Liftend naar Parijs (2)

Het eerste deel van de reis: Liftend naar Parijs (1)  

14:01.
Een uur. We staan hier in Nieuwegein alweer meer dan een uur te smeken of we alsjeblieft een stukje mee mogen richting het warme zuiden, maar telkens krijgen we nul op het rekest. De spijt nestelt zich steeds dieper in m'n gedachten. Ik besluit een pen te vragen bij het Shell station, om 'Brussel' op de achterkant van ons provisorische bordje te kunnen schrijven. Dat vergroot de kans op een lift in ieder geval iets. Eenmaal binnen komt de geur van warme broodjes als een Egyptische souvenirverkoper op me af. Verzetten heeft geen zin. Bovendien is eten de de beste remedie tegen een rotgevoel.
"Zo, waren de paraplu's op?" vraagt de gebruinde man naast me, die op twee saucijzenbroodjes aan het wachten is.
Ik doe in het kort verslag van onze martelgang en hij knikt alsof hij z'n medeleven wil tonen.
"Ik kom langs het wegrestaurant De Lucht, bij Den Bosch. Ik kan jullie daar afzetten, dat is een perfecte plek. Het is vrijwel zeker dat jullie daar binnen een half uur een lift hebben." Opeens schuift een zonbeschenen Notre Dame de spijt weer uit m'n hoofd.

Binnen vijf minuten zitten we in de ruime middenklasser. De zakenman doet een verwoede poging het wereldrecord 'saucijzenbroodjes in de mond proppen' te verbeteren, als plots m'n broekzak trilt. Een sms van de wulpse blondine 'Wij zijn er hoor! We hadden binnen tien minuten een directe lift in een Mercedes SLK! Zijn jullie er ook al bijna?'
Een nieuw record, vijf uur precies. Vijf uur waarin wij zo'n 40 kilometer zijn opgeschoten. Het plaatsnaambordje, met een dikke rode streep door Nieuwegein, wordt gepasseerd. Ik sms terug dat we verwachten toch zeker voor het einde van het jaar te arriveren.
Een klein half uur later, en veel kennis over de reclamewereld rijker, worden we afgezet bij het wegrestaurant.
"Als jullie hier geen lift krijgen, lukt het nergens" roept Mr saucijzenbrood ons nog na voordat 'ie het portier dicht trekt.

17:17
Die woorden blijven door ons hoofd spoken als de uren verstrijken. "Als jullie hier geen lift krijgen, lukt het nergens." Zou het dan toch aan ons liggen? Twee andere koppels zijn inmiddels ook gearriveerd in de lichtstad, en het het vierde en vijfde koppel zijn in ieder geval binnen de Franse landsgrenzen. En wij? Wij staan in de buurt van Den Bosch. Ach, verschil moet er zijn, zal ik maar zeggen. De pogingen 200 tot en met 280 om een vrachtwagenchauffeur zo gek te krijgen twee verfomfaaide Hollandse jongens mee te nemen op hun reis door Europa, liepen de afgelopen twee uur op niets uit. Gelukkig begint het weer fors te regenen, stel je voor dat we zouden opdrogen.
Poging 281 dan maar.
"Do you go to Paris?" roep ik, tegen beter weten in, richting de Noorse vrachtwagencabine.
"No, sorry," citeert de onooglijke chauffeur z'n ontelbare voorgangers.
Bedremmeld druipen we voor de zoveelste keer af met het, inmiddels compleet verlepte, stukje karton in onze handen.
"Hey, come back!"
R en ik kijken elkaar aan. Horen we dat nou goed? Of zijn het de eerste tekenen van waanvoorstellingen?
"Do you go to Brussel?"
We draaien ons om richting de vermeende fata morgana.
"Do you go to Brussel?" vraagt de vadsige Noor opnieuw in gebrekkig Engels.
"Yes, we'd love to!" komt bijna wanhopig uit onze mond.
Het wonder van Den Bosch, op naar Brussel!

De afzichtelijke vrachtwagenchauffeur blijkt Ole te heten, en stinkt per abuis ook nog eens onnoemelijk, maar voor Parijs moet alles wijken. Na een tijdje is het gepijnigde reukorgaan zo goed als verdoofd, en praten we honderduit over van alles en nog wat. Onze reis, Oles reis, Noorwegen, maar vooral over zalm. Onze Scandinavische vriend raakt niet uitgepraat over zalmen. Het duurt even voordat de reden tot ons doordringt; er liggen zo'n 3.000 zalmen vlak achter onze cabine. Na een uurtje stopt Ole abrupt op een beschutte parkeerplaats, om een ons onbekende reden. "Come on guys, take a look at the salmons." verduidelijkt hij z'n handelen.
We zien honderden dozen van piepschuim waarin de Noorse delicatesse verpakt zit. Ole pakt een stanleymes uit z'n broekzak en begint enkele dozen open te snijden. Het zijn werkelijk immense exemplaren. Uit sommige verdwijnt er één, andere krijgen er eentje bij. De volle dozen neemt hij mee richting cabine en schuift ze achter onze stoelen.
"For some friends." zegt hij met een brede lach, waardoor ons een prachtige blik wordt gegund op de rij afgebrokkelde bruine tanden. Als Brussel in zicht komt, biedt Ole zelfs aan om ons tot de Franse grens te brengen. Okay, we moeten dan even helpen met uitladen bij de haven, maar dat scheelt ons toch al gauw zo'n 100 kilometer.

20:00
Wie vanmorgen zou hebben gezegd dat ik 12 uur later zalmen zou uitladen bij de haven van Brussel, had ik direct een lift richting psychiater aangeboden. Maar we staan er toch echt. Het uitladen heeft wat meer voeten in de aarde dan we dachten. De uit hun lange en diepe slaap gewekte armspieren protesteren hevig, en de geur is zelfs voor een comatueuze neus nog geen pretje. Maar we helpen onze redder zonder te klagen de volledige vracht uit de wagen te krijgen. Nou ja, minus de vriendendiensten dan.
Een klein uurtje later vervolgen we onze reis.
"We komen nu echt in de buurt hoor!" zegt R door de telefoon tegen de al lang en breed aan het bier zittende liftgenoten.
Een hard gelach is ons deel.

22:39
Een half uurtje wachten we nu in het donker, en temidden van besmuikte blikken, op een volgende goedzak die ons belangeloos wil chaufferen. Angstig zie ik dat het benzinestation waar we staan zal sluiten om 23:00.
R gaat bijna op z'n knieën om hier weg te komen.
"Frank, we mogen mee, kom!" gilt hij bijna uit, "naar Parijs!"
Vermoeid plof ik op de achterbank, terwijl R op de passagiersstoel plaatsneemt.

Het volgende wat ik weet is dat ik wakker word voor een jeugdherberg. Onze jeugdherberg, welteverstaan.
Ik kijk op mijn horloge, het is bijna half één.
"Die man is een vriend van mijn buurman," vertelt R "ze zijn allebei slager. Hij kwam net van een slagersbeurs waar hij nog uren met hem heeft gepraat."
"Wat is de wereld toch klein" zeg ik, al voelt dat op dit moment niet helemaal zo.
"Biertje?" vraagt R, "volgens de laatst ontvangen informatie zit de rest in een café hier om de hoek."
"Niets liever."

Een luid gejoel klinkt uit tien kelen die al flink gesmeerd zijn wanneer we iets na 0:30 het donkere Franse cafétje binnenvallen.
"Zo zeg, eindelijk. Hoe was jullie reis?" vraagt de blondine, om daar sarcastisch "net niet binnen vijf uur gered hè?" aan toe te voegen.
"Onze reis? Dat vertel ik zo wel," antwoord ik "nu eerst een biertje!"
Voordat ik plaats kan nemen staat het gerstenat al voor me op tafel.

"Jezus, wat ruik ik nou?" vraagt Jim, de hippie van het stel.
"Dat zou weleens een mengsel kunnen zijn van regen, rook, saucijzenbroodjes, zalm en vlees." antwoord ik, en kijk opzij richting R.
"Dat zit er dik in." valt hij me glimlachend bij.
Jammer dat we nog twee dagen blijven. Ik heb nu alweer zin in de terugreis.