Weet je wát pas topsport is?

Af en toe dan zie ik van die puffende nahijgende mannelijke of vrouwelijke sportertjes die dan zogenaamd net een enorme topprestatie hebben geleverd. Met die winterspelen vind ik het helemáál lachwekkend. Alsof schaatsen vermoeiend is! Het ijs is hartstikke glad, de helft van de tijd ben je aan het glijden! Hoezo ‘afzien’! Hetzelfde geldt voor skiën. Eigenlijk is het vermoeiendste onderdeel van skiën het pak aantrekken. Want dat valt nog niet mee, met al die ritsen en knopen. Maar voor de rest? Appeltje eitje. Je gaat boven aan zo’n schans staan, handjes op je rug en glijden maar! Zonder enige inspanning. Op het moment dat de schans ophoudt, vlieg je nog gezellig wat metertjes door de lucht, en voor je het weet sta je weer op je latjes in de sneeuw. Daar is toch allemaal geen kunst aan? Het heeft toch niks met sport te maken? Ik begrijp wel waarom het winterspelen wordt genoemd. Het zijn gewoon spelletjes. Niks meer en niks minder. En dan wordt dat ook nog topsport genoemd! Al die winterspelletjes. Wat een onzin.

Mijn topsportprestaties zijn nooit in het nieuws gekomen. Ook werden alle programma’s van Nederland 1 niet stopgezet, omdat ik daar zo nodig moest laten zien wat ik allemaal in huis had. Welnee. Ik was bescheiden genoeg om rekening te willen houden met mensen die niet in sport geïnteresseerd zijn. Nu zit ik ook elke avond zonder Pauw en Witteman, zonder Familiediner, zonder TROS-opgelicht, zonder de Rijdende Rechter, alleen maar omdat er mensen zijn die naar die winterspelletjes willen kijken. Als ik sneeuw wil zien, dan kijk ik gewoon uit het raam. Als ik ijs wil zien, dan loop ik naar het vriesvakje van de koelkast. En eigenlijk ben ik knap chagrijnig, omdat ik mijn favoriete programma’s moet missen, voor die leipo’s op latjes of ijzertjes.

Weet je wát pas topsport is? Dat zal ik eens even vertellen. Want voor de prestaties die ik heb geleverd, heb ik steeds weer maandenlang getraind. Eens in de week ging ik naar mijn personal coach, die mij bijstond met raad en daad, maar ik moest het in feite toch allemaal zelf doen. Dag en nacht met volle bepakking rondsjouwen, elke week weer een kilo erbij. Mijn eerste topprestatie, waarbij ik ook nog eens de eerste prijs won, was een lange-afstand rit. Gelukkig werd ik niet afgeleid door afgeladen tribunes met juichend publiek, want er werd echt een beroep gedaan op mijn concentratievermogen. En trouwens ook op mijn uithoudingsvermogen, doorzettingsvermogen, conditie, pijngrens, noem het allemaal maar op. En ik heb volgehouden. Ik heb doorgezet. Ik heb niet opgegeven, ondanks verzuurde spieren, ik heb de pijn voor lief genomen. En glansrijk gewonnen. Nee, ik heb niet echt een goede tijd neergezet, maar toch was de overwinning overduidelijk. Ook moest ik wegens blessures een week in het ziekenhuis vertoeven, maar ach, alles voor de sport, toch? Maar men wist mij daar best te vinden hoor! Tjonge, ik héb wat interviews gegeven, ieder detail van mijn topprestatie besproken en van heinde en verre kwamen mensen om mijn mooie trofee te bewonderen. Gelukkig ging het niet om een wisselbeker, nee, ik mocht de prijs gelukkig houden.

Mijn tweede overwinning kwam een paar jaar later. Eerst moest ik weer volop in training. Na een paar jaar rust viel dat niet mee. Opnieuw beginnen. Moed verzamelen om het hele traject weer te kunnen doorstaan. Oppeppen van het moraal. Me inlezen in de materie. Weer verzwaarde ik mijn lichaam met ballast, weer ging ik er volop tegenaan. Er was geen moment dat ik niet met topsport bezig was. Zelfs normale huishoudelijke dingen deed ik met de extra ballast: stofzuigen, boodschappen doen, maar ook deed ik er nog wat sporten bij, zoals fietsen, zwemmen, lopen; ik deed ze allemaal verzwaard. Wel richtte ik me dit keer op een korteafstandsrace, omdat ik niet nogmaals zo’n uitputtingsslag wilde meemaken, zoals een paar jaar daarvoor. Bovendien was ik een paar jaar ouder, en in de sport is leeftijd zeer belangrijk. Voor je dertigste ben je meestal wel uitgerangeerd. Maar goed, ik wist weer de eindstreep te halen. Omdat het dit keer meer ging om de tijd die ik neer ging zetten dan om het uithoudingsvermogen, was de pijn wel veel intenser. Het zweet droop dan ook van mijn voorhoofd toen het er echt op aan kwam. Maar weer sleepte ik de gouden plak in de wacht.

Drie maal is scheepsrecht, en na mijn derde overwinning besloot ik dan ook om op mijn hoogtepunt te stoppen. Zelden is er zo’n scherpe tijd neergezet als bij die  laatste overwinning. Hoewel, helemaal precies weet ik die tijd niet: in plaats van de geavanceerde apparatuur die bij andere sporten de tijd registreert tot op honderdsten van een seconde nauwkeurig, moest ik het doen met een klok aan de wand. Zelf had ik het ook niet verwacht, dat ik zo’n topprestatie zou weten te leveren.

Tegenwoordig wordt er veel doping gebruikt bij deze sport, maar in mijn tijd was dat nog niet zo. Alles op eigen kracht. Wel zie je de combinatie ontstaan met de zwemsport, en dat ontlast de deelnemer natuurlijk wel. Je hebt dan toch minder last van de ballast.
Maar verder gaat het toch zonder hulpmiddelen. Geen steroïden, geen aërodynamisch pak, geen steile helling waar je lekker langs kan glijden, nee, vertrouwen op je lijf en kunnen, en de job zien te klaren.

Ondanks dat mijn sport voorlopig geen demonstratiesport op de Olympische Spelen zal zijn, en Erica Terpstra nog nooit van mij heeft gehoord, kan ik nog steeds met veel plezier naar mijn drie gouden plakken  kijken. Ik zou het zo weer doen. En weer zonder Studio Sport.