus van levensbelang. Reputatie en fatsoen zijn onbekende termen.
Als beleggen niet meer is dan snel rijk worden, als bedrijfsvoering alleen maar is gespitst op het presenteren van mooie resultaten eerder dan op de gezondheid van het bedrijf op de lange termijn, wat stelt een koers dan nog voor? Geeft die nog aan hoe een bedrijf er daadwerkelijk voor staat? En als die verhouding als zoek is hoe kun je dan nog conclusies trekken over de economie aan de hand van indexen als dat niet meer is dan een optelsom van koersen? Omdat we allemaal overgeleverd zijn aan de grillen van het kapitaal.
De effectenbeurs en haar AEX index heersen over Nederland. En dan spreken sommige naievelingen nog over democratie. Wij zijn aandeelhouders van Nederland en mogen in de algemene aandeelhoudersvergadering, die eens in de vier jaar belegd wordt, stemmen of we links of dat we rechts gaan en kunnen de overige tijd alleen maar hopen of we een graantje mee mogen pikken van de winst van NV Nederland.