Elke dag (nou ja, zoveel mogelijk) een dosis plaatjes en memes. Random.
Grappig, mooi, bizar, interessant of compleet WTF?!?! Alles kun je hier tegenkomen.
En weet je een onderschrift bij een bepaalde foto? Zet het in de comments (die staan op de laatste pagina!)
Doen plaatjes het niet? Schakel dan je adblocker uit. Liever toch bannervrij FOK!ken? Neem een premium account en steun FOK!
Koningin Máxima was vandaag te gast op de Defensie Para School in Breda. Na een rondleiding door de trainingshal en diverse demonstraties, waagde ze zich aan een tandemsprong met een militair van het Korps Commandotroepen. Het was voor het eerst dat de koningin een parachutesprong maakte.
“Het was heel spannend”, reageert ze stralend wanneer ze weer met beide benen op de grond staat. “Natuurlijk word je zenuwachtiger naarmate het moment komt. Onderweg naar beneden moest ik echt tegen mezelf zeggen: je moet nog ademen.” Koningin Máxima maakte de sprong naar eigen zeggen vol vertrouwen door de professionele begeleiding van de Defensie Para School. “Ze heeft het echt fantastisch gedaan”, vertelt tandemmaster adjudant Mark na afloop. “Ze deed het precies zoals we het op de grond hadden gebriefd.”
Operationele noodzaak
Zelf iets ervaren is vaak onderdeel van een werkbezoek bij Defensie, en voor commando’s is het belangrijk om springen met passagiers te oefenen. Een tandemsprong is binnen de krijgsmacht namelijk operationele noodzaak. Het is een manier om (militair) specialisten, zoals artsen of tolken, snel in moeilijk bereikbaar gebied te krijgen. Dat gebeurt altijd onder begeleiding van een speciaal hiervoor opgeleide parachutist. De passagier heeft alleen een korte instructie nodig. Voor sommigen is zo’n sprong dan ook de eerste keer. Koningin Máxima ervoer vandaag hoe dat is.
Rondleiding
Voordat ze het vliegtuig instapte, verdiepte de koningin zich in het werk van militair parachutisten. Op de Defensie Para School sprak Máxima met militairen over hun opleiding en met instructeurs over hun werkzaamheden en operationele inzet tijdens missies in onder meer Afghanistan en Mali. Ze kreeg ook uitleg over de vrije val en de automatische opening en het droppen van ladingen aan een parachute vanuit een transportvliegtuig. Verder woonde ze een demonstratie parachutevouwen bij en een (voorbeeld)training bij de springtoren.
Defensie Para School
De paraschool verzorgt sinds 2008 alle parachuteopleidingen binnen de krijgsmacht. Die zijn in eerste instantie bedoeld voor de special operations forces van het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers. Ook 11 Luchtmobiele Brigade wordt er opgeleid. De school kan jaarlijks 800 tot 1.000 militairen opleiden en ondersteunt daarnaast bij oefeningen en operaties. De paraschool valt onder het Korps Commandotroepen van de Koninklijke Landmacht.
Maxima voorafgaand aan de sprong (Afbeelding: Defensie)
Hongarije eist verdere wijzigingen in het nieuwe EU-sanctiepakket tegen Rusland, waardoor het opnieuw vertraagd wordt. Het land roept met name op om de geplande strafmaatregelen tegen de Russisch-orthodoxe kerkleider, patriarch Kirill, op te heffen, zoals verschillende diplomaten van het persbureau dpa hebben bevestigd.
Eigenlijk zou het besluitvormingsproces voor het sanctiepakket woensdag verder gaan, nadat de EU dinsdagavond na weken van gesteggel eindelijk overeenstemming bereikt over het geplande olie-embargo. Door Hongarije zijn de olieleveringen per pijpleiding aanvankelijk zijn vrijgesteld van het invoerverbod.
Naar wens van de andere EU-landen zou Patriarch Cyrill op de EU-sanctielijst worden opgenomen vanwege zijn steun aan de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne. Cyrill onderhoudt nauw contact met president Vladimir Poetin en is zeer trouw aan het Kremlin. De 75-jarige Patriarch steunde in zijn preken herhaaldelijk de oorlogspolitiek en beweerde onlangs zelfs dat Rusland nooit een ander land had aangevallen.
Het hoofd van de katholieke kerk, paus Franciscus, heeft onlangs een geplande ontmoeting met Cyrill afgezegd.Volgens diplomaten zijn de geplande sancties tegen Cyrill maandag en dinsdag niet besproken op de EU-top. Begin mei had de Hongaarse premier Viktor Orbán zijn afwijzing echter al geuit in een radio-interview. "Hongarije zal er niet mee instemmen dat kerkleiders op deze manier worden behandeld", zei hij destijds. "Om principiële redenen is dit een nog belangrijker zaak dan het olie-embargo."
De Nederlandse volleybalsters hebben het eerste duel in het nieuwe seizoen van de Nations League in Ankara verloren. China was met 3-1 te sterk. De setstanden waren 16-25, 25-22, 25-23 en 25-23. Donderdag is Bulgarije de tweede tegenstander.
Ondanks de nederlaag was het niet allemaal kommer en kwel. De prima start van Oranje tegen de drievoudig olympisch kampioen, waarvan in de vorige editie nog met 3-0 werd verloren. In het achterveld werd veel gepakt en aanvallend liep het zeer goed, met onder meer zeven punten van Celeste Plak.
In set twee vond China vaker de ruimtes achter het Nederland blok. China nam een nipte voorsprong (19-16) en die schade bleek net niet te repareren. Hetzelfde scenario herhaalde zich in de derde set, waarin China opnieuw iets doortastender was. In set vier was het eerst Oranje dat 8-4 voor kwam, maar China bleek constanter en trok aan het langste eind.
Donderdagmiddag komt Oranje opnieuw in actie. Dan is Bulgarije, dat het van deelname uitgesloten Rusland vervangt, de tegenstander in Ankara. In totaal komt Nederland twaalf keer in actie, verdeeld over drie speelronden. De beste zeven teams uit de poulefase, plus organisator Turkije, plaatsen zich voor de kwartfinales.
De volleybalsters zijn in voorbereiding op het wereldkampioenschap in eigen land. Het WK zal voor Oranje op 23 september beginnen met een wedstrijd tegen Kenia.
Tennisser Wesley Koolhof is bezig aan een uitstekend toernooi op Roland Garros. De 33-jarige Nederlander plaatste zich zowel bij de mannen als in het gemengd dubbelspel voor de kwartfinales en in het gemengde toernooi staat hij zelfs in de finale.
Samen met de Japanse Ena Shibahara is Koolhof in het gemengd dubbelspel als tweede geplaatst. Zoals al vrijwel het hele toernooi hadden ze het ook in de kwartfinales eigenlijk niet eens al te moeilijk, terwijl ze toch tegen de nummers drie speelden. Het Canadees-Australische duo Gabriela Dabrowski/John Peers kon echter geen vuist maken: 6-3, 6-4.
Voor Koolhof is het na de US Open 2020 bij de mannen zijn tweede Grand Slam-finale, waarin hij het met Shibahara opneemt tegen de Noorse Ulrikke Eikeri en Joran Vliegen uit België. Die stonden, net als de 24-jarige Shibahara, nooit eerder in een Grand Slam-finale.
In het mannendubbelspel had Koolhof de derde Nederlandse halvefinalist kunnen worden, maar samen met de Brit Neil Skupski sneuvelde hij in de kwartfinales. Het als zesde geplaatste duo ging met 6-3, 3-6, 4-6 onderuit tegen de Spaans-Argentijnse nummers vier Marcel Granollers/Horacio Zeballos.
De Nederlandse mannenploeg is z’n hockeyzomer goed begonnen. Op het veld van Union boekte Oranje woensdagavond een simpele 5-2 zege op Argentinië, dat pas in de tweede helft enige weerstand bood. Donderdag gaan beide teams op herhaling, opnieuw in Nijmegen.
Het was de eerste interland van de duizelingwekkende maand die de ploeg van bondscoach Jeroen Delmée voor de boeg heeft. Liefst tien Pro League-duels mag Nederland in juni afwerken. In de eerste trad Oranje aan met vier debutanten: Bram van Battum, Jaïr van der Horst, Luke Dommershuijzen en Floris Middendorp. Zij zijn, net als Menno Boeren, Guus Jansen, Silas Lageman en Jasper Tukkers, tijdelijk bij de groep gehaald, omdat de spelers van Bloemendaal en Pinoké rust krijgen na de playoff-finale van afgelopen weekend.
Van der Horst scoort met eerste balcontact
Speciale aandacht was er in de Waalstad voor herintreder Seve van Ass. Hij speelde voor het eerst sinds bijna een jaar weer een wedstrijd voor Oranje, na een tijdelijke pauze. Van het setje (her)intreders viel Van der Horst pijlsnel op. Het neefje van voormalig aanvoerder Robert van der Horst stak al na tweeënhalve minuut blij verbaasd z’n wijsvinger in de lucht. De aanvaller van Den Bosch – spelend met nummer 41 – tipte op aangeven van Lars Balk binnen. Het was niet alleen de eerste kans voor Nederland, het was ook het allereerste balcontact van de 25-jarige nieuwkomer.
Die vlammende start kreeg na dertien minuten een vervolg toen Jonas de Geus – hij speelde vandaag zijn honderdste interland – de eerste corner van de wedstrijd versierde. Een klusje dat gretig werd aangepakt door zijn Kampong-teamgenoot Jip Janssen: 2-0. Het gretige Oranje liep dus vrij gemakkelijk weg bij Argentinië, dat een heleboel maatjes te klein was. De olympisch kampioen van 2016 werd compleet onder de voet gelopen en kreeg dan ook volkomen terecht de 3-0 om de oren. Die kwam wederom van de stick van een debutant, van de opgekomen verdediger Van Battum.
Bijen steekt na een draak van een pass
Pas na die derde tegengoal ontwaakte Argentinië een beetje. Eindelijk werd er wat gestrooid met liftjes, hooghoudacties en kwamen er ook een paar halve kansjes. Maar verder was het uiterst bescheiden wat de nummer zeven van de wereld liet zien. Die povere vorm nam de ploeg uit Zuid-Amerika mee naar de tweede helft. Na drie minuten gaf rechtsback Joaquin Puglisi een draak van een pass, diagonaal voor zijn eigen goal langs. Koen Bijen onderschepte de bal, nam een paar passen en maaide ‘m vol langs de oren van de arme Argentijnse doelman Tomas Santiago, die toch al niet zo’n topdag had.
Een minuut later moest de opvolger van de legendarische Juan Vivaldi – die stopte na de Spelen van Tokio – opnieuw vissen. Ditmaal was dat het gevolg van een spetterende Nederlandse aanval. In een notendop: lange bal Joep de Mol, aanname en opendraaien van Bijen en het binnenliften van Tjep Hoedemakers.
Toen de storm was gaan liggen, kreeg Argentinië een serie van vijf corners binnen zes minuten. Op dat moment stond Oranje in ondertal na een gele kaart voor Steijn van Heijningen. Bij de laatste corner – een sleep van Nicolas Della Torre – capituleerde Pirmin Blaak: 5-1. Vlak daarna tekende Martin Ferreiro voor de tweede Argentijnse treffer van de middag. De oud-speler van Pinoké prikte binnen nadat hij wat nonchalant verdedigd werd door de mannen van Delmée.
Verval in laatste 25 minuten
In het laatste kwart kreeg Jip Janssen twee kansen om de score nog wat extra cachet te geven, maar beide pogingen van de sleepspecialist leverden geen succes op. Dat deed een corner van Tomas Domene aan de overkant bijna wel. De push vanaf de kop van de cirkel ging in het doel, maar werd na het bestuderen van videobeelden afgekeurd. Daardoor bleef de comfortabele 5-2 op het scorebord staan. Een prima uitslag, zeker als je bedenkt dat Nederland zo veel nieuwe namen in het veld had staan. Aan de andere kant was het verval bij Oranje in de laatste 25 minuten vrij groot. Het zal ongetwijfeld worden meegenomen naar donderdag, als beide teams elkaar opnieuw treffen.
VVD en D66 werken samen aan een nieuwe embryowet. Het moet mogelijk worden om embryo’s te ‘kweken’ voor wetenschappelijk onderzoek om de kwaliteit van de ivf-zorg te verbeteren, de slagingskansen van kunstmatige bevruchting te verhogen en de ontwikkeling van ongeboren ivf-kinderen te stimuleren. Daarnaast moet het selecteren van embryo’s worden toegestaan om uit te kunnen sluiten dat het nog ongeboren kind een erfelijke ziekte bij zich draagt. De omgang met embryo's is al jaren een precair onderwerp in Den Haag. Omdat opeenvolgende kabinetten er uiterst terughoudend mee om zijn gegaan, zijn de regels in Nederland inmiddels strenger dan in veel andere landen. Vind jij het een goed idee om de embryowet aan te passen?
Bevruchting (Foto:Pixabay)
Om rokers te ontmoedigen wil het kabinet dat de prijs van een pakje sigaretten in 2040 tussen de 30 en 47 euro ligt. Hiermee volgt hij Australisch voorbeeld, zo meldt De Telegraaf op basis van Haagse bronnen.
Die prijsverhoging moet in kleine stapjes plaatsvinden. Een pakje kost nu circa 8 euro, in het regeerakkoord staat vastgelegd dat dit verhoogd mag worden naar 10 euro.
In Australië ligt de prijs van sigaretten al rond zo’n 30 euro. In Europa zou Nederland daarmee voorloper worden. Meer hierover bij WNL.
Defensie gaat flinke stappen zetten om Nederland sterker te maken, Europa veiliger en de NAVO krachtiger. In de Defensienota 2022 die vandaag werd gepresenteerd staat hoe. Bijvoorbeeld:
-Voorraden munitie, brandstof en uitrusting worden vergroot.
-Arbeidsvoorwaarden voor het personeel verbeteren.
-De vuurkracht op land, zee en in de lucht wordt vergroot. Onder meer met Pansterhouwitsers en langeafstandsraketten voor fregatten en onderzeeboten.
-Een bataljon van 11 Luchtmobiele Brigade wordt omgevormd naar een supporteenheid voor special operations forces. Voor deze elite-eenheden wordt ook een helikoptereenheid ingericht.
-Er komen 6 extra F-35’s. De hele vloot krijgt modernere wapens.
-Het aantal onbemande verkenningsvliegtuigen (MQ-9 Reaper) verdubbelt tot 8. En ze worden bewapend.
-Er komt een marechaussee-eskadron dat onder oorlogsomstandigheden militaire politietaken uitvoert.
Uitgangspunten
Investeringen, vernieuwingen en onderhoud zijn nodig voor de krijgsmacht van de toekomst. Hiermee bouwen we een sterker Nederland, een veiliger Europa en investeren we in een krachtige NAVO en Europese Unie. En beschermen we onze vrijheid, veiligheid en welvaart. Dat is het uitgangspunt van de Defensienota 2022, die minister Kajsa Ollongren en staatssecretaris Christophe van der Maat vandaag naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.
Ollongren: “Dit kabinet investeert 5 miljard extra in Defensie. De grootste investering sinds de Koude Oorlog. De dreigingen in de wereld en de oorlog in Oekraïne laten zien dat vrede en veiligheid niet vanzelfsprekend zijn. Met de Defensienota bouwen we aan een wendbare en toekomstbestendige krijgsmacht. Door te investeren in onze mensen, ondersteuning, materieel en samenwerking.”
“Ook veel bondgenoten verhogen hun defensiebudget. Samen moeten we dat slimmer investeren. Door het versterken van de samenwerking wordt Nederland sterker en Europa veiliger. Zo kunnen de Europese landen een grotere verantwoordelijkheid nemen voor de eigen veiligheid. Met de plannen uit de Defensienota gaan we dit doen, samen met onze mensen en partners. Zo kan Defensie beschermen wat ons dierbaar is.”
Defensie moet er staan als het nodig is om de Nederlandse en Europese veiligheidsbelangen te verdedigen. Dat vergt investeringen in een sterke en geoefende krijgsmacht, in personeel én materieel. Het gaat niet alleen om enorme achterstanden in te lopen, maar ook te moderniseren, te vernieuwen en gericht te versterken, en dus toekomstbestendig te zijn. Nederland moet internationaal een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan gezamenlijke afschrikking, tot in het hoogste deel van het geweldsspectrum.
Financiën
Defensie heeft deze kabinetsperiode meer geld te besteden. Het kabinet voegt in totaal in de jaren 2022 tot en met 2025 € 14,8 miljard toe aan de Defensiebegroting. Daarmee voldoet Nederland in 2024 en 2025 aan de NAVO-norm van 2% van het bruto binnenlands product. Vanaf 2026 groeit de begroting structureel met € 5 miljard. Een enorme investering van ongeveer 40% van ons huidige structurele budget. Natuurlijk moeten er nog altijd keuzes worden gemaakt.
De operationele gereedheid en de inzetbaarheid gaan omhoog, de gevechtskracht wordt gericht versterkt en de wendbaarheid van de organisatie wordt vergroot. Dat zijn de effecten die centraal staan in de Defensienota 2022. Verder wordt ingezet op meer internationale samenwerking en het versterken van specialismen.
Daarnaast wordt de slagkracht van Defensie versterkt met de aanschaf van onder meer 6 extra F35’s, 4 extra MQ-9 Reapers en bijvoorbeeld langeafstandsraketten voor de fregatten en onderzeeboten. Ook de verdediging tegen vijandige raketsystemen wordt versterkt door te investeren in Integrated Air and Missile Defense (IAMD).
Investeren in het personeel
Personeel is het hart van Defensie. Daarvoor zijn betere arbeidsvoorwaarden voor het personeel noodzakelijk. Dit niet alleen om mensen te kunnen werven, maar vooral ook om ze te behouden. Net zo belangrijk is het verbeteren van de arbeidsomstandigheden voor onze mensen. Werken met de beste spullen en veel oefenen, waarbij tekorten aan reserveonderdelen, transport en munitie niet constant parten spelen. Trainingen en investeringen zijn een noodzaak om de slagkracht te vergroten en uit te groeien tot een gezonde, moderne en op haar taken berekende organisatie.
Staatssecretaris Van der Maat: “Bouwen aan de krijgsmacht van de toekomst begint bij onze mensen, zoals onze beroepsmilitairen, burgers en reservisten. Daarvoor investeren we in goede arbeidsvoorwaarden, opleidingen en een veilige werkomgeving. Met een creatief en flexibel wervingsmodel en goede voorzieningen voor onze veteranen. Samen met het bedrijfsleven en veiligheidspartners gaan we aan de slag om deze plannen uit de Defensienota uit te voeren.”
Er wordt tussen nu en 2025 een nieuw human resources model ingevoerd. Doel hiervan is om talenten van individuele medewerkers beter te benutten en meer mogelijkheden te bieden voor maatwerk en persoonlijke ontwikkeling. Ook wordt meer perspectief geboden op vervolgstappen in de loopbaan binnen en buiten Defensie. De organisatie gaat in overleg met werkgevers en partners de inzet van reservisten verbeteren om inzet beter te kunnen garanderen wanneer het nodig is.
Meer F-35’s en MQ-9 Reapers
De F-35-vloot van de luchtmacht wordt uitgebreid van 46 naar 52 jachtvliegtuigen en voorzien van moderne langeafstand- en precisiewapens. Daarnaast gaat het aantal van 4 MQ-9 Reapers naar 8. De onbemande vliegtuigen worden bovendien bewapend. De Cougar-transporthelikopters worden op termijn vervangen door ‘Medium Utility Helicopters’, die speciale operaties op land en op zee kunnen ondersteunen. De 4 C-130 transportvliegtuigen maken plaats voor 5 nieuwe transportvliegtuigen.
Moderne bewapening marine
De fregatten en onderzeeboten van de marine krijgen nieuwe moderne bewapening. Die systemen moeten bescherming bieden tegen de dreiging van ballistische raketten. Ook het Korps Mariniers krijgt nieuwe bewapening. Het gaat om moderne vuursteunmiddelen, tactische luchtverdedigingswapens en onbemande systemen.
Flexibeler landmacht
Bij de landmacht wordt ingezet op meer snelheid en flexibiliteit. Eenheden die beschikken over eigen specialiteiten zoals gemechaniseerde of gemotoriseerde worden zelfstandiger doordat de logistiek en de gevechtsondersteuning worden versterkt. Bovendien wordt of is alles wat rijdt of rolt gemoderniseerd. De vuursteun wordt versterkt door meer Pantserhouwitsers weer in gebruik te nemen. Dit verhoogt de gereedheid en vooral ook de inzetbaarheid van grondtroepen.
De landmacht versterkt de Special Operations Forces (SOF) in een nieuw Rapid Reaction Command. Hierin integreren het Korps Commandotroepen en 11 Luchtmobiele Brigade. Ook bij de luchtmacht wordt verder ingezet op SOF. Er komt een squadron met specifiek geselecteerd en getraind personeel en adequaat materieel zoals specifieke helikopters om snel en geïntegreerd met andere SOF-componenten te kunnen optreden.
Uitbreiding taken marechaussee
De marechaussee moet beter in staat zijn ook onder oorlogsomstandigheden politietaken uit te voeren. Hiervoor komt er een eskadron dat gespecialiseerd is in de militaire politietaken in het hoogste geweldsspectrum. Dan gaat het om bijvoorbeeld onderzoek naar vermeende oorlogsmisdrijven in vijandelijk gebied.
Meer Europese samenwerking
Europa moet meer verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de eigen veiligheid. Europese en internationale samenwerking is nodig om onze veiligheid te waarborgen. Door het gezamenlijk aanschaffen en onderhouden van nieuwe capaciteiten kan Defensie beter met internationale partners samenwerken en slimmer inkopen.
Verder wordt bestaande samenwerking verdiept. De landmacht gaat nog nauwer samenwerken met de Duitse collega’s. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om gezamenlijk versterken en gebruik van vuursteun en overige capaciteiten. Maar ook de verdere digitalisering van landeenheden speelt de komende jaren een grote rol.
Ook de andere onderdelen halen internationaal de banden aan. Zo treedt de marine in het Caribisch gebied samen op met de Amerikanen en wordt op verschillende gebieden intensief samengewerkt met het Verenigd Koninkrijk, België en Duitsland. Ook wordt met België een binationaal maritiem centrum ingericht dat 24/7 kan opereren.
Ook de luchtmacht werkt al intensief samen met de Belgen. Denk bijvoorbeeld aan de bewaking van het luchtruim van de Benelux. Daarnaast zit Nederland in het F-35-partnerschap met de Europese gebruikers en de VS. Deze landen werken samen op opleidings- en trainingslocaties. De marechaussee werkt sinds jaar en dag mee aan de bewaking van de Schengenbuitengrenzen. Dit gebeurt via het Europese grenswachtagentschap Frontex.
Nieuwe dreigingen en technologie
Eén van de snel toenemende dreigingen waar Nederland mee wordt geconfronteerd, is lucht- en raketdreiging. Innovaties en wapensystemen in dit gebied volgen elkaar in razend tempo op. Defensie versterkt daarom de Integrated Air and Missile Defence (IAMD) op land, op zee en in de lucht. Er wordt bijvoorbeeld een geïntegreerd systeem ontwikkeld, waarmee jachtvliegtuigen, radarsystemen, Air Command and Control en space-capaciteit worden verbonden met fregatten, onderzeeboten en grondgebonden luchtverdedigingssystemen. Hiermee wordt niet alleen Nederland beter beschermd, maar ook het NAVO-grondgebied.
Een andere toenemende dreiging is cyber. Om opgewassen te zijn en te blijven tegen de almaar groeiende cyberdreigingen investeert Defensie ook de komende jaren in digitale slagkracht. Defensie wil meer hoog gekwalificeerde specialisten. Bij het Defensie Cybercommando zijn zij van onmisbare meerwaarde bij iedere militaire operatie.
Tussen leven en dood
Defensie gaat nog meer informatiegestuurd optreden en daarom de kwaliteit van de informatie verbeteren. Goede inlichtingen zijn hierbij essentieel. Die kunnen voor militairen in het veld het verschil maken tussen leven en dood. Het kabinet investeert de komende jaren in het benutten van nieuwe technologie om de Nederlandse en bondgenootschappelijke inlichtingenpositie verder te versterken.
(beeld: Ministerie van Defensie)
Nu onze oosterburen de accijnzen op brandstof hebben verlaagd, staan er lange rijen Nederlandse auto's bij Duitse tankstations. Vanaf vandaag geldt in Duitsland het laagste accijnsniveau dat is toegestaan in de Europese Unie.
Het tanken over de grens om geld te besparen is iets van alle tijden. Daar zijn de pompstationhouders nooit blij mee geweest. Hieronder 5x terug in de tijd.
De VS willen Oekraïne moderne raketsystemen sturen - onder de garantie dat deze niet gebruikt zullen worden om Russisch grondgebied aan te vallen. De Amerikaanse president Biden benadrukt dat zijn land niet wil dat de NAVO in oorlog raakt met Rusland. Er zijn momenteel geen tekenen van een nucleaire aanval door het Kremlin.
De regering van de VS levert Oekraïne moderne meervoudige raketwerpers als onderdeel van een nieuw veiligheidspakket ter verdediging tegen de Russische invasie. Het Witte Huis zei dat Oekraïne de verzekering had gegeven dat het geen doelen op Russisch grondgebied zou aanvallen met het in de VS geproduceerde HIMARS (High Mobility Artillery Rocket System). Het systeem maakt deel uit van een pakket ter waarde van 700 miljoen dollar (652 miljoen euro) dat ook raketten, radarsystemen, Javelin anti-tankwapens, helikopters, voertuigen en reserveonderdelen omvat.
De Amerikaanse president Joe Biden schreef in een gastartikel voor de 'New York Times' dat de moderne raketsystemen Oekraïne in staat moeten stellen "belangrijke doelen op het slagveld in eigen land" preciezer te raken. Tegelijkertijd verzekerde Biden: "Wij willen geen oorlog tussen de NAVO en Rusland veroorzaken." De VS probeert ook niet om de Russische president Vladimir Poetin ten val te brengen. Maar als Rusland geen hoge prijs zou hoeven te betalen voor hun aanval op Oekraïne, zou dat kunnen leiden tot het einde van de op regels gebaseerde internationale orde met als gevolg wereldwijd catastrofes.
"Zolang de Verenigde Staten of onze bondgenoten niet worden aangevallen, zullen wij ons niet rechtstreeks in dit conflict mengen, noch door Amerikaanse troepen naar Oekraïne te sturen, noch door Russische troepen aan te vallen", benadrukte de Amerikaanse president. "Wij moedigen Oekraïne niet aan of maken het niet mogelijk dat het buiten zijn landsgrenzen toeslaat. We willen de oorlog niet verlengen alleen om Rusland pijn te doen." Maar de Amerikanen zullen het Oekraïense volk blijven steunen "omdat we weten dat vrijheid niet gratis is", schreef Biden. "Wij willen een democratisch, onafhankelijk, soeverein en welvarend Oekraïne dat de middelen heeft om verdere agressie af te wenden en zich te verdedigen."
De VS zullen met hun partners blijven werken aan sancties tegen Rusland. Biden benadrukte dat er momenteel geen aanwijzingen zijn dat Rusland van plan is kernwapens te gebruiken in Oekraïne. Het "bij gelegenheid dreigen door Rusland over de mogelijke inzet van kernwapens" is op zichzelf al gevaarlijk en onverantwoordelijk. "Voor alle duidelijkheid: het gebruik van kernwapens in dit conflict, op welke schaal dan ook, is voor ons en voor de rest van de wereld volstrekt onaanvaardbaar en zou ernstige gevolgen hebben."
Raketten met een bereik van 80 kilometer
Vorige week was al gemeld door Amerikaanse media dat de VS overwoog het HIMARS-systeem te leveren. Biden had maandag echter voor verwarring gezorgd toen hij zei dat er geen raketsystemen naar Oekraïne zouden worden gestuurd die Russisch grondgebied zouden kunnen raken. Volgens zijn woordvoerster Karine Jean-Pierre zei de president dat er geen raketten zouden worden geleverd "voor gebruik buiten het slagveld in Oekraïne".
Een hoge Amerikaanse regeringsfunctionaris vertelde: "De Oekraïners hebben ons verzekerd dat zij deze systemen niet zullen gebruiken tegen doelen op Russisch grondgebied." De VS zouden met het HIMARS-systeem raketten leveren die slechts een bereik van ongeveer 80 kilometer hebben - bepaalde raketten voor HIMARS kunnen tot 300 kilometer ver vliegen. CNN had melding gemaakt van de vrees in de Amerikaanse regering dat Oekraïense aanvallen op Russisch grondgebied zouden kunnen leiden tot vergeldingsacties tegen de VS.
De regeringsfunctionaris zei in een telefoongesprek met journalisten dat de Oekraïners sinds medio april hadden aangedrongen op de levering van artillerie. Dat is de 'top missie' voor de VS geworden, zei hij. De 108 beloofde Amerikaanse M777 houwitsers zijn bijna allemaal geleverd, zei hij. Het bereik van deze houwitsers is naar verluidt ongeveer 25 kilometer. De regering van de VS heeft al verschillende grote militaire steunpakketten gelanceerd voor Oekraïne. Onlangs nog keurde het Amerikaanse Congres een hulppakket voor Oekraïne goed met een omvang van bijna 40 miljard dollar.
Gazprom heeft de export van gas naar Denemarken en Shell Energy Europe stopgezet. Dat heeft het Russische energiebedrijf bekendgemaakt. Gazprom rechtvaardigde de stap door te zeggen dat noch de Deense groep, noch Shell het gas in roebels heeft betaald, zoals Rusland vereist. Aangezien de overeenkomstige betalingen voor april niet zijn gedaan, is de levering nu stopgezet.
Hoewel de leveringen zouden worden stopgezet, verwacht Ørsted dat het bedrijf zijn klanten gewoon van gas kan blijven voorzien. "We staan resoluut achter onze weigering om in roebels te betalen", zegt Mads Nipper, CEO van Ørsted. Het bedrijf zegt niet contractueel verplicht te zijn om de rekening van Gazprom in Roebel te betalen.
Rusland is al gestopt met het leveren van aardgas aan Finland, Polen en Bulgarije omdat de landen weigerden in roebels te betalen. Ook Nederland werd vanaf dinsdag niet meer bevoorraad. Nipper zei dat de ontwikkeling duidelijk maakt dat de EU onafhankelijk moet worden van Russisch gas en dat er meer hernieuwbare energie moest komen. Omdat er geen directe gaspijpleiding is van Rusland naar Denemarken, kan de Russische regering de leveringen aan de Denen niet direct afsluiten, zegt Ørsted.
Denemarken moet nu meer gas op de Europese markt kopen.
Shell Energy Europe voorziet Duitsland gedeeltelijk van gas. Volgens Gazprom is er een contract met Shell voor het maximale leveringsvolume van 1,2 miljard kubieke meter gas per jaar. Volgens het Duitse Ministerie van Economische Zaken heeft de leveringsstop momenteel geen invloed op de zekerheid van de Duitse gaslevering. Het Duitse Netwerkagentschap had eerder aangegeven dat het 'slechts kleine hoeveelheden' betreft die elders kunnen worden ingekocht.
The Pokémon Company heeft de tweede trailer vrijgegeven voor Pokémon Scarlet en Pokémon Violet, de negende Pokémon-generatie. De game komt 18 november naar Nintendo Switch.
De trailer toont onder andere de nieuwe professoren, de nieuwe legendarische Pokémon en enkele andere Pokémon. Groter nieuws is het feit dat de game co-op ondersteund voor maximaal vier spelers en je de wereld vrij kunt bewandelen. Je wordt door het verhaal niet één vaste route op gestuurd.
De trailer kun je hieronder bekijken.
Uit onderzoek van de Universiteit van Utrecht en trainingsbureau Nobbe Mieras naar stereotypen op de Nederlandse werkvloer blijkt dat de werkgever dol is op de witte heteromannen.
De vooroordelen bij werkgevers blijven hardnekkig. Ben je vrouw, homoseksueel, getint, dan heb je dus regelmatig pech. Omroep Powned ging op onderzoek uit.
Vandaag heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de rechtszaak van vijftien individuele eisers en de Stichting Japanse Ereschulden tegen de Staat der Nederlanden.
Eisers hebben vergoeding gevorderd van de Staat van hun volledige (oorlogs)schade. De rechtbank heeft de vorderingen op grond van verjaring afgewezen.
Achtergrond
De individuele eisers zijn allen slachtoffer van de Japanse bezetter van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog of behoren tot de groep van zogenaamde tweede-generatieslachtoffers.
De Stichting behartigt in deze zaak de belangen van alle Nederlandse eerste- en tweedegeneratie slachtoffers.
Volgens eisers heeft de Nederlandse staat het hen onmogelijk gemaakt hun oorlogsschade van de Japanse staat te vorderen, nu de Staat in het kader van het vredesverdrag met Japan individuele vorderingsrechten van zijn onderdanen op Japan heeft opgegeven. Eisers vinden dat onrechtmatig, omdat de Staat dit heeft gedaan zonder deze oorlogsschade zelf aan eisers te vergoeden. Daarbij stellen eisers dat zij wat dit laatste betreft zonder goede reden ongelijk zijn behandeld ten opzichte van Nederlandse slachtoffers die onder de Duitse bezetting hebben geleden.
De Staat heeft laatstgenoemde slachtoffers wel een (groter) gedeelte van hun oorlogsschade vergoed De Staat betwist onrechtmatig te hebben gehandeld en heeft zich op verjaring van de vorderingen beroepen.
Beslissing
Volgens de rechtbank zijn de vorderingen verjaard, omdat al op 1 juni 1956 - de datum van de goedkeuring van het zogenoemde Yoshida-Stikker-Protocol dat het einde van de vredesverdragonderhandelingen met Japan markeerde - duidelijk was dat eventuele individuele vorderingsrechten op Japan waren opgegeven en dat volledige schadevergoeding door de Staat niet aan de orde was. Ook was toen om verschillende redenen al duidelijk dat de (zeker niet gehele) vergoeding van oorlogsschade van de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetter uit de pas liep en zou blijven lopen ten opzichte van de (relevant bescheidener) vergoeding van de schade van de teruggekeerde slachtoffers van de Japanse bezetter. De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen die in deze procedure zijn gedaan, ook al hadden kunnen worden ingesteld tijdens de verjaringstermijnen van 5 en van 30 jaren na 1 juni 1956. De rechtbank heeft daarbij onder meer acht geslagen op de omstandigheid dat reeds in de jaren vijftig, alsook in de jaren zeventig van de vorige eeuw teruggekeerde Nederlanders de Staat betrokken in procedures over schade geleden in Nederlands-Indië onder de Japanse bezetting.
In lijn met de wensen van partijen heeft de rechtbank verder nog de zaak inhoudelijk bekeken en bovendien overwogen dat het opgeven van vorderingen van Nederlandse onderdanen in het kader van het vredesverdrag zonder het vergoeden van schade niet onrechtmatig is geweest. Destijds konden individuele slachtoffers van oorlogsgeweld namelijk geen individueel vorderingsrecht op de staat die de schade had toegebracht ontlenen aan het (volkeren)recht. Statenpraktijk was dat schade van burgers tussen staten onderling werd geregeld. De Staat heeft, anders dan eisers stellen, dan ook geen vorderingsrechten onteigend.
De rechtbank heeft tot slot nog overwogen dat voor de omstandigheid dat de Staat de schade van de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting (in beperkte mate, maar) ruimhartiger heeft vergoed dan de schade van de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting , geen objectieve, redelijke rechtvaardiging valt aan te wijzen. Dit betreft echter een zogenoemde overweging ten overvloede die reeds vanwege de verjaring niet tot toewijzing van de vorderingen kan leiden.
_______________________________________________________
Complete tekst zoals voorgelezen tijdens de uitspraak
Vandaag doet de rechtbank uitspraak in de zaak die vijftien individuele eisers en de Stichting Japanse Ereschulden hebben aangespannen tegen de Staat der Nederlanden.
De individuele eisers zijn elk op verschillende wijze slachtoffer van de Japanse bezetter van Nederlands-Indië tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Een aantal eisers is zelf, samen met familie, geïnterneerd geweest in kampen of heeft buiten de kampen geleden. Niet zelden is familie van deze eisers in of buiten de kampen aan ontberingen overleden.
In een aantal gevallen is de grootvader, vader of echtgenoot krijgsgevangen genomen. Dit krijgsgevangenschap heeft in veel gevallen tot de dood geleid.
Het dossier bevat indringende relazen van deze eisers over hun ijzingwekkende ervaringen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast hebben twee eisers tijdens de zitting hun indrukwekkende verhaal verteld. De relazen geven inzicht in het buitengewoon leed van eisers en de buitengewone gevolgen daarvan voor hun verdere levensloop.
Verder is een aantal eisers na de Tweede Wereldoorlog geboren. Deze eisers zijn kinderen van slachtoffers die in de zojuist beschreven zin onder de Japanse bezetter hebben geleden. De relazen van deze eisers geven inzicht in de zogenaamde intergenerationele overdracht, ook wel de tweede-generatieproblematiek genoemd.
Deze nakomelingen lijden onder het sterk door oorlogstrauma's beïnvloede gedrag van hun getroffen ouders.
De Stichting, tot slot, behartigt in deze zaak de belangen van alle Nederlandse burgers die door toedoen van de Japanse bezetter materiële en psychische schade hebben geleden.
Zij komt op voor zowel de eerste- als de tweede-generatie slachtoffers.
Eisers willen dat de rechtbank vaststelt dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de volledige oorlogsschade van alle Nederlanders die onder de Japanse bezetter van Nederlands-Indië hebben geleden.
Eisers verwijten de Nederlandse staat dat hij het hen onmogelijk heeft gemaakt hun oorlogsschade op de Japanse Staat te verhalen. Dat behoeft enige toelichting.
In de jaren vijftig van de vorige eeuw is het vredesverdrag tussen de geallieerden en Japan tot stand gekomen. Daarin is geregeld dat Japan bepaalde herstelbetalingen zou doen aan de geallieerde mogendheden. De geallieerden waren er beducht voor Japan te zware financiële verplichtingen op te leggen. De gedachte was dat als Japan een te zware financiële last zou worden opgelegd, in Japan een voedingsbodem zou kunnen ontstaan voor toekomstige vijandigheden en oorlog. In dat opzicht was een bittere les geleerd van het Verdrag van Versailles dat na de Eerste Wereldoorlog met onder meer Duitsland was gesloten. Daarin waren zeer zware financiële verplichtingen opgenomen voor Duitsland. Aangenomen wordt dat dit mede heeft bijgedragen aan een voedingsbodem waarin de Tweede Wereldoorlog kon ontstaan.
Tegen deze achtergrond hebben de geallieerden in het Vredesverdrag met Japan laten vastleggen dat zij afstand doen van alle overige eisen tot schadevergoeding van henzelf en van hun onderdanen. Dit laatste is namens de Nederlandse Staat nog eens bevestigd in een, tussen Nederland en Japan gesloten protocol, het zogenoemde Yoshida-Stikker-Protocol. Dat protocol is een aantal jaren later gesloten.
Eisers menen dat hierdoor hun recht om zelf hun schade te kunnen verhalen op de Japanse Staat is opgegeven. Eisers vinden het onrechtmatig dat dit is gebeurd zonder dat de Nederlandse Staat zelf de oorlogsschade van de Nederlandse slachtoffers voor zijn rekening heeft genomen.
Eisers stellen verder dat zij daarbij ook nog zonder goede reden ongelijk behandeld zijn ten opzichte van Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog onder de Duitse bezetting hebben geleden. Duitsland heeft herstelbetalingen gedaan in welk kader ook afstand is gedaan van overige claims, waaronder die van onderdanen. De Nederlandse staat heeft de Nederlanders die onder Duitse bezetting hebben geleden echter wel oorlogsschade vergoed, in ieder geval aanmerkelijk meer dan aan de Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting, aldus eisers. De Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting konden bijvoorbeeld een beroep doen op de Wet op de Materiële Oorlogsschaden. De Staat heeft het bereik van deze wet echter niet willen uitbreiden tot de schade van de teruggekeerde Nederlanders die onder de Japanse bezetter hebben geleden.
De Staat betwist op zijn beurt onrechtmatig gehandeld te hebben en beroept zich bovendien op verjaring van de vorderingen.
De rechtbank begrijpt de achtergrond van de vorderingen van eisers zo, dat niet in de eerste plaats morele erkenning voor hun buitengewone leed wordt gezocht. Veeleer wordt juridische erkenning gezocht in de vorm van een harde schadevergoedingsaanspraak op de Nederlandse staat. Eisers hebben dit bondig verwoord met het credo “Recht! Geen liefdadigheid!".
De zeer bescheiden bedragen die de Nederlandse staat in het verleden heeft uitgekeerd aan de slachtoffers van de Japanse bezetter, zijn namelijk uitgekeerd onder de vlag van morele gehoudenheid en niet onder erkenning van een juridische verplichting daartoe.
De rechtbank heeft na grondige beraadslaging echter moeten oordelen dat de vorderingen van eisers niet kunnen worden toegewezen, met name, maar niet alleen, omdat die inmiddels zijn verjaard.
Dit gaat de rechtbank bijzonder aan het hart, nu zij de slachtoffers die de buitengewone gruwelijkheden van de Japanners hebben ondergaan alsmede hun familie en kinderen, uiteraard al het goede gunt.
De rechtbank ziet echter geen mogelijkheid om de rechtsregels waaraan zij gebonden is op te rekken of opzij te zetten. Verder kan de rechtbank om bepaalde, hierna te benoemen, feitelijkheden gewoonweg niet heen.
De rechtbank is dus van oordeel dat de vorderingen zijn verjaard. Dat zal nog worden toegelicht. De rechtbank heeft echter, vanwege de bijzondere aard van de zaak en in lijn met de wensen van partijen, in het vonnis toch, voor zover mogelijk, de inhoud van de zaak besproken. Dit zijn zogenaamde overwegingen ten overvloede. Kort gezegd komen die erop neer dat - ook als de verjaring wordt weggedacht - het opgeven van vorderingen op de Japanse staat zonder volledige schadevergoeding niet onrechtmatig is. Ook dat zal zo dadelijk nader worden toegelicht.
Tot slot heeft de rechtbank nog wel enige kritische overwegingen ten overvloede opgenomen over de ongelijke behandeling van naar Nederland teruggekeerde slachtoffers van de Japanse bezetter ten opzichte van de slachtoffers van de Duitse bezetter.
Deze overwegingen komen er kort gezegd op neer dat voor de ongelijke mate waarin deze twee groepen slachtoffers financieel tegemoetgekomen zijn, geen objectieve, redelijke grond valt aan te wijzen. Deze overwegingen kunnen echter reeds vanwege de verjaring niet tot toewijzing van de vorderingen leiden.
De rechtbank realiseert zich terdege dat zij ook met de overwegingen over de ongelijke behandeling niet tegemoet komt aan de wens van eisers op een harde juridische erkenning.
De rechtbank ziet deze overwegingen dan ook niet als een substituut voor toewijzing dat door eisers in dankbaarheid zou moeten worden aanvaard.
De rechtbank meent echter dat over die ongelijke behandeling niet geheel kan worden gezwegen.
Nu komt de rechtbank toe aan een korte samenvatting van de in het schriftelijke vonnis opgenomen beslissingen. De tekst van het vonnis blijft uiteraard leidend.
In het vonnis krijgt de datum 1 juni 1956 een centrale plaats. Dit is de datum waarop het Nederlandse parlement het eerder genoemde Yoshida-Stikker-Protocol heeft goedgekeurd.
Dit protocol bevat aanvullende afspraken tussen ons Koninkrijk en Japan in het kader van het Vredesverdrag. De tekst van dit protocol laat er geen twijfel over bestaan dat
– behoudens de herstelbetalingen – Nederland overige claims op Japan opgeeft. Japan heeft verder in dat protocol toegezegd nog wel een extra betaling te doen aan de Nederlandse staat van tien miljoen dollar.
Genoemde datum 1 juni 1956 markeert het einde van de onderhandelingen in het kader van het Vredesverdrag. Vanaf dat moment waren een aantal zaken duidelijk. Duidelijk was dat de Nederlandse staat alle vorderingen op Japan, ook die van zijn burgers, had opgegeven. Ook was duidelijk dat de herstelbetalingen van Japan bij lange na niet voldoende waren om ook maar enigszins tegemoet te komen aan de oorlogsschade van deze burgers.
Vanaf die datum was ook duidelijk dat de financiële vergoedingen aan Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetter in negatieve zin uit de pas liepen ten opzichte van de vergoedingen aan slachtoffers van de Duitse bezetter. Het stond namelijk al vast dat de oorlogsschade van de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetter niet onder de werking van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden zou worden gebracht. Ook was de uitvoering van de zogenoemde Rehabilitatie-uitkering Indische Oorlogsslachtoffers afgerond die soberder van aard was dan de zojuist genoemde wet. Deze vergoedingen aan de slachtoffers van de Japanse bezetting zouden uit de pas blijven lopen als de Nederlandse staat niet tot nadere vergoeding aan deze slachtoffers zou overgaan. Andersoortige vergoedingen van de zijde van de Nederlandse staat waren echter niet in het vooruitzicht gesteld.
Tot slot was op 1 juni 1956 ook helder dat de Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetter niet hoefden te rekenen op betalingen van de zijde van Indonesië, welk land in ieder geval volgens de Nederlandse staat na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 een bepaalde verantwoordelijkheid droeg voor oorlogsschade ontstaan op haar territoir.
Eisers stellen in de kern genomen aan de kaak het niet volledig, althans niet op gelijke voet met slachtoffers van de Duitse bezetter vergoeden van hun oorlogsschade na het opgeven van hun vorderingsrechten op Japan. De rechtbank dateert de gestelde schadeveroorzakende gebeurtenis daarom op 1 juni 1956. Op dat moment was de meest wezenlijke schade die in deze procedure wordt gevorderd, de tijdens de Tweede Wereldoorlog geleden schade, ook al ontstaan.
Dit heeft twee gevolgen. In de eerste plaats zijn de geldende verjaringstermijnen van 5 en van 30 jaar op 1 juni 1956 gaan lopen. In de tweede plaats dient de vraag naar de onrechtmatigheid te worden beantwoord aan de hand van het Nederlandse recht en het Volkerenrecht zoals dat op die datum gold.
Om met dat laatste te beginnen:
Eisers stellen dat de Nederlandse staat hen onteigend heeft door hun vorderingen op Japan op te geven in het kader van het Vredesverdrag.
De dragende vooronderstelling die aan deze stelling ten grondslag ligt, luidt dat eisers ook werkelijk een vorderingsrecht op Japan hadden en dat dit enigszins kansrijk was. Met andere woorden: Eisers menen dat destijds een gerede kans bestond dat de Japanse rechter oorlogsschadevorderingen van Nederlandse slachtoffers op de Japanse staat zou honoreren, als Nederland die vorderingen niet zou hebben opgegeven.
De rechtbank moet echter de Staat gelijk geven dat medio 1956 en in ieder geval in de periode van een aantal decennia daarna, door oorlog getroffen burgers geen individueel vorderingsrecht hadden op de staat die hun oorlogsschade had veroorzaakt.
De rechtbank stelt na juridische analyse vast dat noch het Volkerenrecht, noch het nationale, Japanse recht een solide basis bood voor een dergelijk vorderingsrecht. De sinds de 18e eeuw ongewijzigde statenpraktijk dat oorlogsschade enkel wordt vergoed door betaling van een lumpsum van de ene aan de andere staat of door het instellen van een claimcommissie, was medio 1956 niet gewijzigd.
Ook het in deze procedure uitgebreid besproken artikel 3 van het in 1907 tot stand gekomen Landoorlogsverdrag heeft deze statenpraktijk niet doorbroken. Dit blijkt ook uit het nagenoeg ontbreken van rechtsgeleerde literatuur en gerechtelijke uitspraken tot medio 1956 en decennia daarna die op zo'n wijziging duiden. Dus kort gezegd: oorlogsschade werd tussen staten afgehandeld en niet middels gerechtelijke procedures tussen individuele burgers en staten.
Daarnaast kan de rechtbank er niet omheen dat in de jaren negentig van de vorige eeuw ook werkelijk gebleken is dat de Japanse rechter individuele vorderingen van slachtoffers van het Japanse oorlogsgeweld afwijst met een beroep op het volkerenrecht. Dit blijkt uit vonnissen van Japanse rechters in procedures van Nederlandse slachtoffers die werden bijgestaan door de Stichting. De Japanse rechters oordeelden dat noch op artikel 3 van het Landoorlogsverdrag, noch op het ongeschreven Volkerenrecht een individueel claimrecht kan worden gegrond. De omstandigheid dat in het kader van het Vredesverdrag individuele vorderingsrechten waren opgegeven, werd door de Japanse rechter slechts als een extra argument voor afwijzing gebruikt. Verder blijkt nog uit overwegingen in die vonnissen dat er geen tekenen zijn dat de opvatting van de Japanse rechter hierover binnen afzienbare tijd zal veranderen.
De rechtbank ontkomt er dan ook niet aan te concluderen dat destijds bij slachtoffers van de Japanse bezetter geen legitieme verwachting heeft kunnen bestaan dat zij een vorderingsrecht op Japan hadden, dat voor de Japanse rechter kon worden afgedwongen.
Er was dan ook geen sprake van eigendom dat onteigend heeft kunnen worden. Dat betekent dus ook dat geen sprake is van strijd met het door eisers in dit verband ingeroepen artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat eigendom destijds al beschermde.
Dat het medio 1956 ontbreken van een legitieme verwachting ten aanzien van een individueel vorderingsrecht niet slechts een oordeel achteraf is, blijkt bijvoorbeeld uit uitlatingen die toenmalig minister van Buitenlandse Zaken mr. Stikker deed tijdens ministerraadoverleg van begin jaren vijftig. Deze uitlatingen luidden dat moeilijk het bewijs zal kunnen worden geleverd, dat door het afstand doen van de vorderingen van eigen burgers schade wordt geleden en dat de individuele aanspraken op Japan niets zullen opleveren.
Dan over de verjaring:
De vorderingen van eisers zijn in 2020 ingesteld en dus ruim na het verstrijken van de verjaringstermijnen van 5 en van 30 jaar die op 1 juni 1956 begonnen te lopen.
Anders dan eisers betogen, heeft de Staat nimmer afstand gedaan van zijn recht een beroep te doen op verjaring in een zaak als deze. De vorderingen van eisers - de vorderingen van de eerste generatie en daarmee ook die van de tweede - zijn dan ook verjaard.
De rechtbank is vervolgens nagegaan of er voldoende zwaarwegende argumenten zijn aangevoerd om het beroep op verjaring onaanvaardbaar te achten. Daarbij geldt dat de Stichting deze kwestie kennelijk ook in het kader van de collectieve actie beslecht wenst te zien, waarin de rechtbank in dit speciale geval kan meegaan.
Die zwaarwegende argumenten zijn er naar het oordeel van de rechtbank niet.
De rechtbank is nagegaan of van eisers kon worden gevergd dat zij al tijdens de verjaringstermijnen een procedure als deze tegen de Staat hadden kunnen starten.
Dit is volgens de rechtbank het geval. De rechtbank kan er daarbij niet omheen dat reeds voor 1 juni 1956 tegen de Nederlandse staat werd geprocedeerd door Nederlanders die waren teruggekeerd uit Nederlands-Indië over inkomensschade geleden tijdens de Tweede Wereldoorlog. Deze procedures kregen aandacht in de media. Ook in de jaren zeventig is door teruggekeerde Nederlanders geprocedeerd tegen de Nederlandse staat. Hieruit blijkt dat de situatie van eisers anders is dan die van een aantal Indonesische partijen die vrij recent nog tegen de Nederlandse staat hebben geprocedeerd omdat een familielid eind jaren veertig onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse staat standrechtelijk is geëxecuteerd. In die zaken is het beroep op verjaring onaanvaardbaar geacht omdat voor deze Indonesiërs geldt dat zij vanwege culturele en fysieke afstand niet eerder toegang tot de Nederlandse rechter hadden. Dat is in het geval van de teruggekeerde slachtoffers van de Japanse bezetter dus gezien de procedures in de jaren vijftig en zeventig kennelijk niet het geval geweest.
Verder is nog aangevoerd dat niet van de slachtoffers van de Japanse bezetter kon worden gevergd eerder te procederen, omdat velen van hen de pijn en het trauma jarenlang hebben weggedrukt en aldus voor velen van hen jarenlang een psychische belemmering heeft bestaan om te procederen. Ondanks dat de rechtbank niet twijfelt aan de realiteit van dit verwerkingsproces, kan het niet gelden als een voldoende uitzonderlijke omstandigheid in verjaringsrechtelijke zin. Deze beslissing is in lijn met een recente beslissing in een zaak over een andere historische kwestie – de kwestie rond de afstandsmoeders - waarin ook een beroep op psychische belemmeringen is gedaan.
Tot slot kan niet worden gezegd dat de Staat geen enkel belang heeft bij zijn beroep op verjaring. Afgezien van het belang van de rechtszekerheid is een schadebegroting door het verstrijken van de jaren nog moeilijker geworden dan die in de jaren na de Tweede Wereldoorlog al zou zijn geweest. Met name de materiële schade geleden in Nederlands-Indië laat zich nu nog moeilijk vaststellen.
De rechtbank gaat nu in op de stellingen van eisers over de ongelijke behandeling.
Eisers stellen daarmee een beladen kwestie aan de orde. Heeft de Nederlandse staat bij het toekennen van tegemoetkomingen voor geleden oorlogsschade een ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt tussen de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetting enerzijds en de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting anderzijds?
De rechtbank heeft overigens de indruk gekregen dat de pijn van eisers veeleer zit in deze behandeling dan in de gestelde onteigening. De rechtbank meent dan ook, zoals eerder gezegd, dat zij hierover niet geheel zwijgen kan.
De rechtbank maakt vooraf nog wel de volgende kanttekening.
De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of, als de vorderingen niet al zouden moeten worden afgewezen vanwege verjaring, er dan wel ruimte voor de rechter zou hebben bestaan om een vordering op deze grondslag toe te wijzen. In dat geval rijst namelijk de vraag of de taakverdeling tussen wetgever en rechter niet aan toewijzing in de weg zou staan.
De vraag is namelijk of de compensatie van slachtoffers wel “feitelijk handelen" van de overheid betreft, zoals eisers betogen.
De gelijke behandeling zou volgens eisers namelijk moeten hebben bestaan uit bijvoorbeeld het ook op hen van toepassing verklaren van de Wet op de Materiële Oorlogsschaden of het tot stand brengen van een gelijkwaardige regeling. Het toewijzen van de vordering zou dan ook wellicht aan een aanvullend wetgevingsgebod hebben kunnen raken. Met het oog op de omstandigheid dat de vordering hoe dan ook juridisch verjaard is en partijen zich over deze specifieke kwestie niet hebben uitgelaten, zal de rechtbank deze kwestie echter laten rusten en in een overweging ten overvloede ingaan op de ongelijke behandeling.
De rechtbank moet, ook in overwegingen ten overvloede, ervoor waken niet hedendaagse normen te projecteren op het verleden als die destijds niet ook golden. Ook moet zij niet uit het oog verliezen de ontwrichte maatschappelijke en economische situatie waarin Nederland kort na de Tweede Wereldoorlog verkeerde en evenmin de lastige politieke keuzes die dat met zich bracht. Daarbij verdient wel opmerking dat de maatschappelijke en economische situatie op het in deze zaak relevante moment – 1 juni 1956 – niet één op één gelijk kan worden gesteld met die van direct na de oorlog. In zaken waarin overheidsoptreden wordt beoordeeld wordt verder rekening gehouden met de bijzondere positie die de Staat in het maatschappelijk verkeer inneemt en het belang dat de regering en het parlement voldoende ruimte wordt gelaten politieke keuzen te maken. Desalniettemin zal de rechtbank ook de uitzonderlijke aard van de materie en belangen – de vergoeding van schade ten gevolge van buitengewoon leed in een buitengewone situatie van oorlog – in ogenschouw nemen.
Medio 1956 was er nog geen direct werkende, internationaalrechtelijke bepaling van kracht die het respecteren van het gelijkheidsbeginsel aan staten voorschreef. Wel was de Staat al gebonden aan de ongeschreven normen die in het Nederlands maatschappelijk verkeer golden, waarvan het gelijkheidsbeginsel deel uitmaakte.
De eerste vraagt die rijst is of sprake is van gelijke gevallen en, zo ja, of sprake is van ongelijke behandeling van die gevallen. Als dit laatste zo is, is nog de vraag aan de orde of de ongelijke behandeling ongerechtvaardigd is. Een ongelijke behandeling is ongerechtvaardigd als daarvoor geen redelijke grond bestaat.
Geen geval is werkelijk identiek aan een ander. Voor het oordeel dat sprake is van gelijke gevallen is ook niet vereist dat de gevallen identiek zijn. De vraag is of de gevallen op relevante onderdelen gelijksoortig zijn. Het komt de rechtbank voor dat sprake is van twee groepen slachtoffers die in relevante opzichten gelijksoortig zijn. Beide groepen slachtoffers hebben dezelfde nationaliteit en zijn slachtoffers van extreem oorlogsgeweld dat in het kader van dezelfde wereldoorlog is uitgeoefend, (doorgaans) op het grondgebied van hetzelfde koninkrijk. Beide groepen hebben buitengewone schade geleden.
De rechtbank benadrukt met klem dat het bij de vraag naar de gelijksoortigheid niet nodig is om de mate van ernst van het leed van de groepen onderling te vergelijken.
Partijen hebben deze vergelijking dan ook niet gemaakt en de rechtbank zal dat ook niet doen. Buiten enige twijfel staat namelijk dat zowel het geweld dat door de Duitse bezetter, als het geweld dat door de Japanse bezetter is uitgeoefend de grens van de menselijke waardigheid onmiskenbaar en grof heeft overschreden. De vraag naar eventuele onderlinge verschillen in de mate waarin deze grens is overschreden is in het kader van een juridische groepsvergelijking niet meer van belang. De rechtbank merkt daarbij nog op dat ook binnen de twee te onderscheiden groepen de ernst van het ondergane leed verschilt.
Van belang is verder vast te stellen dat de Staat de ongelijke behandeling niet bestrijdt.
Van die ongelijke behandeling kan dan ook worden uitgegaan, ondanks dat de exacte omvang daarvan moeilijk valt vast te stellen. Niet ter discussie staat echter dat dat de teruggekeerde Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetter in relevant mindere mate aanspraak hebben kunnen maken op vergoeding van oorlogsschade in vergelijking met de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetter. Het betreft dan in ieder geval de schade veroorzaakt door het verlies van huis en haard en financiële tegoeden.
De rechtbank benadrukt daarbij dat niet uit het oog moet worden verloren dat ook de Nederlandse slachtoffers van de Duitse bezetter allerminst volledig of nagenoeg volledig zijn gecompenseerd. De ontzagwekkende omvang van de totale oorlogsschade en de beperkte financiële middelen van de Staat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog stonden daaraan in de weg. Ook om die reden zou toewijzing van de vorderingen voor zover zij zijn toegespitst op volledige schadevergoeding niet aan de orde zijn geweest.
De Staat heeft een viertal, hierna te bespreken, omstandigheden genoemd die in het verleden namens de Staat zijn aangevoerd om de ongelijke behandeling te rechtvaardigen.
Deze omstandigheden zijn echter niet overtuigend. Bedoelde omstandigheden kunnen het onderscheid niet rechtvaardigen, waardoor geen redelijke grond voor het onderscheid bestaat. Dit geldt ook als de sociale, politieke en economische situatie van medio 1956 in ogenschouw worden genomen.
In de eerste plaats kan geen rechtvaardiging gevonden worden in het verschil in omvang en karakter van de betalingsregelingen die de Nederlandse Staat met Duitsland, respectievelijk Japan heeft getroffen. Deze omstandigheid suggereert een direct verband tussen de van genoemde landen ontvangen bedragen en de aan de verschillende groepen slachtoffers uitgekeerde bedragen. Nu vaststaat dat onder de Wet op de Materiële Oorlogsschaden vanaf 1950 in totaal ongeveer 6,3 miljard gulden is uitgekeerd aan slachtoffers van de Duitse bezetter en pas in 1960 280 miljoen Duitse Mark van Duitsland aan herstelbetalingen is ontvangen, is wel duidelijk dat bedoeld direct verband niet bestaat. De Nederlandse staat moet deze vergoedingen voor het overgrote deel voor eigen rekening hebben genomen.
Ten tweede heeft de Staat zich er tot medio jaren tachtig ter rechtvaardiging van het onderscheid op beroepen dat Indonesië verantwoordelijk was voor de compensatie van de Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting. Deze verplichting zou ten gevolge van de soevereiniteitsoverdracht in 1949 op Indonesië zijn overgegaan.
Nederland zou die verantwoordelijkheid in ieder geval niet hebben vanwege het zogenaamde territorialiteitsbeginsel op grond waarvan een staat alleen verantwoordelijk is voor de schade die op zijn eigen grondgebied is geleden.
Dit argument overtuigt in de eerste plaats niet omdat – uiteraard volstrekt terecht – de Wet op de Materiële Oorlogsschaden al snel van toepassing werd verklaard op Nederlandse slachtoffers die in Duitsland, en dus buiten het grondgebied van Nederland, in een concentratiekamp hadden verbleven. Het standpunt van Nederland dat Indonesië verantwoordelijk was en uiteindelijk draagplichtig, had dus niet in de weg hoeven staan aan het in min of meer gelijke mate compenseren van (een deel van) bedoelde groep teruggekeerde Nederlandse slachtoffers. In plaatst daarvan zijn deze slachtoffers lange tijd tegen beter weten in verwezen naar Indonesië. In 1953 was namelijk al duidelijk dat van Indonesië geen betalingen meer hoefden te worden verwacht.
Ten derde heeft de Nederlandse regering zich er kort voor de soevereiniteitsoverdracht aan Indonesië, die in 1949 plaatsvond, op beroepen dat als zij alleen een compensatieregeling zou treffen voor getroffen Nederlanders uit Nederlands-Indië, zij het gelijkheidsbeginsel zou schenden. Dat zou namelijk niet eerlijk zijn voor de getroffen niet-Nederlanders aldaar.
Dit, destijds door de regering wellicht wat opportunistisch gebruikte argument, is kennelijk na de soevereiniteitsoverdracht niet meer aangevoerd ter rechtvaardiging. Het had haar geldigheid medio 1956 volgens de regering kennelijk ook al verloren. Nadat gebleken was dat van de Indonesische regering wat betreft compensatie van Nederlandse slachtoffers niets meer te verwachten viel, had de Nederlandse Staat immers in 1954 de uitvoering van de zogenoemde Oorlogsongevallenregeling van Indonesië overgenomen. Deze overname gold echter slechts voor de slachtoffers met de Nederlandse nationaliteit. Daaruit blijkt dat de Staat er zelf geen beletsel meer in zag om in het kader van compensatie het onderscheid tussen Nederlanders en niet-Nederlanders te maken. Dit neemt niet weg dat het maken van dit onderscheid op haar beurt ook weer zeer pijnlijk is. De rechtbank heeft ook oog voor dit spanningsveld.
Dan komt de rechtbank aan de vierde en laatste omstandigheid die ter rechtvaardiging is aangedragen. Kort na de oorlog, toen al tevergeefs in het parlement werd betoogd dat de Wet op de Materiële Oorlogsschaden moest worden uitgebreid naar Nederlanders die onder de Japanse bezetting hadden geleden, is door minister Lieftinck betoogd dat de schade geleden in Indonesië niet “enquêteerbaar" zou zijn. Met 'enquêteerbaar' werd kennelijk bedoeld dat de schade aldaar geleden zich moeilijk zal laten vaststellen. Redelijkerwijs valt echter niet in te zien waarom dit mogelijke praktische probleem dat zich in een aantal gevallen van schadebegroting zou hebben voorgedaan, tot uitsluiting op voorhand van de hele groep Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting heeft moeten leiden.
De rechtbank komt tot een afronding met betrekking tot de overweging ten overvloede over de ongelijke behandeling.
De Staat heeft wat betreft de tegemoetkoming in de oorlogsschade van de slachtoffers van de Duitse bezetting enerzijds en de Nederlandse slachtoffers van de Japanse bezetting anderzijds een onderscheid gemaakt dat ongunstig is uitgevallen voor laatstgenoemde groep slachtoffers. De rechtbank overweegt dat daarvoor geen objectieve, redelijke rechtvaardiging valt aan te wijzen.
De rechtbank wil er ten slotte echter niet volledig aan voorbij gaan dat in de afgelopen decennia van staatswege, onder erkenning van de kilte die de teruggekeerde slachtoffers van de Japanse bezetter ten deel is gevallen, regelingen zijn getroffen met het oogmerk de gevolgen van deze ongelijkheid enigszins te verzachten.
De rechtbank komt al met al tot het volgende eindoordeel:
De rechtbank wijst de vorderingen af omdat deze verjaard zijn.
De rechtbank ziet desalniettemin, gezien de bijzondere aard van de procedure, gronden om een proceskostenveroordeling van eisers achterwege te laten. Partijen zullen hun eigen proceskosten dragen.
Dit was de mondelinge uitspraak.
Het complete vonnis is gepubliceerd en te vinden op het ECLI nummer.
Op Roland Garros is de onderste helft van het speelschema in het vrouwenenkelspeltoernooi al vroegtijdig stevig uitgedund, waardoor er nog maar twee top-20-speelsters in de kwartfinales stonden. Dat leverde wel twee nieuwe halvefinalisten op wat Grand Slam-toernooien betreft.
De als achttiende geplaatste Amerikaanse Coco Gauff nam het op tegen haar landgenote Sloane Stephens, de verliezend finaliste van 2018. In de eerste set was dat nog wat lastig voor de 18-jarige Gauff, maar in de tweede set walste ze over haar meer ervaren landgenote heen: 7-5, 6-2.
In haar eerste halve finale speelt Gauff tegen de Italiaanse Martina Trevisan, die het ook voor het eerst zo ver schopt. Trevisan begon erg sterk tegen Leylah Fernandez, maar de als zeventiende geplaatste Canadese werkte zich knap terug in de wedstrijd. Toch nam Trevisan het heft in set drie weer in handen en dat leverde de winst op: 6-2, 6-7 (3), 6-3.
Op Roland Garros zijn de eerste twee kwartfinales bij de mannen afgewerkt. Vier van de zes hoogstgeplaatste spelers op de ranglijst kwamen daar in actie, de bovenste helft van het speelschema was nog geen enkele echte topper kwijtgeraakt.
De als derde geplaatste Duitser Alexander Zverev nam het eerst op tegen Carlos Alcaraz. De Spaanse tiener, als zesde geplaatst en één van de favorieten voor de eindzege, moest de eerste twee sets afstaan, alvorens zich terug te knokken. In een spannende vierde set was de Duitser echter te sterk en dus staat hij, net als vorig jaar, in de halve finales: 6-4, 6-4, 4-6, 7-6 (7).
De grote publiekstrekker was uiteraard de zoveelste ontmoeting tussen Novak Djokovic en Rafael Nadal, de nummers één en vijf van de plaatsingslijst. Nadal stoomde aanvankelijk over Djokovic heen, maar de Serviër kende één set lang een opleving in een strijd waarin het zo nu en dan bijzonder lang duurde om een game af te ronden.
In de derde set was Nadal toch weer een klasse apart en nadat Djokovic in de vierde set kansen weggooide om er een beslissende vijfde set uit te trekken, sloeg Nadal toe: 6-2, 4-6, 6-2, 7-6 (4).
Nog één tournee, dan is het gedaan met De Dijk. Zanger en frontman Huub van der Lubbe laat via de Volkskrant weten dat hij stopt bij de Amsterdamse band, bekend van hits als Groot hart, Mag het licht uit en Als ze er niet is. Door het vertrek Van van der Lubbe stopt ook de rest van De Dijk ermee. Van der Lubbe (69) geeft aan dat hij na zijn laatste tournee met de band, die tot december duurt, andere dingen wil gaan doen, zo schrijft AT5.
"Het leven met De Dijk, hoe prachtig ook: ik ken het", zegt Van der Lubbe in De Volkskrant. "Het biedt niet meer de verrassing waarvoor ik ooit in de muziek ging. En ik voel er niet zoveel voor om in herhaling te vallen. De jongens zien dat anders. Die zeggen: wat is er mis met gewoon blijven doen waar we goed in zijn? En dat snap ik. Eén kant van mij zegt ook dat we tot de laatste snik moeten doorgaan. Maar ja, ik ben 69. Je hebt geen zeven levens, je hebt er niet eens twee."
Ook de gehoorproblemen van Van der Lubbe zijn voor hem reden om ermee te stoppen. De zanger heeft al jaren last van tinnitus (oorsuizen). "Al heel lang prop ik voor we opgaan twee Ohropax in ieder oor en sta ik eigenlijk tegen de klippen op te zingen. Ik hoor net de toonhoogte en het ritme. Dat lukt best, ik kan er goed mee omgaan. Toch lig ik vaak ’s nachts in bed te denken: oooh, ik geloof dat het weer erger is geworden. Dat is een kwelling die ik niet meer wil."
De 29-jarige Linda van Dijk uit de Krim schittert in de nieuwste wervingscampagne van NS. Ze zingt het nummer ‘Wie had dat ooit gedacht’, dat gaat over het afwisselende werk op de trein. Met de commercial wil NS mensen enthousiasmeren voor het beroep machinist of conducteur.
Linda van Dijk vertelt: “De reclame toont in minder dan een minuut hoe het werk van een conducteur en een machinist eruitziet. Het ene moment is het rustig, het andere moment druk. We komen langs allemaal verschillende plaatsen, van kleine dorpjes tot grote steden en geen één reiziger is hetzelfde. Juist dat contrast maakt ons werk zo veelzijdig en nooit saai. De wisselende omgeving, werktijden, collega’s en reizigers geven een gevoel van vrijheid.”
500 opleidingsplekken
NS is dringend op zoek naar conducteurs en machinisten. Mascha van der Heijden, directeur recruitment bij NS: “We bieden dit jaar ruim 500 opleidingsplekken tot conducteur of machinist, waarbij je al volledig salaris ontvangt. Op dit moment is bijna de helft van deze plekken gevuld. Er liggen dus nog volop kansen.”
Van muzikant naar conducteur
Linda van Dijk werkt vier jaar als conducteur. Ook haar ouders werken allebei voor NS, haar vader als machinist en haar moeder als teammanager veiligheid & service. Voordat Linda van Dijk bij NS kwam werken volgde ze een opleiding tot muzikant. Helaas moest ze vanwege gezondheidsredenen stoppen met haar studie. Linda van Dijk: “In het liedje zing ik wie had dat ooit gedacht, ik had het niet verwacht... Eigenlijk wilde ik de muziek in, maar helaas kon dat niet meer. Toen wezen mijn ouders mij op de mogelijkheden bij NS. Nu komt alles mooi samen, mijn liefde voor muziek én de trein.”
Muziek en NS
De campagne is ontwikkeld door het reclamebureau TBWANEBOKO. Net zoals in de vorige campagnes staat muziek centraal. Dit keer neemt niet een artiest achter de stationspiano plaats, maar onze eigen collega. Met haar hulp heeft muziekpartner MassiveMusic het nummer geschreven. “Ik hoop in een korte tijd een inkijkje te geven in een werkdag van mij en mijn collega’s. Extra leuk en bijzonder om dit zingend te mogen doen", vertelt Linda van Dijk. De reclame is vanaf vandaag op televisie en online te zien.
De leiding van de politie Oost-Nederland heeft een leidinggevende uit de eenheid ontslagen vanwege ernstig plichtsverzuim. Uit een intern onderzoek bleek dat de man een relatie heeft onderhouden met een kwetsbare medewerkster voor wie hij verantwoordelijk was.
Toen er signalen binnenkwamen over mogelijk ongewenst gedrag, startte het team VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten) van de politie in juni 2021 een disciplinair onderzoek. De leidinggevende werd buiten functie gesteld. Uit het onderzoek bleek dat er sprake was van een relatie met een kwetsbare medewerkster van wie de personeelszorg aan hem was toevertrouwd. Michel de Roos van de Eenheidsleiding in Oost-Nederland daarover: “Een leidinggevende heeft een voorbeeldfunctie en heeft een gezagsverhouding met mensen aan wie hij leiding geeft. Hij is verantwoordelijk voor een vertrouwde werkomgeving. Het gedrag dat we hebben geconstateerd doet daar op grove wijze afbreuk aan. Vandaar het besluit om hem te ontslaan.” Ook wordt de leidinggevende verweten dat hij niet transparant is geweest over wat er speelde, terwijl de politie dit juist van leidinggevenden verwacht om te voorkomen dat zij in een kwetsbare positie terechtkomen en er onrust ontstaat op de werkvloer.
“Het is belangrijk dat voor iedereen binnen de politieorganisatie duidelijk is waar onze grens ligt met betrekking tot omgangsvormen en dat gedrag dat over die grens gaat consequenties heeft.”
Veilige en vertrouwde werkomgeving
De politieorganisatie pakt grensoverschrijdend(e) omgangsvormen en gedrag structureel aan, ongeacht of het om medewerkers of leidinggevenden gaat. "Medewerkers mogen er op rekenen dat we er alles aan doen om te zorgen dat ze hun werk in een veilige en vertrouwde omgeving kunnen uitvoeren. Tegelijk is het belangrijk dat voor iedereen binnen de politieorganisatie duidelijk is waar onze grens ligt met betrekking tot omgangsvormen en dat gedrag dat over die grens gaat consequenties heeft", aldus Michel de Roos
Hallo daar!
Dat liep allemaal nét even wat anders dan we gedacht hadden, en ik geef toe dat is de laatste tijd wel vaker gebeurd. Is er tovenarij aan het werk? Welnee, hoe bedenk je het!
Als eerste trok er vanochtend een gebied met bewolking en wat lichte regen over de oostelijke helft. Dit zou de rest van de dag van behoorlijke invloed worden.
Verder was er een vrij nadrukkelijke zeewind aanwezig en ook dit was zeker een factor die van invloed was.
Maar wat eigenlijk nog belangrijker is geworden is de hoeveelheid energie die beschikbaar is voor het ontstaan van felle buien. Deze was gewoon lager dan de modellen aangaven. Dit heeft mede te maken met de eerste twee factoren die ik noemde. Daardoor had de temperatuur hoger moeten uitvallen. Over het algemeen kwamen de maxima wél uit op de waarden die we verwacht hadden, maar het was dus door die factoren gewoon niet voldoende.
Buien waren er echter wel degelijk. Over het algemeen waren dit wel korte buiencellen. In een strook over Noord-Holland ontstonden de buien met name op een zeewindfront. Op de foto's van collega DJMO en mij kun je duidelijk zien wat er mis gegaan is. Daarop kun je duidelijk zien dat er geen goed ontwikkelende Cumulonimbus te zien is. Het is wel willen, maar gewoon niet kunnen. (De hoogspanningsmasten even wegdenken. )
Het kwam echter wel tot onweer, maar al vrij snel doofde de buien weer uit. Elders in het land kwamen er ook wat buien voor, met ook daar wat onweer. Ook voor deze buien was het nauwelijks opboksen tegen de tegengestelde krachten van de natuur.
Derhalve zijn er niet echt schokkende hoeveelheden regen gevallen. Méér dan een mm of 6 ben ik nog niet tegen gekomen.
Toen de buien daarna naar het noorden trokken, zag je duidelijk dat de atmosfeer duidelijk stabieler aan het worden was. Voor vanavond was er dus een buienlijn voorzien die mogelijk pittig kon zijn. Dit feestje gaat dus niet door uiteraard.
Op het moment van schrijven is het vrij bewolkt en ik zie niets dat er op wijst dat er nog wat spannends gaat gebeuren. Ook de radarbeelden spreken voor zich. Ik zie nu wel wat activiteit boven Belgie, maar ik denk dat die alleen het zuidoosten nog gaan bereiken. In de rest van het land verwacht ik op een beetje regen na, eigenlijk weinig bijzonders meer.
Vannacht en morgen blijft er wel een kans op een bui en onweer is daarbij nog wel mogelijk, maar dan met name in de noordelijke provincies. In het zuiden pakken de buien hun biezen.
Vandaag zijn er nog steeds buien mogelijk in het noorden en misschien ook oosten. In het zuiden en westen is de kans op een bui tamelijk klein. Ook onweer is nog steeds niet uitgesloten.
De temperaturen zijn laag. Méér dan 14 tot 18 graden zal het niet worden. Veel wind staat er echter niet. Alleen aan zee staat er een noordwestelijke wind.
Tot ziens!
Wel willen, maar niet kunnen om een mooie bui te worden. Het is er wel eentje, maar er zijn mooiere. (Foto: DJMO)
Hier wat dichterbij. Deze bui had zeker de potentie voor wat moois, er kwam ook een duidelijke neerslagkern, maar een half uurtje later... foetsie! (Foto: Stephan5)
Jouw foto of filmpje bij het weerbericht? Mail hem naar weer@fok.nl onder vermelding van je username en waar je de foto (ongeveer) hebt gemaakt. Dan kom je 'm vanzelf tegen!
Een man is dinsdag in het ziekenhuis overleden nadat hij die middag voor de politie op de vlucht was geslagen bij een woning op De Heugden in Heerlen.
Een arrestatieteam van de politie was bij het pand aanwezig in het kader van een lopend onderzoek. De man sloeg op de vlucht toen hij de leden van het arrestatieteam opmerkte. Hij viel of sprong van drie etages hoog naar beneden op de grond en werd vervolgens meegenomen naar het ziekenhuis. Daar overleed hij enige tijd later.
De politie zag de man als verdachte in het onderzoek. In belang van dat onderzoek kan op dit moment er niets over worden gedeeld.
In 2021 was 18 procent van de 12- tot 25-jarigen psychisch ongezond. In 2019 en 2020 was dit nog 11 procent. Vooral vrouwen en jongvolwassenen hadden in 2021 vaker te maken met psychische klachten dan daarvoor. Jongeren voelden zich onder andere vaker neerslachtig en somber. Dit blijkt uit de Gezondheidsenquête van het CBS, een onderzoek waarin mensen vragen beantwoorden over onder meer het psychisch welbevinden.
Psychische gezondheid is hier bepaald aan de hand van antwoorden op de vijf vragen uit de Mental Health Inventory-5 (MHI-5). Psychische gezondheid werd gemeten door jongeren vijf vragen te stellen over hun gemoedstoestand in de 4 weken voorafgaand aan de enquête, waaronder “Voelde je je neerslachtig en somber?” en “Zat jij zo erg in de put dat niets je kon opvrolijken?” Daar konden ze zes antwoorden op geven, variërend van “nooit” tot “voortdurend”. Gebaseerd op de antwoorden is een score tussen 0 (zeer ongezond) en 100 (perfect gezond) berekend. Jongeren met een score onder de 60 zijn aangemerkt als psychisch ongezond.
Uit eerder onderzoek bleek al dat de mentale gezondheid van jongeren verslechterde vanaf het laatste kwartaal van 2020 en verder doorzette in de eerste twee kwartalen van 2021. Deze verslechtering vond plaats in een periode waarin Nederland door de aanhoudende pandemie opnieuw te maken had met diverse coronamaatregelen, zoals schoolsluitingen en lockdowns.
Vooral jonge vrouwen vaker psychisch ongezond dan twee jaar eerder
Bij jonge vrouwen (12 tot 25 jaar) is de psychische gezondheid het meest verslechterd. Waar in 2019 ongeveer 14 procent een MHI-5-uitkomst van minder dan 60 had, was dat 24 procent in 2021. Maar ook meer jonge mannen kregen te maken met een slechtere mentale gezondheid. De achteruitgang in mentale gezondheid onder jongeren was zowel bij tieners (12- tot 18-jarigen) als bij jongvolwassenen (18- tot 25-jarigen) te zien. In alle jaren kwam een slechtere mentale gezondheid meer voor bij jonge vrouwen dan bij jonge mannen en meer bij 18- tot 25-jarigen dan bij 12- tot 18-jarigen.
Bijna helft jongeren ervoer negatieve invloed van coronacrisis
Of er een directe relatie is tussen corona en mentale gezondheid kan op basis van de gegevens niet worden vastgesteld. Wel is uit ander onderzoek van het CBS gebleken dat 47 procent van de jongeren vindt dat de coronacrisis hun leven in het algemeen (heel) negatief beïnvloed heeft. Voor een iets kleiner deel (43 procent) had de crisis zowel een negatieve als positieve invloed. Jongvolwassenen (18 tot 25 jaar) zeiden met 53 procent vaker dan tieners (38 procent) dat de coronacrisis hun leven (heel) negatief beïnvloed heeft.
Jongeren voelen zich vaker neerslachtig en somber
Bij de vijf deelitems van de Mental Health Inventory-5, waarmee de psychische gezondheid hier in kaart is gebracht, staan een aantal veranderingen ten opzichte van 2019. In 2021 gaven jongeren vaker aan zich in de afgelopen vier weken vaak, meestal of voortdurend neerslachtig en somber te voelen. Ook in de put zitten, zich ongelukkig voelen en zich onrustig voelen werden meer gerapporteerd. Het percentage jongeren dat aangaf vaak, meestal of voortdurend zenuwachtig te zijn veranderde niet.
Heb jij advies of hulp nodig?
Dan kun je bellen met de Kindertelefoon: 0800-0432 (als je 18 jaar of jonger bent)
of de Alles oke? Supportlijn: 0800-0450 (als je tussen de 18 en 25 jaar bent)