Geen cent te makken

Ik ken een vrouw die in de schuldsanering zit. Laten we haar uit privacyoverwegingen Jorien noemen.
Jorien is een selfmade woman. Na een lange en zware studie begon ze in haar werkveld onderaan de ladder. Inmiddels is ze omhoog geklommen en heeft een leidinggevende functie en veel verantwoordelijkheid. Gewoon, door jarenlang keihard werken, nimmer ziek te zijn en zonder mopperen bij te springen als dat nodig was, weekend of niet.

Jorien heeft een lange relatie achter de rug, waaruit een prachtige dochter werd geboren. Haar ex-partner had een eigen bedrijf, maar dat floreerde allerminst. Maar ja, het was een familiebedrijf, dus voelde hij zich verantwoordelijk om het niet ten onder te laten gaan. Jarenlang kon hij met moeite het hoofd boven water houden. Geld voor zichzelf, en dus voor het gezin, zat er echter niet in. Ze leefden dus praktisch gezien uitsluitend van Joriens salaris. Om het naderende faillissement af te wenden moest steeds vaker en steeds meer privévermogen worden aangesproken. Maar het zou goed komen, dat beloofde haar ex-partner keer op keer.

Het kwam niet goed. De schulden stapelden zich op. En hoewel Jorien nog veel van haar vriend hield, zag ze geen andere uitweg dan hem te verlaten. Hij had haar lang genoeg meegezogen in het financiële moeras. Ze bleef zitten met een torenhoge schuld. Het enige wat haar kan worden verweten is de grote liefde voor haar vriend, en het daarbij behorende onvoorwaardelijke vertrouwen. Er restte niets anders dan drie jaar lang de schuldsanering in te gaan.

Jorien is echter een sterke vrouw. Ze klaagt nooit. Ze werkt zich uit de naad, heeft een riant salaris, maar draagt al een jaar lang vrijwel alles af aan de bewindvoering. Samen met haar dochtertje moet ze rondkomen van een paar tientjes per week. Haar ouders hebben aangeboden financieel bij te springen, maar dat weigert Jorien pertinent. Ze is immers zelf verantwoordelijk voor haar huidige situatie en wil niet dat anderen daar de dupe van worden. Haar dochtertje komt niets tekort. Het speelgoed van de rommelmarkt brengt evenveel plezier met zich mee als de lading spiksplinternieuwe en peperdure spullen die ze bij haar vriendjes en vriendinnetjes aantreft. Het bed van de kringloop slaapt prima en de kleren die van haar nichtje zijn geweest, zitten net zo lekker als dure merkkleding. Jorien spendeert elke vrije minuut met haar dochter, en fietst stad en land af om haar jeugd zo plezierig mogelijk te maken. En dat lukt haar enorm goed. Een lievere moeder is nauwelijks voor te stellen.
Jorien gaat naar de voedselbank. Haar collega’s weten van niets, want ze voelt zich bezwaard dingen van anderen te moeten aannemen. Het liefst zou ze elke dag water en brood verorberen, maar voor de kleine meid maakt ze een uitzondering. Ze vindt het erg leuk als mijn vriendin haar ergens mee naartoe neemt, maar staat erop om dan in ieder geval de drankjes te betalen. Van haar hongerloon. Nog twee jaar kromliggen.

Jorien is een held.

Ik ken een man. Laten we hem Albert noemen, omdat ik hem geen enkele privacy gun. Albert kan eigenlijk helemaal niets, maar heeft ook nooit iets hoeven doen om zijn gespreide bedje veilig te stellen. Hij heeft een vorstelijk salaris, waarvan hij vrijwel niets hoeft af te dragen. Jaarlijks heeft hij een kleine miljoen euro vrijelijk te besteden en kan doen en laten wat hij wil.

Toch klaagt Albert steen en been. Hij moet en zal meer geld ontvangen van de belastingbetalers. Hij was immers koning van België en heeft het land twee decennia lang gediend door hier en daar een staatsbezoekje te brengen, waarin hij het moest doen met slechts achtgangenmenu’s, terwijl de koks hem thuis toch zeker drie gangen extra voorschotelden.
Met de winter voor de deur is Albert bang. Bang dat de C-, E- en H-vleugel van zijn immense paleis niet meer tot 23 graden kunnnen worden verwarmd. Dus vraagt hij of de staat dit wil bekostigen, zodat de horde dienstmeisjes, het dozijn tuinmannen en talloze andere lakeien er deze winter ook warmpjes bij kunnen zitten. Zij moeten immers het landgoed netjes onderhouden, wanneer Albert met zijn luxueuze jacht stad en land bevaart, om de zeeën van tijd te doden.
Albert kreeg voor zijn troonsafstand in juli van dit jaar nog 11,5 miljoen euro als dank voor de bewezen diensten. Twintig jaar lang lintjes doorknippen en geld verbrassen aan maatpakken en snoepreisjes gaat je immers niet in de koude kleren zitten. Maar nu, amper vier maanden later, zit hij klaarblijkelijk wel in de koude kleren, en dus doet hij een beroep op zijn voormalige onderdanen. Het onderhoud van zijn jacht loopt ook al flink in de papieren.

Albert weet niet eens hoe je held spelt. Hij is de beste reclame voor een republiek. Een ongelooflijk bekrompen, schaamteloze schlemiel. Een verschrikkelijk miezerig mannetje. Een boef van het ergste soort.

Als ik toch eens kon toveren.