Zo conservatief zijn jonge mannen helemaal niet

Jonge mannen zijn helemaal niet zo conservatief als de laatste tijd vaak beweerd wordt. Recent hebben verschillende gezaghebbende media gesteld dat er in westerse samenlevingen een groeiende kloof zou ontstaan tussen jonge mannen en vrouwen wat betreft hun politieke voorkeuren. Volgens deze berichten zouden jonge mannen, met name die uit de generatie Gen Z, steeds conservatiever worden, terwijl jonge vrouwen juist meer progressieve standpunten innemen. Artikelen in publicaties zoals The Financial Times en The Economist wezen erop dat deze verschuiving een toenemende ideologische kloof tussen de geslachten veroorzaakt. Ook in de Nederlandse media werd deze ontwikkeling besproken.

Er is echter ook kritiek op deze bevindingen. In april 2024 bracht De Correspondent een artikel uit waarin werd betoogd dat de verschillen tussen mannen en vrouwen op politiek vlak altijd al aanwezig waren en dat deze kloof binnen Gen Z niet groter is dan bij eerdere generaties. Dit zou suggereren dat de waargenomen verschuiving meer een gevolg is van historische patronen dan van een recente ontwikkeling.

Wat betreft de Nederlandse context moet opgemerkt worden dat veel van deze onderzoeken niet specifiek in Nederland zijn uitgevoerd. Dit roept vragen op over de toepasbaarheid van de conclusies op de Nederlandse samenleving. Bovendien wijzen gegevens uit internationale studies, zoals de World Values Study en de European Values Study, erop dat er onvoldoende deelnemers uit de Gen Z-generatie in Nederland zijn om definitieve uitspraken te doen over hun politieke voorkeuren.

Om meer duidelijkheid te krijgen over de situatie in Nederland, gaf EW Magazine onderzoeksbureau Ipsos I&O opdracht om de politieke voorkeuren van jonge mannen en vrouwen in Nederland te onderzoeken. De kernvraag was of er een conservatieve verschuiving plaatsvindt onder jonge mannen en of er sprake is van een groeiende conservatismekloof tussen mannen en vrouwen binnen de Gen Z-generatie.

Het onderzoek richtte zich op drie belangrijke aspecten:

1. Het stemgedrag van jonge mannen en vrouwen, om te bepalen op welke partijen zij zouden stemmen als er op dit moment verkiezingen zouden zijn.

2. De zelf-ingeschatte politieke oriëntatie van deze groepen op de assen links-rechts en progressief-conservatief.

3. De attitudes van jonge mannen en vrouwen ten aanzien van een aantal belangrijke maatschappelijke thema's, waaronder seksualiteit, gender, immigratie en klimaatverandering.

Uit het onderzoek kwam naar voren dat, als er nu verkiezingen zouden worden gehouden, ongeveer 32% van de jonge mannen uit Gen Z (18-24 jaar) in Nederland zou stemmen op een rechts-conservatieve partij zoals de PVV, FvD, JA21 of BBB. Dit is lager dan het percentage mannen van alle leeftijden dat op dergelijke partijen zou stemmen, namelijk 41%. Tegelijkertijd bleek dat 45% van de Gen Z-mannen een voorkeur heeft voor linkse, progressieve partijen, wat aanzienlijk hoger is dan de 31% van de totale mannelijke bevolking. Dit duidt erop dat jonge mannen in Nederland, in tegenstelling tot wat internationale rapporten suggereren, relatief progressiever zijn dan hun oudere mannelijke tegenhangers.

Wanneer deze gegevens worden vergeleken met die van jonge vrouwen, komt een interessant verschil naar voren. Ongeveer 60% van de jonge vrouwen geeft aan een voorkeur te hebben voor progressieve partijen, wat beduidend meer is dan de 45% van de jonge mannen. Dit verschil is opvallend, maar niet ongebruikelijk groot. Vrouwen stemmen over het algemeen in elke leeftijdsgroep iets progressiever dan mannen, en dit geldt ook voor Gen Z.

Een ander interessant resultaat van het onderzoek is de manier waarop jonge mannen en vrouwen zichzelf politiek positioneren. Op een schaal van 1 tot 9, waarbij 1 staat voor uiterst progressief en 9 voor uiterst conservatief, positioneren de meeste jonge mannen zichzelf dichter bij het progressieve eind. Vrouwen blijken in alle generaties iets progressiever dan mannen, maar de verschillen tussen mannen en vrouwen binnen Gen Z zijn niet significant groter dan bij eerdere generaties.

Hoewel deze resultaten wijzen op een relatief progressieve houding onder jonge mannen, zijn er enkele thema's waarop ze conservatiever blijken dan hun vrouwelijke leeftijdsgenoten. Bijvoorbeeld, slechts 65% van de Gen Z-mannen vindt homoseksualiteit volledig acceptabel, terwijl dit percentage bij jonge vrouwen 83% bedraagt. Daarnaast vindt 15% van de mannen homoseksualiteit niet normaal, tegenover 8% van de vrouwen. Ook op het gebied van abortus blijkt dat jonge mannen conservatiever zijn: 25% van hen vindt dat abortus alleen toegestaan zou moeten zijn in geval van verkrachting of wanneer het leven van de moeder in gevaar is, terwijl slechts 8% van de jonge vrouwen dit standpunt deelt.

Ondanks deze verschillen in specifieke kwesties, blijkt uit het onderzoek dat jonge mannen over het algemeen relatief progressieve standpunten innemen op andere thema's, zoals feminisme, immigratie en klimaatverandering. Hoewel jonge mannen iets minder progressief zijn dan jonge vrouwen, zijn de verschillen tussen de twee groepen niet zo groot als sommige internationale studies suggereerden.

De conclusie van het Ipsos I&O-onderzoek is dat jonge mannen uit Gen Z weliswaar iets conservatiever zijn dan jonge vrouwen, maar dat deze verschillen vergelijkbaar zijn met die van eerdere generaties. Er is dus geen sprake van een uitzonderlijk grote conservatisme-kloof tussen jonge mannen en vrouwen in Nederland. De conservatieve standpunten van jonge mannen beperken zich voornamelijk tot specifieke kwesties zoals homoseksualiteit en abortus, maar zelfs op deze gebieden neemt een ruime meerderheid van de jonge mannen een relatief progressief standpunt in.

Kortom, hoewel jonge vrouwen over het algemeen iets progressiever zijn dan jonge mannen, zijn de verschillen binnen Gen Z in Nederland niet uitzonderlijk groot of nieuw. Het beeld van een groeiende kloof op basis van politieke voorkeuren tussen jonge mannen en vrouwen lijkt in de Nederlandse context dan ook genuanceerder te liggen.