Column: Sollicitatiecursus

De Hbo-opleiding waaraan ik afstudeerde gaf blijk van een vooruitziende blik of weinig fiducie in de eigen kwaliteit, door mij in het laatste jaar een sollicitatiecursus aan te bieden. In vijf middag- en avondsessies werd ik met een aantal lotgenoten klaargestoomd voor de arbeidsmarkt.
Maar dat was ik toch al? Ik had tijdens die opleiding toch al de kennis en het inzicht vergaard om, vooral door de praktijkgeoriënteerde opzet van het cursusaanbod, uiterst aantrekkelijk te zijn voor werkgevers in uiteenlopende branches?
Ja, maar daarmee ben je er nog niet, verweerde cursusleider Jan zich. 'De tijd is voorbij dat de werkgever je aan de poort staat op te wachten om je in de showroom van een autodealer een fraai contract onder je neus te schuiven, waarna je met een middenklasser naar keuze - met vele extra's - direct kunt doorblaffen naar Parijs voor een weekendje slempen.'
Jan wist het treffend te brengen.
Goed, wat moeten we doen?
'De arbeidsmarkt is een bloedbad', vervolgde Jan. 'Zeker voor schoolverlaters. Werkgevers hebben het voor het uitzoeken. Het is een buyersmarket.'
Die vakterm veronderstelt dat je arbeidscapaciteit het product is, waar de markt om draait. Het aanbod is groot, de vraag beperkt, dus de vragende partij heeft het voor het zeggen. We zijn met veel, wij aanbieders van arbeidscapaciteit. We moeten ons zien te onderscheiden van de concurrentie. Daartoe zou Jan ons leren brieven schrijven en gesprekken voeren.
'Stel, je doet een open sollicitatie naar een bedrijf, en tijdens het gesprek vraagt de werkgever waarom je specifiek bij dat bedrijf wilt werken, wat zeg je dan?'
De cursus was begonnen.
'Ik wil gewoon een baan', antwoordde ik.
Jan begon te lachen. Hij was blij met mijn reactie, omdat het kennelijk fout was en ik hem daarmee de gelegenheid bood zijn lesstof over vruchtbare grond uit te strooien.
'Je moet je verdiepen in de werkgever. Jaarverslagen lezen, websites bekijken, en op basis daarvan kunnen zeggen waarom je bij dat bedrijf wilt werken.'
'Ja maar het komt toch allemaal op hetzelfde neer?', merkte een lotgenoot op.
'Zo werkt het nu eenmaal', lachte Jan.
Onder dat motto ontwikkelde de cursus zich tot een oefening toneelspelen. Jan bereidde ons voor op vragen als 'noem een slechte eigenschap van jezelf', waarop we dan altijd een antwoord moesten geven dat eigenlijk positief kon worden uitgelegd: 'Ik kan erg ongeduldig zijn.'
Ah, zou werkgever Jan dan denken, da's er één met geldingsdrang, die moet ik hebben.
Maar, zo wilden wij cursisten weten, als iedereen dat soort antwoorden geeft, daar kijken die werkgevers dan toch doorheen? Zou het niet juist onderscheidend zijn als wij oprecht zouden antwoorden dat wij, bijvoorbeeld, de gewoonte hebben dagelijks enkele grammen neusvuil aan de onderzijde van onze bureaus te strijken?
Dat leek Jan niet zo'n goed idee. Hij drukte ons op het hart zijn adviezen te volgen en het sollicitatiespel van gecontroleerde misleiding met blij gemoed mee te spelen. Hij kon het weten!
'Zo werkt het nu eenmaal.'
Maar ja, Jan was cursusleider solliciteren en dat vormde voor ons cursisten nu niet bepaald overtuigend bewijs van zijn expertise.
Inmiddels komen we er in de praktijk niet eens aan toe om ook maar te overwegen onze neusvuilgewoonte in de strijd te gooien. Brieven blijven soms weken onbeantwoord, of leiden tot standaardteksten over 'helaas geen aanleiding om' en 'in ons bestand te bewaren en contact op te nemen zodra'.
Dat soort brieven doen het ego geen goed. Zij betekenen dat je in het bakje 'Afgehandeld' terecht bent gekomen. En het ego wil in het bakje 'Interessant', 'Uitnodigen!' of, afhankelijk van de werkgeefster 'Lekker ding!' liggen.
En daar heeft Jan natuurlijk weer niks over gezegd. Over hoe je de moed erin houdt, zonder als een soort aftandse slet om werk te gaan smeken...