De klap

Kerstavond achter tralies, niet hoe ik het me had voorgesteld. Mijn kerstmaal werd net gebracht, het lijkt op iets met rundvlees. Niet dat het me iets interesseert, eten is het laatste waar ik nu aan denk. De man die het eten bracht sprak geen woord tegen me, maar even kruisten onze blikken elkaar: medelijden droop van z’n gezicht af. Die blik zei me alles wat ik wilde weten, beantwoordde die ene vraag die door mijn hoofd rondspookte: Karin is dood.

Verdomme, Karin….

Ruim vijf jaar samen. Het lijkt bijna een heel leven geleden, maar ik herinner het me nog als de dag van gisteren: je glimlach, je stem, je geur…. Het moment dat ik je zag, wist ik het: wij waren voor elkaar bestemd, ook al heb je me nooit één keer in de ogen gekeken. Het klinkt flauw maar dat was de realiteit, Karin was blind. Niet dat me dat ooit dwars heeft gezeten, onze liefde voor elkaar was onvoorwaardelijk. Iedereen vond dat we zo goed bij elkaar pasten. Ik zorgde voor haar, overal gingen we samen naartoe. Samen uit eten, samen naar de kroeg, samen boodschappen doen, zelfs mee naar die verdomde parfumerie waar je elke maand wel weer een nieuw luchtje uit moest zoeken. Volgens mij heb je nooit geweten hoe veel ik die winkel haatte.

Misschien had ik moeten klagen, had ik je moeten laten weten dat we langzaam uit elkaar groeiden. Maar ik hield vast aan de mooie momenten die we deelden. Zelfs een paar dagen geleden nog: samen op de bank liggend, luisterend naar Sky Radio met al die dertien-in-een-dozijn- kerstnummers, je vingers die zachtjes in kringetjes over dat gevoelige plekje in mijn nek wreven… Even kende ik weer geluk. Je had altijd een zwak voor kerst, zelfs zonder al die symbolen die anderen er mee associëren. Ik zou het wel leuk hebben gevonden – zo’n boom in huis – maar jij zag er het nut niet van in. Jij begon dan weer te mijmeren over alles aan kerst wat jij wegens je blindheid moest missen. En op zulke momenten kwam die andere Karin weer bovendrijven, die Karin die niemand ooit heeft gezien, behalve ik.

Laten we wel wezen, Karin: als je dronk was je een totaal ander mens. Niets kon ik goed doen, je veranderde in een snauwende commandant, de ene na de andere order vloog me om mijn oren, gevolgd door je klaagzang over hoe afhankelijk je je wel niet voelde. Hoe vaak heb ik niet geprobeerd je te troosten? Het je naar de zin te maken? Soms maakte je het zelfs zo bont dat ik je gewoon een tijd alleen liet in de woonkamer. Totdat je me uiteindelijk weer lief probeerde te roepen, of tot het moment waarop je weer dronken op de bank in slaap was gevallen, de lege fles als stille getuige onder de tafel. Eén keer heb ik geprobeerd een paar druppels van dat spul te proeven, ik begrijp nog steeds niet waarom jij het wel lekker vond.

En toch bleef ik in je geloven: we hielden van elkaar, we hadden elkaar nodig! Tenminste: dat dacht ik. Maar jouw liefde voor de drank won. En die ene keer dat ik probeerde om die godvergeten fles van je af te pakken, kwam je ware aard boven. Je trok je hand los en sloeg me met de fles, jij vuile takketeef. Dagenlang heb ik koppijn gehad en zoals jij blind was voor mijn gevoelens ben ik dagenlang doof geweest voor jouw excuses. Je dacht waarschijnlijk dat ik je zoenoffer had aanvaard. Wat dacht je nou werkelijk? Dat alles weer goed zou zijn nadat je stiekem mijn favoriete spareribs had laten bezorgen?

Nee, Karin. De pijn zat te diep. Het verbale geweld kon ik nog wel hebben maar toen het fysiek werd, knapte er iets in mij. Ik weet nog steeds niet wat me vanochtend precies bezielde. Was het die fles? De herrie van al die mensen en het podium dat ze op het plein aan het bouwen waren? Was het het feit dat je me weer richting die kloteparfumerie probeerde te lokken voor een “feestelijk kerstluchtje”? Waarom deed ik niets, terwijl ik het wel aan zag komen? Het was voorbij in een flits: een klap, piepende remmen, gillende mensen, jij die daar zo stil op straat lag, iemand die mij vastgreep…..

En hier zit ik dan, te staren naar het eten, sfeervol verlicht door koud en kil tl-licht. Ongetwijfeld gaan ze me vandaag of morgen onderzoeken, in hoeverre ik schuldig ben, of me iets valt toe te rekenen. Hoe het ook zij: ik ga hier doorheen komen. Ze kunnen me niets maken. Ik zal braaf alle testjes doen die ik krijg voorgeschoteld. En ik zal een nieuwe liefde vinden; eentje die nog liever en vooral beter zal zijn dan jij, Karin. Ik ben nog nooit lang alleen geweest. Daar zorgen ze wel voor.
---
“Goedemiddag, het is vier uur, dit is AT5 met het nieuws van maandag 24 december: vanochtend is bij een noodlottig ongeval recht voor winkelcentrum Magna Plaza op de Nieuwezijds Voorburgwal een 28-jarige blinde vrouw onder een stadsbus terechtgekomen. De politie onderzoekt nog de toedracht, maar volgens ooggetuigen deed haar geleidehond geen poging om haar van het naderende gevaar te behoeden. Gedragsexperts van KNGF Geleidehonden spreken van een raadsel, de hond is voor nader onderzoek overgebracht naar een kennel.”