Oud-gymleraar vrijgesproken van verkrachting leerling

Een 39-jarige man uit Raamsdonksveer is door de rechtbank Midden-Nederland vrijgesproken van verkrachting van een minderjarig meisje. Het meisje zat in de periode 2014-2017 op een middelbare school in Nieuwegein, waar de man als gymleraar en zorgcoördinator werkte. Volgens de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de man het meisje heeft verkracht.

Het vermeende slachtoffer deed in 2022 aangifte tegen de gymleraar en verklaarde daarbij onder meer dat zij een lange periode door hem is gedwongen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen. Er zou ook sprake zijn geweest van penetratie. De verdachte was niet alleen gymleraar maar ook zorgcoördinator . In die rol was hij destijds ook een vertrouwenspersoon voor het meisje bij wie zij naar eigen zeggen een 'luisterend oor' vond. Het seksueel misbruik vond volgens haar regelmatig plaats en zou zijn begonnen toen ze in de derde klas zat en eindigde toen zij de school na haar eindexamen verliet. De man heeft het seksueel misbruik altijd ontkend.

Aangifte en steunbewijs
Zedenzaken als deze zijn bewijstechnisch vaak lastige zaken. Vaak staat de verklaring van het slachtoffer, die zegt dat de verdachte het feit pleegde, tegenover die van de verdachte die zegt dat hij het niet heeft gedaan. Directe getuigen van de gebeurtenissen zijn er vaak niet. Om tot een veroordeling te kunnen komen is naast een aangifte voldoende steunbewijs nodig. In deze zaak is naast de verklaring van het vermeende slachtoffer op onderdelen ondersteunend bewijs voor haar aangifte. Zo hebben drie verschillende getuigen een verklaring afgelegd over wat zij jaren later over het vermeende misbruik heeft verteld. Daarnaast zijn er stukken waaruit blijkt dat de aangeefster in 2015 een SOA heeft opgelopen.

Vrijspraak
Desondanks heeft de rechtbank in deze zaak niet de overtuiging gekregen dat de aangeefster door de oud-gymleraar is verkracht of is misbruikt. De aangeefster heeft pas jaren later aan de getuigen verteld dat zij destijds door de man zou zijn misbruikt. Het feit dat één van de getuigen onrustig gedrag constateert als de aangeefster bijvoorbeeld de naam van de verdachte hoort of in de buurt van zijn woonplaats komt, is wel een indicatie dat er iets heeft gespeeld, maar wat dat precies is geweest, blijkt daar niet uit. Ook kan de opgelopen SOA in 2015 niet met voldoende zekerheid aan de verdachte worden toegeschreven. Naar het oordeel van de rechtbank is het steunbewijs in deze zaak te mager om wettig en overtuigend te kunnen bewijzen dat de verdachte de feiten pleegde. Hij wordt dan ook vrijgesproken. De officier van justitie eiste een celstraf van 3 jaar waarvan een half jaar voorwaardelijk.