Hoe word je een held?

Mag ik jou eens een gewetensvraag stellen? Als je iemand zou kunnen redden, zou je dat dan doen?

En als die iemand je geliefde was?

Stel je eens voor: je houdt van zeilen en je hebt samen met je levenspartner het plan opgevat om een mooi zeiltochtje te gaan maken. Niet zomaar een keer over het Markermeer op en neer, nee, dit keer sla je op de Oosterschelde rechtsaf richting Grote Plas. Lekker het ruime sop kiezen nu het nog kan. Je hebt de tijd, je hebt elkaar en je hebt een zeilboot, wat kan je gebeuren?

Je bent nog niet eens zo lang de haven uit als je ineens ziet hoe manlief iets onhandigs doet met een giek - of hoe zo’n ding dan ook mag heten, ik ben duidelijk geen zeiler – en hoe die hem met een fikse zwieper over de reling dondert. Daar ligt hij dan, je teerbeminde. Niet helemaal bij zinnen dobbert hij een meter of zes van de boot in de Oosterschelde. Wat zou jij doen?

Zeg eens eerlijk: moest je er lang over nadenken? Of had je meteen je antwoord klaar? Ik wel. En de vrouw die dit overkwam ook. Zij bedacht zich geen moment, sprong in haar zeiloutfit overboord en zwom haar man tegemoet. Waar ze de kracht vandaan gehaald heeft, weet ze nu nog niet, maar ze wist hem boven water te houden totdat hulp arriveerde. Man gered, iedereen blij en ze leefden nog lang en gelukkig. Nou ja, niet zo heel lang meer, aan hun grijze koppies te zien, maar toch langer dan die weerbarstige giek voor ogen had. Bravo voor meneer, hulde voor mevrouw. Heerlijk zo’n verhaal met happy ending.

I love it when a plan comes together. Maar het verhaal krijgt nog een vervolg. De lokale overheid in de woonplaats van het stel in kwestie besloot om mevrouw voor haar heldendaad een medaille toe te kennen. Wat een pláátje! Een stel - grijzend, gepensioneerd, gezegend met kinderen en kleinkinderen, tot over hun oren opnieuw verliefd in de wetenschap dat ze elkaar op een haar na kwijt waren - en een burgemeester in vol ornaat die ten overstaan van een volle zaal belangstellenden een glimmend stukje edelmetaal aan een lintje bij de heldin opspeldt. Is het niet geweldig? Oh, dan kan je me opdweilen. Maar terwijl ik links en rechts probeerde mijn mascara op z’n plek te houden, begon er toch iets aan mij te knagen.

Want zo’n medaille, dat gaat me toch net even te ver. Ik weet zeker dat de onderscheiden zeilster, op het moment dat ze haar beslissing nam, aan geen enkele andere beloning dacht dan het feit dat ze haar man nog wat langer bij zich zou kunnen houden. Ik weet zeker dat ze niet heeft gedacht: “O joepie, nu krijg ik een medaille!” En ik weet zeker dat ze handelde uit een reflex die zoiets als: “Doe iets, anders gaat hij dood” aan haar overbracht. Ik weet ook zeker dat ze het als volkomen natuurlijk beschouwt dat ze het deed en ik weet zeker dat ze het ook gedaan zou hebben als er geen medaille tegenover had gestaan. Want zoiets doe je gewoon voor elkaar.

Die hele medaille bezorgt me een beetje een naar gevoel. Ik vind het toch overdreven voor iets dat eigenlijk normaal zou moeten zijn. Is het dan echt nodig om in dit egoïstische, individualistische tijdperk mensen die wel aan een ander denken te huldigen? Is het de bedoeling dat mevrouw op die manier in de schijnwerpers komt te staan en als rolmodel gaat fungeren? Wat wil de burgemeester hiermee zeggen? “Kijk, zo hoort het! Ziet allen en leert hiervan, gaat heen en doet hetzelfde”? Zouden mensen dat niet vanzelfsprekend moeten vinden om zoiets te doen voor iemand waar ze van houden?

Moeten we in deze harde maatschappij mensen belonen voor goed gedrag, ook als het eigenlijk vanzelfsprekend is? Zijn we dan echt zo laag gezonken dat we mensen die nog wel gevoel in hun donder hebben, en daar zonder meer de juiste actie aan verbinden, etaleren als waren ze van een uitstervend ras, ter leering ende vermaeck en als icoon van goed burgerschap?

Mevrouw straalt. En terecht, want naast haar zit haar beloning, in een keurig grijs pak, met alleen maar oog voor haar. Daar kan geen medaille tegenop.

Bij ons thuis op de bank komt intussen het langverwachte inkoppertje:
“Zou jij me achterna springen?” vraagt manlief.
“Ja”, zeg ik, nog voor hij de laatste lettergreep uitgesproken heeft.
En ik meen het nog ook.
“Ja hè?” Hij kijkt me gelukzalig aan.
Maar die medaille zou ik weigeren.
Ik zou hem als een belediging opvatten voor de liefde die wij voor elkaar hebben.
En dat meen ik ook.