Big Badaboem!

Big Badaboem!

Daar sta ik dan, midden op de N201, tussen het glas, te wachten. In het rode autootje voor me, zit de bestuurster te huilen en continue te bellen. Ze praat niet tegen me, het enige wat ze zei is dat ze geen pijn had en dat een ambulance niet nodig was. Ondertussen zijn er twee mannen van de vrijwillige brandweer gestopt en die lopen zeer interessant om de auto's heen. En daar sta ik, te wachten, op de politie.

Het was allemaal voorspelbaar, je zag het aankomen, één moment van berusting: dat gaat boem doen.
Grote vierbaans doorgaande weg, waar je 80 mag rijden. We rijden rond de 60 kilometer per uur, ik rij achter een bestelbusje met geblindeerde ramen, hij geeft gas en schiet opeens naar rechts, ik kijk op en daar staat een lange rij auto's; stil. Twee gedachten, stuur omgooien en remmen! Rem vol in trappen, stuur omgooien, maar het heeft geen zin. Er ligt één centimeter water, door het remmen heeft sturen geen zin meer en het kleine rode Peugotje komt steeds dichterbij. Eén, twee, drie, boem!

Ik open mijn ogen, zet de motor af, maak de riem los en ren de auto uit. De auto voor mij heb ik hard geraakt, erg hard. De dame in kwestie zit te huilen en reageert nergens op. Ik ren terug naar mijn auto en bel 112. Doorverbinden, politie erbij en wachten maar. Weer terug naar de auto die ik heb aangereden, nog steeds geen contact of communicatie mogelijk, ze weet me alleen duidelijk te maken dat een ambulance niet nodig is.

Ondertussen is de weg afgezet, de politie ter plaatse, een ambulance onderweg en de twee vrijwillige brandweerlieden druk in de weer rond de auto's. Het enige dat ik kan doen is wachten. De deurtjes zitten dicht, alles loopt zoals het hoort en ik sla gade. Als één van de brandweerdodo's naast me komt staan, is opzij kijken teveel moeite. "Wat voel je je op zo'n moment alleen hé?" Verbaasd kijk ik hem aan. "Nou, dat ben ik wel gewend, dat is niet nieuw in mijn leven." Wat geschrokken kijkt hij me aan. "Gewend? Oh, nou, maar toch alleen zo tussen al die vreemde mensen!" Ik haal mijn schouders op; "we worden alleen geboren en gaan alleen dood." Hij draait zich om en loopt weg, van binnen gniffel ik.

De ambulance arriveert, er wordt met de bestuurster van de andere auto gesproken. Tot mijn verbazing krijgt ze een nekband om, wordt op een speciale plank gelegd en begint ze onbedaarlijk te huilen. Er is niets wat ik kan doen. Ondertussen staat de politie naast me. Dat ik wel erg geschrokken moest zijn, dat dit alleen voorzorgsmaatregelen waren, of ik in staat was om het één en ander te vertellen. "U bent wel erg rustig, te rustig." Ik kijk de vriendelijke meneer aan, glimlach en haal mijn schouders op. "Bent u in shock?" Toen moest ik heel even diep adem halen, zodat ik niet al te agressief over zou komen. "Nee meneer, ik ben niet in shock, wat wilt u weten en schiet een beetje op." Hij was niet blij.

"Heeft u ergens last van?" Ik lach. "Heeft u even de tijd?" De ambulance broeder kan het niet waarderen. "Heeft u last van uw nek?" Mijn lach wordt breder. "Anders dan normaal bedoelt u?" Alweer geen respons. "Mocht u nog ergens last van krijgen, ga dan naar uw huisarts." Ik knik en hij loopt weg. Misschien moet ik toch meer aan mijn sociale vaardigheden werken.

En dat was het. Mijn lieve oude barrel wordt aan de takelwagen gehangen, glas is opgeruimd, 'het slachtoffer' is onderweg naar het VU ziekenhuis en ik rook rustig een peuk. De politie staat naast me, de vrijwillige brandweerlieden heb ik net een hand gegeven en nu krijg ik een kaartje van het sleepbedrijf. Morgen kan ik bellen. Mijn sigaret is op, de auto's zijn weg. De politie is de wegafzetting aan het weghalen, en ik zit achter in de auto bij mijn ouders.

"Fuck! Ik heb geen auto meer ..."

Dit stuk is opgedragen aan mijn Diarree Brons Metallic barrel. Opel Kadett(illac), auto van het jaar 1985.


RIP .