Voorjaarsnota schiet totaal niet op; kabinet vandaag verder
De jaarlijkse voorjaarsnota, die gewoonlijk een tussentijdse update van de rijksbegroting biedt, is uitgelopen op een ingewikkelde en moeizame onderhandelingsronde tussen de vier coalitiepartijen PVV, VVD, NSC en BBB en het extraparlementaire kabinet van premier Dick Schoof. Waar normaal gesproken de minister van Financiën zijn nota opstelt en vervolgens draagvlak zoekt in de Tweede Kamer, lopen dit jaar de spanningen hoog op en zijn de gebruikelijke procedures op de achtergrond geraakt. Inmiddels wordt de coalitie, die in een week tijd amper een stap verder lijkt te zijn gekomen, achtervolgd door strakke deadlines. De uitkomst is daarmee hoogst onzeker.
Een ongewone situatie
Het is niet gebruikelijk dat er al ruim voor het verschijnen van de voorjaarsnota dagenlang intensief wordt onderhandeld met partijleiders in één ruimte. Toch is dat precies wat er de afgelopen week gebeurde op het ministerie van Financiën, onder leiding van minister Eelco Heinen (VVD). De reden: grote onenigheid over hoeveel financiële ruimte er eigenlijk beschikbaar is. Waar bij traditionele formaties eerst de regering met een voorstel komt en de Tweede Kamer daar vervolgens over onderhandelt, wordt in deze extraparlementaire constellatie een groot deel van het politieke gevecht in de aanloop naar de nota uitgevochten.
Oud-VVD-Kamerlid en bankier Jan Middendorp merkte in het radioprogramma De Nieuws BV eufemistisch op dat deze werkwijze ‘voor de Nederlandse traditie van begroten echt heel nieuw en ook bijzonder’ is. Normaal gesproken zou men vooral discussiëren over de verdeling van beschikbare middelen, maar nu woedt er een hevige strijd over de vraag hoeveel middelen er überhaupt zijn. Minister Heinen, die volgens Middendorp terecht een langetermijnvisie hanteert en zich baseert op cijfers van onder meer het Centraal Planbureau, moet zijn financiële degelijkheid zien te verdedigen tegenover coalitiepartners die van mening zijn dat Nederland zich te zuinig opstelt.
Begrotingsruimte ter discussie
Centraal in de discussie staat de vraag of de meevallers, ontstaan door hogere belastingopbrengsten bij economische voorspoed, vrij inzetbaar zijn voor nieuwe uitgaven of dat ze, zoals gebruikelijk, moeten worden gebruikt om de staatsschuld af te lossen. Minister Heinen houdt vast aan de afspraak uit het hoofdlijnenakkoord dat traditioneel begrotingsbeleid wordt gevolgd. Dat betekent dat meevallers buiten de directe politieke verdeling blijven en automatisch naar schuldreductie gaan. Deze vaste systematiek wordt door PVV, BBB en NSC ter discussie gesteld. Zij stellen dat de staatsschuld met zo’n 40 à 45 procent van het nationaal inkomen relatief laag is en dat er nu juist ruimte is om te investeren of burgers te ontzien.
BBB heeft de suggestie geopperd om de staatsschuld te laten oplopen tot 50 procent. Daarmee komt er volgens die partij ongeveer 70 miljard euro vrij die kan worden gebruikt voor grootschalige projecten, zoals de Lelylijn of de Nedersaksenlijn. Door nu te investeren, zo stelt BBB, versterk je Nederland economisch en ‘benadeel je toekomstige generaties niet’. Met andere woorden, niet investeren zou juist óók een vorm van bezuinigen zijn. Pieter Omtzigt, hoewel niet de formele fractievoorzitter in de Kamer, maar wel geestelijk leider van de partij, gooit het over een andere boeg: het kabinet zou te voorzichtig begroten. Hij ziet aan alle kanten ruimte in de cijfers, bijvoorbeeld door lagere begrotingstekorten dan in eerdere ramingen werd aangenomen.
Strakke deadlines en lange nachten
Ondertussen tikt de klok onverbiddelijk door. Premier Schoof had aanvankelijk de datum van 11 april voor ogen als moment om de voorjaarsnota grotendeels af te ronden. Dit bleek te ambitieus. Sterker nog: de partijen hebben tot op heden geen enkele grote knoop doorgehakt. “Er is nog geen bal gebeurd,” zo liet een coalitiebron zich eerder in de week ontvallen. De onderhandelende politici zijn soms al rond 15.00 uur weer naar huis gegaan, een teken dat men vooral nog op zoek is naar overeenstemming over het basale kader, voordat er echt over concrete maatregelen kan worden gepraat.
Toch kan de regering niet veel langer talmen. De komende week staat er een ingrijpende onderhandelingsmarathon op de planning. Hoewel er normaal gesproken een zekere terughoudendheid bestaat om op zondag te vergaderen, schuiven de partijleiders en minister Heinen op vandaag opnieuw om 9.00 uur aan. De ultieme deadline is 1 mei, wanneer de Europese Commissie de wijzigingen in de Nederlandse begroting wil ontvangen. Daarvoor moet de Raad van State een advies kunnen schrijven en het Centraal Planbureau de plannen doorrekenen, waardoor er in de praktijk nog maar heel weinig speling overblijft. Bovendien valt Goede Vrijdag op 18 april, een dag waarop de ministerraad normaliter niet of beperkt bijeenkomt. De nieuwe deadline is daarom op aanstaande woensdag gezet, maar het is zeer de vraag of die wél haalbaar zal blijken.
Dure verlangens
Wanneer de onderhandelingen eenmaal over de vraag ‘hoeveel geld is er?’ heen zijn, volgt direct de volgende hobbel: waar gaat dat geld dan naartoe? De verlangens van de partijen zijn niet mals. De PVV wil miljarden investeren in de koopkracht van burgers, met voorstellen als een lagere btw op boodschappen, een lagere energiebelasting en zelfs lagere huren. De BBB ziet een kans om eindelijk door te pakken in het stikstofdossier en wil geld vrijmaken om landbouwers uit te kopen of elders tegemoet te komen, zodat er lucht komt in de vastgelopen stikstofdiscussie zonder dat dat ten koste gaat van de inkomsten van veebedrijven.
De VVD houdt vast aan haar prioriteiten: extra geld voor Defensie en een verlaging van de lasten voor energie-intensieve bedrijven, zodat de concurrentiepositie van de Nederlandse industrie in de toekomst behouden blijft. Daar komt nog bij dat verschillende departementen aankloppen bij Financiën. Minister Marjolein Faber (PVV, Asiel) heeft ruim 900 miljoen euro extra nodig om de instroom van asielzoekers te kunnen opvangen. Eerder had zij voor de komende jaren een meevaller van 3,5 miljard euro ingeboekt, omdat zij verwachtte dat er fors minder asielzoekers zouden komen, maar die inschatting is inmiddels, zoals verwacht, door de realiteit achterhaald. Ook minister Femke Wiersma (BBB, Landbouw) heeft extra financiële armslag nodig om haar stikstofmaatregelen te kunnen aanscherpen.
Onrust in de coalitie
De spanningen rond de onderhandelingen worden versterkt door oplopende irritaties in het kabinet zelf. Minister Heinen en premier Schoof kregen eerder kritiek vanuit NSC, BBB en PVV, omdat ze ineens 3,5 miljard euro extra vrijmaakten voor steun aan Oekraïne, zonder dat daar de gebruikelijke interdepartementale discussie over plaatsvond. Waar Heinen normaalgesproken geldt als de hoeder van de schatkist en zich zuinig opstelt, bleek hij nu ineens wel over aanzienlijke middelen te beschikken. Dat zette kwaad bloed bij zijn coalitiepartners, die juist moeite hebben om hun budgettaire wensen gehonoreerd te krijgen. Het voedt de argwaan dat Heinen geld achter de hand houdt of met dubbele standaarden werkt.
Dat deze politiek-gevoelige onderwerpen juist nu opspelen, komt mede door het extraparlementaire karakter van de coalitie. Anders dan bij een meerderheidskabinet met een vaste regeerakkoord, moet er voortdurend consensus worden gezocht onder partijen die zich in de Kamer en in de samenleving willen blijven profileren. De PVV bijvoorbeeld toont zich fel in het roepen om ‘lagere huren, goedkopere boodschappen, lagere energierekening, goedkopere benzine en nog veel meer’, aldus Geert Wilders in een recent bericht op X. Dat de verkiezingsbeloftes veel geld kosten, staat buiten kijf, maar de partij ziet ruimte zolang de staatsfinanciën volgens hen kunstmatig worden ‘klemgezet’ door traditionele begrotingsregels.
Kabinetsvisie vs. eigen agenda’s
Bankier en oud-parlementariër Jan Middendorp prijst de visie van minister Heinen, die volgens hem niet te veel wil sturen op ‘veranderende beurskoersen’, maar zich baseert op onder meer het Centraal Planbureau en houdt vast aan een langere tijdshorizon. Wel stelt hij vast dat Heinen nu geconfronteerd wordt met partijen die de denktraditie van cijfers en modellen wantrouwen. Zo zijn PVV en BBB niet altijd even te spreken over de rekenmodellen van Haagse planbureaus die stikstof- en emissiecijfers becijferen, noch over het structureel voorzichtig inschatten van economische groei of daling. Dat leidt tot een klassieke botsing tussen de behoudende lijn van de minister van Financiën en het verlangen van nieuwere partijen om buiten de bestaande kaders te denken.
Tegelijkertijd maken partijfavorieten als Pieter Omtzigt (NSC) en Henk Vermeer (BBB) zich sterk voor een grotere staatsschuld, of op zijn minst een ruimer begrotingskader, om Nederland in hun ogen toekomstbestendig te maken. Omtzigt wijst bijvoorbeeld op ‘onnodige voorzichtigheid’ van het kabinet, terwijl Vermeer benadrukt dat het niét investeren in infrastructuur of innovatie ook kan worden gezien als het ‘kapotbezuinigen van Nederland.’
De prijs van uitstel
Blijft de vraag of de coalitie het zich kan veroorloven om niet tijdig tot een akkoord te komen. Premier Schoof houdt vol dat het eigenlijk geen optie is om komende week geen resultaten te boeken, want ‘dan lopen we door alle tijdstermijnen’. Niet alleen wil de Europese Commissie de aangepaste begroting op 1 mei ontvangen, ook nationale instanties als de Raad van State en het Centraal Planbureau moeten de kans krijgen de plannen te beoordelen en door te rekenen. Als die toetsing te laat komt, is de kans groot dat de minister van Financiën in de zomer nog aanpassingen moet doorvoeren, wat tot chaotische situaties kan leiden in het parlementair reces.
Daarnaast zijn er directe gevolgen voor burgers, bedrijven en ministeries als de voorjaarsnota niet op tijd duidelijkheid biedt. Zo hebben ministeries, van Justitie en Veiligheid tot Landbouw, dringend extra budget aangevraagd. De asielopvang, de stikstofaanpak, infrastructuurprojecten en lastenverlichting: het staat of valt allemaal bij de financiële ruimte die nu – al dan niet – wordt vrijgemaakt.
De inzet is dus hoog en de tijd schaars. De kans bestaat dat de onderhandelingen pas echt op stoom komen wanneer de druk van de deadline onontkoombaar is. In Den Haag is het immers niet ongebruikelijk dat cruciale beslissingen tot in de late avonduren van de laatste onderhandelingsdag worden uitgesteld. Ondertussen houden waarnemers zoals Middendorp hun hart vast. Zij wijzen op het risico dat men in de eindsprint te veel afwijkt van beproefde begrotingsregels, of dat er juist geen deal komt omdat de meningsverschillen te groot blijven. Op de achtergrond dreigt een bredere vertrouwenscrisis in de coalitie, als partijen elkaars geloofwaardige en betrouwbaarheid ter discussie gaan stellen.
Wanneer premier Schoof in alle interviews blijft herhalen dat ‘er geen andere optie’ is dan er volgende week uit komen, dan is dat evenzeer een motiverend mantra als een constatering van de realiteit. De onderhandelaars werken met een ongekende intensiteit verder, in de hoop dat er vóór Goede Vrijdag een akkoord ligt. Mocht dat niet lukken, dan is er nog één weekend voor 1 mei. Maar dan zitten we al heel dicht op de meest oncomfortabele deadline, iets wat grote nervositeit oproept onder ministers en partijleiders.
Of Nederland straks een voorjaarsnota krijgt die nieuwe investeringen mogelijk maakt, de koopkracht steunt én tegelijk de staatsschuld beheersbaar houdt, is nog allerminst zeker en zelfs dat is al zacht uitgedrukt. Duidelijk is wel dat de vier coalitiepartijen en hun extraparlementaire kabinet met deze zware klus voor het eerst sinds hun aantreden écht getest worden op bestuurlijk vakmanschap, iets wat een aanzienlijk deel van het kabinet absoluut niet heeft. Onderhandelaars zullen de komende dagen een balans moeten vinden tussen ambitieuze wensen, een realistische kijk op de wereld en de traditionele voorzichtigheid die Nederland een relatief lage schuld heeft opgeleverd. Of zoals minister Heinen het onlangs verwoordde: “We zijn hard aan de slag met het leggen van een financiële puzzel. Dat is best ingewikkeld.” Dat is het understatement van het voorjaar en wéér een nieuwe opmaat naar wéér een cruciale week in de Nederlandse politiek.