Moment van Stilte...
Ze schud haar haar los en fietst door. Ze heeft een mooi gezicht, maar het is geplaagd door zorgen.
Het is weer even stil. De straat ligt er nog hetzelfde bij. Het schijnsel van de lantaarnpalen wordt bevroren in het water. De kat komt tevoorschijn uit haar schuilplaats in een voortuin. Ze loopt rustog verder met de gehaaste pasjes die het lopen van een kat zo karakteristiek maken.
We worden allebei opgeschrikt door drie jongens van tussen de zestien en achttien. De langste en oudste loopt voorop. Hij draagt grote, overdadige gympen die ooit wit waren. Het soort gympen met een kleine plastic sectie in de zolen, zodat er luchgt in de schoenen gevangen zit. Boven de schoenen draagt hij een strakke spijkerbroek. Daarboven een dik wit shirt dat niet strak zit en ook niet los hangt. Een zwaar, breed jack van zwart leer omhult zijn schouders. Een gouden ketting rust op zijn borst. Zijn blonde haar heeft hij, met behulp van veel gel, strak, naar weerszijden van zijn hoofd gekamd. Hij lacht, maar zijn gezicht straalt agressie uit. Agressie is voor hem de manier om zijn onzekerheid te uiten. Ik haat hem. Ik kan er niks aan doen, maar ik haat hem. Naast hem loopt zijn vriend. Hij lijkt op hem. Dezelfde soort schoenen, de zelfde spijkerbroek, alleen een andere jas en een honkbalpetje. Ze lachen hard. En hoewel ze bijna schreeuwen kan ik alleen de woorden "vet", "gaar" en "doos" ontcijferen. Gelukkig zijn dit niet woorden die door hun context waarde krijgen, maar woorde die de waarde van hun context bepalen. Achter deze twee loopt een wat dikke jongen. Hij lijkt naar de hielen van de oudste te staren. De oudste geeft een wilde trap tegen een tuinhekje en de andere twee lachen. De vriend hardop, de achterste wat schamper. Ze zijn overduidelijk op weg naar de coffeeshop naast de dansschool.
Voor de dikke jongen is het een slechte avond geweest. Het gesprek kwam zoals altijd weer op sex en hij heeft zoals altijd weer moeten liegen dat hij geen maagd meer was. Ze weten het wel, ze weten wel dat hij het nog nooit gedaan heeft, maar hij durfde het toen niet toe te geven en nou moet hij vol blijven houden. Hij zucht in zichzelf. Ze gaan weer een joint halen. Hij rookt nooit mee. Zijn ouders hebben het hem verboden en hij weet als sinds de basisschool hoe slecht dat voor je is. Dan zitten ze daar straks weer op dat parkeerterrein. Dan moet hij toe kijken hoe zij tegen auto's en bomen aan gaan schoppen. En dan komt het ergste. Meestal komt het gesprek dan weer op hem. Dan laten ze het kleine beetje remmingen dat ze normaal hebben gaan en dan lachen ze hem in zijn gezicht uit. Om alles en om niks. En dan lacht hij weer mee, alsof hij het best kan hebben. Ze verdwijnen achter de dansschool en het is weer stil.
Ik heb haar niet aan zien komen lopen. Met lichte tred wandelt ze onder me door. Ik houd mijn adem in. Haar voetstappen maken geen geluid. Niks maakt meer geluid. Zelfs de geluiden van de stad zijn even op gehouden. Ze past perfect bij de nachtelijke straat, maar ze gaat er niet in op. Alle aandacht blijft op haar gericht. Ik durf niet te bewegen. Doodstil kijk ik toe.
Het is een meisje, mijn leeftijd, misschien net iets ouder. Haar haar is precies tussen kort en lang in en steekt in wilde plukken alle kanten uit. Het is zwart met rood geverfd en glanst heel licht in het schijnsel van de lataarnpalen. Ze draagt een wijde broek en afgetrapte gympen die nauwgezet de vorm van haar voeten hebben aangenomen. Nog steeds geen geluid. Met iedere stap die ze zet lijkt het stiller te worden. De blik in haar ogen is bijna absurd en toch ook bijna saai. Een blik die alles zegt en alles verborgen houdt. Ze zal wel op weg zijn naar de coffeeshop. Ik zie nu haar rug. Hoe haar dunne jasje de lijn van haar schouders accentueert. Ik kom tot de ontdekking dat ze geen achtergrond heeft. Het lukt me niet om een verhaal bij haar te bedenken. Ik verzin allerlei scenario's, maar niks past bij haar. Ze blijft lopen. Als ze nou iets langer stil zou staan, even zou wachten. Als ik even zou kunnen kijken, zien wie ze is, hoe ze in elkaar zit, waar ze aan denkt. Maar ze loopt door. En ik blijf achter met een mysterie. Een schim, door het contrast met de werkelijkheid te duidelijk aanwezig. Ik vraag me af of ik iets moet roepen. Bij iedere stap die ze zet schijnt de vorm van haar benen even door de stof van de wijde broek. Ik roep niks en ze loopt door. Ze loopt in een rechte lijn en gunt de coffeeshop geen blik waardig. Ik kan niks anders doen dan haar nakijken.
De sigaret brandt mijn vingers en geschrokken laat ik hem vallen.