Oranjecondoleance

Het wereldkampioenschap voetbal staat voor de deur. In de aanloop naar dit evenement zullen de sportcolumnisten van FOK! verschillende elementen van het WK voorbeschouwen en onder de loep nemen. Deze week: Oranjecondoleance.

Van de week plofte er een envelop op mijn deurmat. Ik schrok toen ik de zwartomrande brief ontdekte.
‘Is het al weer zover?’, was mijn allereerste gedachte.
Met trillende vingers sneed ik de envelop open en met afgrijzen staarde ik naar de inhoud.
‘Zo jong nog. Waarom toch?’, schoot het door mijn hoofd.

Ik had hem goed gekend en toen ik de rouwkaart in zijn geheel had gelezen, begonnen de eerste gedachten aan hem mijn gedachten te vullen. Hij was een meer dan hartstochtelijk voetballiefhebber geweest. Met weemoed dacht ik terug aan de ontelbare keren dat hij mij met passie zijn prognose voor het komende WK voetbal had opgedist.
Tot in details legde hij mij alle inns en outs van de loting uit. Ik werd uitvoerig bijgelicht over bijna alle spelers die acte de presènce zouden geven in Zuid-Afrika. De stadions waarin gespeeld zou worden, hadden voor hem, en dus ook voor mij, geen enkel geheim meer. Speelwijzen werden met elkaar vergeleken, coaches werden uitentreuren besproken, ja zelfs de bal waarmee gespeeld zou worden werd geanalyseerd.
Ik had toen al moeten beseffen dat het een reddeloze zaak was, dat hij eigenlijk al te ver heen was om nog gered te worden. Maar ja, ik keek toe vanaf de zijlijn hoe hij telkens weer aan iedereen zijn licht liet schijnen over het komende volksspektakel. Ik was toen nog niet zo doorkneed dat ik de eerste tekenen kon herkennen. Was ik maar eerder op de hoogte geweest dan had ik wellicht nog een manmoedige poging kunnen doen om hem te redden.

Ik kan hem nog in mijn hoofd horen reclameren. Alle clichés uit de voetbalsport paradeerden keurig voorbij:
‘Qua voetballend vermogen zit het wel goed met onze jongens. Ze hebben echt het potentieel om ver te kunnen komen. Als we vroeg in de wedstrijd scoren maken we een goede kans. Ik zie ons zeker de finale halen en dan… wie weet wat voor moois er nog kan volgen.’
Hij was er van overtuigd dat Oranje wereldkampioen ging worden. Net als vele andere Nederlanders met hem was hij in eerste instantie de grootste rasoptimist die de wereld ooit gezien had. Ieder groot voetbaltoernooi gelooft 70 % van de bevolking er heilig in dat we het weer eventjes gaan worden. Iedere keer wordt de voltallige natie weer hevig gedesillusioneerd achtergelaten. In den beginne had ik het grootste respect voor de wijze waarop hij terugveerde. Ik zag hem lijden maar toch wist hij op de een of andere manier het verlies ten goede te keren. Alle oranjespulletjes werden stante pede in de grijze bak gemieterd. Het huis werd ineens weer grauw in plaats van oranje en hij begon allerlei dooddoeners te bezigen. Het verlies werd zo goed gepraat.
‘Ach, als die bal op de paal erin was gegaan, hadden we een heel andere wedstrijd gehad. Ze hebben ons gewoon uit de wedstrijd geschopt, de scheids had zeker drie rode kaarten moeten uitdelen. Wat was het jammer dat van Persie en Robben zich weer blesseerden anders had ik het nog moeten zien. Stekelenburg had zeker een of twee keer die bal kunnen hebben.’
Tja, het werkte dan wel voor hem maar ik besef nu dat de helse sluimering bleef. Ieder keer weer ging het op deze manier. Die eeuwigdurende cyclus van twee of vier jaar tussen EK en WK; dan begon het hele circus opnieuw. De symptomen dienden zich weer aan en stortte hij zich volop in het leed dat voetbal heet.

Wat mij grote zorgen baart is het feit dat ik overal om mij heen alweer de tekenen zie. De koorts heeft in volle hevigheid toegeslagen en mensen zoeken mogelijkheden om er aan toe te geven. Iedereen is oranje gekleed. Straten, ja zelfs hele wijken, zijn oranje of roodwitblauw gekleurd. De media kunnen het over niets anders meer hebben. Iedere supermarktketen of buurtsuper heeft wel een eigen actie en de WK-artikelen zijn dan niet meer aan te slepen.
Oranje leeuwenhosen met staart, de wuppies en de welpies, de vuvuzela, de luidsprekerhoed, de trommelhoed en de pletterpet, minispelertjes van oranje, oranjesparkies of stacky’s.
Met klem wil ik u dan ook waarschuwen, beste lezers, voor die eerste tekenen. Bij uzelf kunt u ze als volgt herkennen:
Je kunt je niet meer losrukken van de beeldbuis. Je kunt niet meer stoppen met praten en discussiëren over voetbal. Je móet álle wedstrijden, herhalingen, voorbeschouwingen en analyses bekijken. Je kleedt in alle mogelijk denkbare trendy oranje kleding en verzamelt alle mogelijke oranjeparafernalia. Uiteraard doe je mee aan een aantal poultjes en/of toto’s waarbij de jackpot een niet onaanzienlijk bedrag kan zijn. Kortom, je denkt, je eet en drinkt, je ademt, je lééft Oranje!
Herken de symptomen tijdig en u zult niet het lot volgen dat mijn vriend was beschoren.

Met bezwaard hart legde ik de envelop weg.
Het is triest! De eerste voetbalverslaafde is overleden aan een overdosis voetbal en dat is nog maar het begin. Hele volksstammen zullen gedecimeerd worden in de ongelijke strijd die zij gaan leveren. Nog triester is het feit dat het zich blijft herhalen. Het maakt ook niet uit óf we kampioen worden of niet, het volgende EK of WK dompelen we ons even zo vrolijk weer onder in de oranjekoorts.
Ik zal hem missen, die goede voetbalvriend van mij.

Natuurlijk was dit maar een opzetje naar mijn eigen prognose van de WK in Zuid-Afrika.
Wat ik er van vind? Ach, voetbal is leuk en ik zal ook best wel Oranje kijken. Ik zal hard juichen als er gescoord wordt. Ik zal dapper bier meedrinken bij bijeenkomsten van voetbaltechnische aard. Ook zal ik hardstikke blij zijn als de oranjehemden eindelijk die allereerste wereldtitel binnenslepen.
Maar ik zal niet zwichten voor de koorts, die eerste symptomen van de ziekte, de WK-koorts. Ik zal als beton zijn voor het kijken naar te veel bewegende voetbalbeelden. Mijn hart zal prompt verstenen bij te veel passie voor het spel en/of oogstrelende combinaties. Ik zal mij nooit ofte nimmer laten meeslepen of verlagen tot het niveau dat mijn overleden vriend en vele anderen met hem bereikten.
Dat is het gewoon niet waard. Ik ga gewoon genieten van een paar wedstrijden en hopen dat we mooi en goed spelen.

Om met een uitspraak van medecolumnist L. van Lier te spreken:
‘Kwartfinale, iemand?’