We zijn na de boodschappen zo weer terug

Ik werd een tijd geleden door nostalgie overspoeld. Ik zat een voetbalwedstrijd te kijken en zag dat de spelers zonder shirtreclame speelden. Noodgedwongen weliswaar, ja het was AZ, maar voor mij was het een verademing. Het deed mij terugdenken aan de tijden dat er nog geen verzekeringsgiganten, bankconglomeraten, schoenenreuzen of bierkoningen op de hemdjes van de sporters en sportsters waren gedrukt.

Heeft u wel eens op de shirtjes van spelers in diverse takken van sport gelet?
Wandelende uithangborden zijn het tegenwoordig, versierde clowns die bijna van onder tot boven besmeurd zijn met de modder van de sponsor. Want modder is het!
Kijk, ik begrijp dat een sponsor reclame wil maken voor zijn zaak, merk of bedrijf. Maar zijn een paar borden langs het veld niet genoeg? Is een reclamespotje van, pak ‘m beet, een tien, twintig secondjes op teevee niet voldoende om jezelf aan te prijzen? Nee dus. Blijkbaar moet alle ruimte die maar benut kan worden, opgevuld worden met reclameflauwekul.
Laatst merkte ik dat aan beide kanten van het voetbaldoel  reclameborden bijna òp het veld stond. Mijn eerste gedachte was dat ze wel erg dicht bij de achterlijn stonden en dat doorgegleden spelers er zich lelijk aan zouden kunnen bezeren. Totdat opeens een speler een voorzet net voor de achterlijn gaf en daarna over de lijn dwars dóór de borden liep. Virtuele reclameborden! Borden met bewegende reclamebeelden erop! Het moet toch niet erger worden. Ik vroeg me toen werkelijk af wat de volgende stap zou zijn?

Visualiseert u zich de volgende situaties even!
- Het gehele voetbalveld is niet groen maar ziet er uit als de smaakmaker van ’s lands grootste bierbrouwer. De ene kant goudgeel en bij het doel aan de andere kant een stevige witte schuimkraag. En dat bij een doelpunt van de thuisspelende ploeg het glas (lees: het veld) volloopt en bij een tegengoal het glas leegstroomt.
- Op het hockeyveld worden constant bewegende beelden van een schaars geklede Fatima Moreira de Melo geprojecteerd die al heupwiegend Rabobankartikelen aanprijst. Tja, geen hond die dan nog het hockey volgt.
- Bij de beklimming van de Alpe ‘d Huez klimmen de wielrenners voortdurend achter een gigantische virtuele ontbijtkoek aan. Met de mond half open van inspanning wordt de reclametekst “happen naar Peijnenburg” werkelijkheid.
- Op het gravel van Roland Garros zien we levensgroot de steeds roder wordende kop van John McEnroe die vloekend en zuchtend flitsende Seats aan de man probeert te brengen. Geheid dat het publiek toch wat afgeleid raakt van ‘The ball was out’ en ‘How could you not saw that.’
Je moet er toch niet aan denken dat we deze kant op zouden gaan. De sport is dan echt gedoemd om ten onder te gaan als de Titanic na de ijsberg.

U heeft het natuurlijk allang door, ik heb een bloedhekel aan reclame. Ik weet echter zeker dat hele volksstammen ook niet lyrisch zijn over reclame-uitingen op teevee of langs het veld. De vraag is dus: Is er een alternatief? Wat zou ik dan, in plaats van reclame, op de shirtjes willen zien?
Humor beste lezers. Humor is ontwapenend, humor verbroedert, humor relativeert. Het is natuurlijk ook veel leuker. Alles wat niet met merkreclame te maken heeft wil ik op de polootjes van de heren en dames sportbeoefenaar zien. Iets in de geest van:

* Schaatser Sven Kramer met: “Rondje voor de hele tent.”
* Tennislegende Roger Federer met: “Resistance is futile.”
* Sterkste man van Nederland Jarno Hams met: “Ik til  arbotechnisch verantwoord meer dan 25 kilo.”
* Voetbalheld Louis Suarez met: “Ik loop 1 op 25!”
* Ian Thorpe met: “En dat zonder buitenboordmotor.”
* Usian Bolt met: “Need for speed.”

Hetzelfde zouden we kunnen zien als we terug konden gaan in de tijd. Als de sporthelden van weleer teksten op de shirts zouden hebben gehad. We hadden kunnen genieten van teksten als:

* Jesse Owens met: “I survived Berlin 1936.”
* Eddy Merkcx met: “Ik rem niet voor vegetariërs.”
* Bep van Klaveren met: “Hoezo windmolens? Dat zijn mijn oren!”
* Sjaak Swart met: “Mooi Swart is niet lelijk.”
* Muhammad Ali met: “I’am NOT the great whìte hope.”
* Bob Beamon met: “And I kept on flying and flying and …..”
* Anton Geesink met: “Leg néér die Japanner.”
* Ton Sijbrands met: “Ik denk dus ik dam” of “Ik besta dus ik dam.”
* Joop Zoetemelk met: “Ik fiets me leeg voor die tweede plek.”
* Mike Tyson met: “Ik lees de klassieken: Lend me an ear!”

Maar serieus: Als ik over reclame nadenk, besef ik dat er heel soms ook wel mooie voorbeelden van te vinden zijn. Denk aan het shirt van FC Barcelona waar Unicef op staat. Kijk, dat vind ik nou zinvolle reclame. Voor de rest blijven het aanprijzingen van voedsel, reisorganisaties, verzekeringen, wedinstellingen en noem het allemaal maar op.
Waar ik dus voor zou willen pleiten is dat alle clubs een of ander goed doel steunen en daar ook reclame voor maken. En of dit nu de Hartstichting, het Diabetesfonds of Amnesty International is, zal me worst wezen. En dat ze dan tegelijk hun “gewone” sponsors wat minder prominent op het shirtje plakken.

En toch, reclame, ik word er iebelig van en zou dan ook willen voorstellen dat we terug gaan in de tijd naar het oude Griekenland. Die oude Grieken hadden het namelijk perfect voor elkaar. Geen borden langs de arena en, oh wat een genot, géén shirtreclame: zij deden gewoon aan sport in hun blootje. Alleen jammer dat er toen geen vrouwen mee  mochten doen!