Boek: De Raad van Zeven

Een Aikiri en een herbergier doen een lugubere vondst: in een kamer vinden ze een dode Tarkausiër. De verse geur van seks bezwangert de lucht van de kamer. De barbaar is zo te zien al jaren dood. Toch weet de herbergiersvrouw heel zeker dat deze Baxay-gladiator gisteravond nog gewonnen heeft van een Grimloch...

Basilius'okh, Santoriaan van geboorte, blijkt meer te zijn dan de simpele wijsgeer en stoffenhandelaar als wie hij zich voordoet. Basilius'okh is één van de zeven leden van de veertiende Raad, die al 2491 jaar regeert en over het voortbestaan van Santorian waakt. Deze Raadsleden zijn in het bezit van magische krachten, waaronder het gebruik van de Kist der Verplaatsing, aan hen door de goden gegeven teneinde hun belangrijke taak te kunnen verrichten en Santorian vrij te houden van oorlogen en tirannen.

Ergens in het grensgebied van de Zinderende Vlakte staat een Grote Toren uit wit marmer opgetrokken en bedekt onder levensechte reliëfbeelden van Draco’s, waarvan sommige wel heel erg echt lijken en één ervan zelfs de wereld in de gaten lijkt te houden...

Demrahc'okh is de jongste zoon van de Hooggeboren Stadsheer Raynaud'okh van Mualits' Trots. Dems moeder is 6 maanden geleden overleden en hij brengt zijn tijd grotendeels door met zijn min, Eliasis, die ook de verantwoordelijkheid van zijn opvoeding heeft. Tot het moment dat Dem op zevenjarige leeftijd, net als zijn oudere broer Churan’okh voor hem, zijn Teken van de Draak krijgt en daarmee wordt getekend voor het leven. Alhoewel deze ceremonie gewoonlijk aanleiding is tot een feestelijkheid waarin Yg wordt geprezen, weigert Raynaud’okh de festiviteiten omdat Dem tijdens de handeling flauwviel en daarmee onwaardig wordt bevonden. Daarop besluit Dems vader de opvoeding over te dragen aan Farouk, de wrede raadsman van de verbitterde Stadsheer. Eliasis ontvlucht met Demrahc'okh zijn ouderlijk huis en komt terecht bij een oude kennis van haar moeder. Deze heeft echter weinig goeds in de zin en verhandelt de jongen aan de Monniken des Doods, een duister gezelschap dat zich wijdt aan de verering van Hem wiens naam niet uitgesproken mag worden.

Mirandra, de Dodenstad. Twee mannen, op weg naar Mualits’ Trots, slaan hun kampement op tussen de ruïnes van de stad. Maar één van hen verlaat de stad levend...

Het is het jaar 2056 na tiran Tachus en jaar 2480 van de 14e Raad. Momodorus, zoon van clanleider Hundorus van de Hundorai, ziet op een dag iemand aankomen uit de richting van de Woestenij van Shandor die wordt overvallen door de vijandige Mogatai, een clan die de vijand is van de Hundorai. Momo schiet de vreemdeling te hulp en is verbaasd als hij erachter komt dat het een vrouw is die al 2 van de 3 Mogatai weet te verslaan. Dan breekt de lucht in tweeën en de 15-jarige Momo verliest het bewustzijn. Bij kennis gekomen blijkt Mogatai nummer 3 ook te zijn verslagen en Momo verneemt de naam van de geheimzinnige vrouw: Enianor. Het is echter geen toeval dat Enianor bij de Hundorai is beland. Ze komt halen wat haar rechtmatig toekomt wegens een gedane belofte in het verleden: Momo...

Ondertussen vinden er tal van andere vreemde voorvallen plaats, waaronder moord en overval onder de leden van de veertiende Raad. Het lijkt erop dat zij een verrader in hun gelederen hebben, iemand die geweld niet schuwt. De spanning loopt hoog op terwijl de leden ieder voor zich proberen uit te vinden wie die verrader kan zijn. Angst regeert in hun harten. Dat terwijl alle tekenen erop wijzen dat zich een nieuw tijdperk aandient. Het ziet er naar uit dat het tijd wordt voor de Raad om hun bijzondere macht af te staan aan hun Uitverkorenen en het moment is aangebroken voor een nieuwe Raad. Het Pad der Zielen heeft een andere wending genomen.