"Scheidsrechter! Scheidsrechter!"

Verschraling van de jeugd. Ik doel op jeugdige sporters. Vanmorgen werd ik gedwongen om een jeugdwedstrijd te fluiten. Gedwongen is een groot woord, maar onze vereniging kent een inspanningsverplichting. Taakjes als bardienst, participeren in commissies, de website bijhouden en in sommige gevallen training geven, worden netjes verdeeld onder de leden. Wedstrijden fluiten hoort daar ook bij. Ik heb de schurft aan fluiten. Echt een gruwelijke hekel. Maar goed, wat gebeuren moet, moet gebeuren.

De inspanningsverplichting vind ik echter een prima systeem. De aanleiding vind ik jammer - lang niet iedereen zet zich in voor zijn of haar club, er zijn altijd een paar clubidioten die noodgedwongen een enorm takenpakket hebben, dat moet eerlijker verdeeld worden, wat iedereen vindt, maar niemand doet, etc. - maar het werkt wel.

Dat gezegd hebbende, terug naar het onderwerp van de column. Ik ben jaren trainer en coach geweest. Ik was niet de makkelijkste; mijn meiden zullen mij niet altijd even sympathiek hebben gevonden. In onze sport - en in vele andere overigens - is techniek een uiterst belangrijk onderdeel. In trainingen hamerde ik eindeloos op techniek. Dat was in mijn eigen jeugd ook zo. Ik had goede en zeer goede trainers. En altijd werd de techniek erin geramd. Dat vond ik niet altijd even leuk, maar dat maakte me uiteindelijk wel goed.

Mijn hele lichting was erg sterk. Dat is een bijzonder fenomeen, dat je bij veel clubs terug ziet. De rijke en de magere jaren. Mijn team en de teams boven en onder mij behoorden tot de top van Nederland. Op dit moment beleven we bij mijn vereniging waarschijnlijk de magere jaren.
Dat is op zich niet zo erg, langzamerhand trekt het wel weer iets aan. Maar wanneer het iets minder gaat, is het voor trainers niet aantrekkelijk om naar een club te komen. En dan word je terug geworpen op welwillende vrijwilligers en ouders.
Vandaag heb ik weer geleerd hoe funest dat is voor de opleiding van jeugdige spelers. Even los van het feit dat een vereniging niet zonder deze mensen kan.

Een paar voorbeelden. De goede fout en het foute goed.
Een kereltje maakt een actie die technisch aan alle kanten fout is, maar op een of andere miraculeuze wijze pakt deze actie wel goed uit. Het kereltje krijgt een fikse veer in de jeugdige bips gestoken.
Ik wist door een babbeltje met de coach dat één technisch aspect de hele week centraal had gestaan. Een mannetje was duidelijk zichtbaar bezig met het zich eigen maken van deze techniek. Zijn loopactie was goed, de beweging naar de bal in orde, de vervolgactie ook. Helaas bleek dat hij nog niet genoeg controle had om de actie echt goed af te maken. Gebrek aan ervaring en oefening.
Hij kreeg een standje, omdat hij de bal verklootte.
Bij het opleiden van (talentvolle) jeugdspelers wordt dit 'goed' en 'fout' geregeld verward. Als kinderen hun best doen om beter te worden of om te leren, dan zijn fouten niet erg. Als foute acties goed uitpakken, is dat leuk voor het moment, maar er moet niet te veel nadruk op gelegd worden. Dit maakt spelertjes simpelweg niet beter. Hij heeft geluk gehad.

Wanneer ouders het trainen of coachen op zich nemen, zit hun kind meestal in het betreffende team. Dat kan goed gaan. Ik ken ouders en kinderen die dat heel 'professioneel' kunnen. Maar vaak merk je toch, dat ouders enigszins blind zijn voor de fouten van hun kinderen.
Of juist heel erg gefocust zijn op hen. Negen van de tien aanwijzingen gaan richting kindlief. Dit is vaak niet succesvol, omdat een overvloed van aanwijzingen simpelweg niet uit te voeren valt. Een à twee aandachtspunten per wedstrijd of training is het maximum.

Een bloeiende vereniging begint bij een solide jeugdopleiding. Het bloeiend houden van een vereniging valt en staat met de jeugdopleiding. Of veel geld, maar dat is een heel ander verhaal. Of toch niet. Verenigingen moeten geld pompen in jeugdopleidingen. Goede trainers zijn daarbij essentieel.
Goede trainers zorgen voor betere prestaties. Betere prestaties zorgen voor meer aanzien in het land. Meer aanzien zorgt voor meer leden. Meer leden voor een meer bloeiende vereniging.
Maar goed, als dat om wat voor reden niet kan, dan moeten we terugvallen op welwillende vrijwilligers en ouders. Hoe goed zij ook hun best doen, het verschraalt allemaal toch enigszins.

Dat alles gezegd hebbende, lijkt me dit een schitterend moment om deze hele theorie met de praktijk onderuit te halen. Zonder de vrijwilligers en ouders kan je een vereniging opdoeken.

Ik moest een wedstrijd fluiten, ik haat fluiten. Ik kan mijn gedachten er maar moeilijk bij houden. Ik droom nogal eens weg.
Daarover gesproken, wat kijken die kinderen me allemaal schaapachtig aan?
“Scheidsrechter! Scheidsrechter! Hallo! Wakker worden! Gaan we beginnen met de wedstrijd?”