Staat een koffertje op een perron

Het is 1985. Ruim op tijd zet ik voet op perron 2b van Tilburg Centraal. Nog tien minuten voordat de trein naar Amsterdam zal arriveren. Daar studeer ik, in Amsterdam. De tas aan mijn schouder is zwaar. Ik kijk rond naar een vrij plekje op een bankje en vind er één naast een heer van middelbare leeftijd in een grijs pak, met glimmend zwarte schoenen. Eerst zet ik mijn tas neer, dan ga ik zelf zitten. De heer kijkt even op uit zijn krant en knikt vriendelijk naar me. Ik knik terug. Hij leest alweer verder. Ik diep mijn discman op uit mijn tas. Even later luister ik naar de Talking Heads.

Ik kijk naar de klok boven mijn hoofd en daarna op mijn horloge. De trein is laat. Ik kijk rechts langs de spoorrails en daarna links. De man in het grijs is met krant en al verdwenen, maar zijn koffertje niet. Het staat daar heel alleen aan de andere kant van het bankje. Wat nu? Ik kijk nog een keer op mijn horloge, gris mijn tas van de vloer en het koffertje ook. Met twee treden tegelijk neem ik de trap naar de stationshal. “Goedemorgen,” zeg ik tegen de juffrouw achter het loket, “een man vergat zijn koffertje op het perron. Mag ik het bij u achterlaten? Hij zal er nog wel om komen, denk ik.” Met een knik stemt ze in. Ze pakt het koffertje aan en zet het achter zich neer, tussen verschillende soortgenoten. Ik kan een glimlach niet onderdrukken. Ik vind het een grappig gezicht, al die weeskoffertjes op een rijtje. Arme koffertjes, allemaal vergeten. Een paar seconden later sta ik alweer op perron 2b. De trein naar Amsterdam komt net binnenrijden.

24 september 2010. Heerlijk weer om te fietsen. Nog even een paar boodschapjes doen in de stad. Hé, politie? De agent gebaart dat ik aan de overkant moet gaan fietsen. Dat doe ik, samen met een stuk of tien anderen. Het gaat 300 meter goed, dan moeten we onze reis staken. Het Centraal Station is afgezet met een rood-wit lint. Overal zijn agenten. Aan de overkant zie ik een televisiecamera. Daarachter drommen mensen die verheugd reageren op de komst van een aantal bussen. Die vertrekken afgeladen vol in dezelfde richting als waar ze vandaan gekomen zijn. De rijbanen voor het station zijn verboden gebied. Niemand breekt door de blokkade.

Ik kijk rond hoe ik mijn weg kan vervolgen, al is het dan met een omweg. Geen doorkomen aan. Heel veel haast heb ik niet meer, wel nieuwsgierigheid. Wat is hier aan de hand? Komt er een celebrity naar Tilburg? Ik besluit het te vragen aan de vrouw die naast mij bij het rood-witte lint staat. “Een verdacht pakketje”, zegt ze. “Is al zo sinds 11 uur vanmorgen.” Ik zie militairen. Ze lopen het station binnen. Ik kijk op mijn horloge. Kwart voor 3. Zal ik maar omfietsen?

Later die dag kijk ik op Fok!. Daar is het berichtje: een verdacht pakketje op Centraal Station Tilburg. De hele stationszone afgezet, honderden reizigers gestrand. De Explosieven Opruimingsdienst is erbij geweest, maar het was loos alarm. Iemand had zijn koffertje vergeten. Misschien wel een man in een grijs pak, wie zal het zeggen? Om half 5 werd het treinverkeer weer vrijgegeven. Tegenwoordig lacht er niemand meer om een vergeten koffertje.