Oneindige verbeelding

Geachte vice-voorzitter Haakman,

ik schrijf u omdat u al vele jaren de bedenker en de uitvoerende macht bent van iets dat ik graag een proces wil noemen van een antibiose met betrekking tot de werkelijkheid versus het algemene dromen. Antibiose in de zin van afremming. Ontmoediging. U zit mij hierdoor al tijden achterna. Mijn verbeelding af te kappen. Dit doet u niet persoonlijk en vat ik niet persoonlijkheid op, maar het komt steeds meer tot mijn bewustzijn dat u de dragende kracht in deze kwestie bent. Om mijn gevoel hierin aan u te presenteren geef ik u een kijkje in een moment van mijn persoonlijke expressie. Ik weet dat dit niet uw gebied is en daarom zult u het misschien ook niet of nooit kunnen bevatten. Maar misschien leidt het lezen wel tot snappen, wat hopelijk ooit wordt omgevormd tot begrijpelijkheid. Ik begin opnieuw.

Geachte vice-voorzitter Haakman,

ik word aangeraakt. Door een zoektocht in mijn wereld. Een wereld die mij reflecteert. Een wereld die me verlaat om weer terug te komen. Als kind was ik veel meer. Veel meer fluctuerend. Reizend, heen en weer in de tijd.
Teleurstelling is niet het goede woord. Twijfel heeft meer de boventoon. Als een voortvloeiende vaagheid. Als een mist die mij wil doen vergeten. Door de nutteloze ervaringen van de alledaagse spanning. De snerpende pijn van mijn oprekbaarheid. Ik ben bereid, de hele tijd. Om mijn angsten te vergeten.
Want achter de horizon herinner ik me nog goed, hoe het leven voordurend voelde. Als een bevrijdende wind die langs mijn oren vloog. Maar steeds vaker moet ik nu wachten. Tot de momenten samenkomen. De storm gaat weer liggen, de bladeren vallen steeds zachter neer. En het enige wat ik voel, is die aangename vergankelijkheid:

Ik struin
Mijn gedachten leeg
Zo leeg
Dat ik mijn stappen tellen kan
Als een slang
Vermenigvuldig niet ik
Maar datgene wat van mij over is
Stappen in oneindige ruimte
De cirkelvormige trap
Simpel, maar in spiegelbeeld complex
Met lengte, maar geen bereik
En dan pas ben ik thuis
In het land van mijn eenzaamheid

Misschien ben ik te gevoelig. Te veel ruimte voor mijn zijn. Maar laat ik eerlijk wezen, zonder dit, zonder mijn zuurstof, wordt mijn leven veels te klein. Meer oneindige verbeelding in mijn vergankelijkheid. Dat is mijn verhaal. Dat was het vroeger. Dat is het nu. En dat zal altijd zo blijven.

U heeft me vast wel eens gezien. Ik zit met mijn hoedje vragend op de dam. Maar waarschijnlijk, hoogstwaarschijnlijk, kent u mij ergens anders van.

Hoogachtend,

P. Pan