Niet Over Liefde

Dit verhaal zal wellicht de indruk gaan wekken dat het gaat over de liefde. Dit verhaal zal wellicht de indruk gaan wekken dat het gaat over de ware liefde zelfs. Maar over liefde gaat dit verhaal beslist niet.

Ik zag haar voor het eerst in de kleuterspeelzaal en sindsdien ben ik haar nooit meer uit het oog verloren. Soms was ze er even niet, soms leek ze even voorgoed uit mijn leven te zijn verdwenen, maar uiteindelijk kwam ze altijd weer terug. Altijd. Of ik dat nu wilde of niet.

Ze was zo ontzettend mooi. Ze was altijd al zo ontzettend mooi geweest. Als een kameleon zo mooi was ze: Blond, donker, lang, klein, blank, getint, zij kon alle vormen en alle kleuren aannemen die zij maar wilde, en zij nam altijd de vorm aan waarvan ik wilde dat zij die aannam. Of de vorm waarvan zij wist dat ik zou willen dat zij hem aan zou nemen.

Ze was ook zo ontzettend lief, en aardig, en grappig, en slim. Zij wist alles, zij was ieders vriendin, zij maakte iedereen aan het lachen, vooral mij, als ik dat durfde.

Vaak durfde ik dat niet. Vaak durfde ik niet met haar te praten. Ik durfde haar vaak niet eens aan te kijken. Dus durfde ik al helemaal niet om haar te lachen, met haar te lachen, samen met haar. Zij.

Ik had wel duizend odes willen schrijven over haar, over ons, over onze liefde, maar zo ver heeft het nooit mogen komen. En als ik wist wat ik nu weet, dan kan ik mij niet eens meer voorstellen dat er ooit een moment is geweest waarop ik het wel zo ver had laten willen komen.

Ze zat op mijn basisschool, ze zat op mijn middelbare school, in de onderbouw, in de bovenbouw. Ze was er in mijn studentenstad, ze was er op mijn studentenvereniging, ze was er op mijn studievereniging. Ze maakte rondjes over de wereld in mijn kielzog, of eigenlijk maakte ik rondjes over de wereld in het kielzog van haar. Ze maakte rondjes door mijn hoofd en daar werd ik dan duizelig van.

Een ander dan zij is er voor mij nooit geweest. Een ander dan zij had er voor mij ook nooit kunnen zijn. Nou ja, natuurlijk, soms was er wel even iemand anders, maar dat was dan vaak maar voor een avondje, voor een weekje, voor een maandje. Maar dat was nooit echt. Dat was uit verveling, dat was uit ongeduld, dat was wachten op het ware en in de tussentijd maar genoegen nemen met wat er op dat moment voor handen was. Dat waren tussendoortjes.

Die meisjes, die tussendoortjes, die waren als zakjes autodrop die je uit die lompe zwarte automaten trekt die je op het perron ziet staan wanneer je nog twintig minuten moet wachten op de trein. Ze zijn goedkoop, ze zijn voor handen en je eet er in korte tijd veel te veel van, waardoor je misselijk wordt en je ze voorlopig niet meer hoeft en je ze weggooit.

Die meisjes, die tussendoortjes, die stuurde ik sms’jes als ik om half vier ’s nachts in de kroeg stond, dronken, met het besef dat iets beters er die avond toch niet meer in zou zitten.

Want zij was er dan alweer vandoor met hem.

Soms had ik bijna iets tegen haar gezegd. Dat zij zo mooi was, dat zij zo lief was, dat ik al zo lang van haar had gedroomd. Dat zij zo ontzettend veel betekende voor mij.

Soms zei ze iets tegen mij. Bijvoorbeeld haar naam. En dan vertelde ik haar mijn naam.

Haar naam was Sarah, en toen Lisa, en toen Roos, en toen Floor, of nee, Fleur, en toen Laura, en dan kan het zijn dat ik nog één of twee namen ben vergeten. Maar nu heet ze Lieve.

Lieve.

Altijd, altijd, al heel mijn leven lang is het Lieve geweest.

Lieve op het schoolplein, Lieve op het schoolfeest, Lieve in Nieuw-Zeeland, Lieve in de studentenkamer naast die van mijn jaarclubgenoot, Lieve in het studentenverenigingsbestuur van mijn voetbalteamgenoot, Lieve op het gala, Lieve op het lustrum, Lieve op vrijwel iedere zomervakantie, op vrijwel iedere wintersportvakantie, ieder weekend, iedere dag op college, iedere avond in de kroeg, op straat, bij mij thuis, bij mij, Lieve, altijd, altijd.

En altijd met hem.

Tot ze vannacht om half vier ‘s nachts in de kroeg vroeg of ik haar alsjeblieft naar huis wilde brengen.

En nu sta ik daar dan, halfnaakt en aangeschoten, in haar studentenkamer. Haar kamer komt me vaag bekend voor, wat vreemd is, want ik weet zeker dat ik hier nog nooit ben geweest.
 
Lieve is ook halfnaakt, en katjelam, en zij zit quasigeil te doen op haar bed. Ook Lieve komt mij ineens nog maar vaag bekend voor, wat nog veel vreemder is, want ik weet zeker dat ik al heel mijn leven verliefd ben op haar. Ze wenkt mij, dat ik naar haar toe moet komen. Ik kom naar haar toe en ik kan alleen maar hopen dat ze nog niet heeft overgegeven vannacht.

Ze zegt: ‘Dit is toch wat je altijd al wilde?’

Ik probeer me te herinneren of dit inderdaad is wat ik altijd al wilde, en of zij het inderdaad is die ik altijd al wilde, en wie zij eigenlijk is.

Terwijl Lieve mij mijn broek uittrekt word ik op mijn mobiel gebeld door mijn scharrel. Een tussendoortje, al weet ik niet meer waar tussendoor. Lieve pakt mijn telefoon uit mijn broekzak en drukt de oproep van mijn scharrel weg. Ze probeert er ondeugend en geil bij te kijken, maar dat lukt niet helemaal omdat ze te dronken is om überhaupt nog uit haar ogen te kijken. Ze neemt mijn lul in haar mond en probeert er ondeugend en geil aan te zuigen, en dat lukt al beter.

Ze gooit me met mijn rug op haar matras en ze gaat op mij zitten terwijl ze haar BH losmaakt. De borsten waarvan ik heel mijn leven had gedroomd, vallen me helaas wat tegen in het bloot.

Ze zegt: ‘Ik ben zo blij dat ik je vanavond eindelijk aan heb durven spreken.’

Ze helt voorover en brengt haar lippen naar de mijne. Ik ruik dat ik pech heb en dat ze al wel heeft overgegeven vannacht.

Ze zegt: ‘Jij bent zo ontzettend mooi en zo ontzettend lief, en aardig, en grappig, en slim.’

Ik walg van de stank uit haar mond en terwijl ik mijn hoofd van haar wegdraai valt mijn oog op een Dvd-collectie van De Lama’s. Ik haat De Lama’s.

Ze zegt: ‘Ik ben nog maagd. Ik heb al die tijd op jou gewacht. Ik ben zo blij dat het vanavond eindelijk gaat gebeuren.’

Oh God, ook dat nog.

Ze zegt: ‘Jij betekent zo veel voor mij.’

Ik duw haar van mij af en verzin een smoes waarom ik niet langer bij haar kan blijven, ik moet nog werken morgen, ik moet nog naar college overmorgen, ik heb nog een tentamen over twee weken.

Ze zegt: ‘Waar ga je heen?’

Ik knoop de knopen van mijn broek dicht en ik pak mijn mobiel uit mijn broekzak. Ik scroll naar mijn laatste oproep, naar mijn scharrel, naar mijn tussendoortje, naar Floor, of nee, Fleur.

Ik sms: ‘ik ben er over 10 minuten.’