De onzichtbare armen van Italië

Als toerist zie je ze niet, politici hebben geen oog voor hen en ze voldoen al helemaal niet aan oud-premier Silvio Berlusconi's beschrijving van Italië als een land waar de 'restaurants vol zitten'. Duizenden van hen vormen rijen bij de gaarkeukens, hun persoonlijke schulden stapelen zich op en veel jonge mensen zitten bij de pakken neer en doen al geen moeite meer om te studeren of een baan te zoeken.

De onzichtbare armen van Italië vormen in de woorden van Francesca Zuccari, chef van een gaarkeuken in Rome, 'een stad waar men het einde van de maand niet haalt'.

Dit is het Italië dat het meest te verwachten heeft van Mario Monti, de hoogleraar economie die een nieuwe regering van technocraten aanvoert. Donderdag kreeg het kabinet-Monti het vertrouwen van de Senaat en vrijdag is het aan de Kamer van Afgevaardigden om de nieuwe regering zijn zegen te geven.

Maar zelfs met het fiat van de volksvergadering op zak is het nog maar de vraag of Monti van diezelfde parlementariërs ook het groene licht krijgt voor de pijnlijke hervormingen die hij in weerwil van de onvermijdelijke sociale onrust moet doorvoeren.

De inkomensverschillen in Italië zijn schrijnend. Aan de ene kant zijn daar de fabrikanten van luxeartikelen die de export van hun producten alleen maar zien toenemen en bestaat de grootste kopzorg van veel rijke Italianen uit de vraag of ze hun geld moeten investeren in de vastgoedmarkt van New York, Miami of Parijs. Aan de andere kant leven volgens het Italiaanse bureau voor de statistiek ISTAT acht miljoen Italianen - bijna veertien procent van de bevolking - in armoede.

Deze armen zie je niet in de glooiende heuvelpartijen van Toscane, langs de kanalen van Venetië of in de pittoreske dorpjes aan de kust ten zuiden van Napels. Wel zijn ze steeds vaker te zien op straat in de grote Italiaanse steden.

Volgens Zuccari, de bazin van een gaarkeuken in de Italiaanse hoofdstad, is de vraag naar voedselpakketten de laatste jaren met twintig procent gestegen. In de rijen hongerigen staan bovendien steeds vaker goedgeklede Italianen zij aan zij met arme immigranten.

Een toenemend aantal gezinnen is niet in staat onvoorziene uitgaven van zevenhonderd euro, bijvoorbeeld voor medicijnen of autoschade, op te vangen, zegt Caritas, een liefdadigheidsorganisatie van de Rooms-Katholieke Kerk.

De scheidslijnen tussen arm en rijk zijn grotendeels geografisch bepaald. In de noordelijke Alpenprovincie Trento kan achttien procent van de bevolking dergelijke uitgaven niet opvangen, in Sicilië, in het zuiden, gaat het om 48 procent.

De situatie in Italië is nog niet zo ernstig als in Griekenland of Portugal, die beide kampen met een recessie en volledig afhankelijk zijn van internationale reddingspakketten, maar ook hier zijn de vooruitzichten somber. Er is sprake van een 'brain drain', hoog opgeleiden vertrekken naar het buitenland, terwijl laagopgeleiden steeds meer in de marge verdwijnen.

De Bank van Italië heeft berekend dat één op de vier Italianen onder de 30 niet studeert en geen werk heeft. Velen van hen wonen thuis bij hun ouders, hoewel in een kwart van deze gevallen helemaal niemand van het huishouden werkt. Een universitair diploma doet weinig om de pijn te verzachten: twintig procent van de afgestudeerden heeft geen werk.

"Met Monti is er in ieder geval enige hoop, omdat hij geen politicus is die onder druk staat van lobbygroepen", zegt Francesco Bureca, die aan een particuliere universiteit afstudeerde, maar desalniettemin geen baan kon vinden.

Links verwacht echter geen verbetering, ook niet van de nieuwe regering. "De regering-Monti is ontstaan uit een mandaat van zakennlobby Cofindustria  en de banken", aldus Marco Ferrando, leider van de kleine Communistische Arbeiderspartij. Hij roept op tot nieuwe protesten.