Toch vergoeding voor schade door mijnbouw Limburg
De minister van Economische Zaken en Klimaat had een aantal Limburgse huizenbezitters een schadevergoeding moeten geven uit het Waarborgfonds mijnbouwschade. Ook al is de Limburgse mijnbouw al geruime tijd beëindigd. Maar niet alle schade die de woningbezitters vergoed wilden zien, moet worden vergoed. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van vandaag. De rechtbank Limburg had eerder ook al geoordeeld dat de minister ten onrechte geen vergoeding had gegeven uit het Waarborgfonds.
De huizenbezitters hadden om de schadevergoeding uit het Waarborgfonds gevraagd omdat grote verzakkingen zijn ontstaan bij hun huizen. Het niet meer goed functioneren van een afsluiting van een boorgat veroorzaakte extra materiaaltransporten en bodembeweging, met schade als gevolg. Volgens de minister was de schade al vergoed, omdat de huizenbezitters al een vergoeding voor herstelkosten uit het Calamiteitenfonds hadden gekregen. Ook zouden de huizenbezitters volgens de minister geen aanspraak maken op een vergoeding uit het Waarborgfonds.
Recht op schadevergoeding niet verjaard
De minister wilde geen schadevergoeding uit het Waarborgfonds toekennen, omdat het recht op een schadevergoeding zou zijn verjaard. De verzoeken zijn namelijk meer dan 30 jaar na het einde van de mijnbouw ingediend. Maar niet duidelijk is wanneer de problemen met de afsluiting van het boorgat zijn ontstaan. Dat is wel na beëindiging van de mijnbouw, maar wanneer precies, dat staat niet vast. Dat zou ook tijdens de laatste 30 jaar kunnen zijn gebeurd. Die onzekerheid moet voor rekening van de minister komen. Bovendien zijn de problemen met het boorgat blijven bestaan, het is geen eenmalig incident. In aansluiting op rechtspraak van de Hoge Raad oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak daarom dat de termijn van 30 jaar begint te lopen zodra de schadeveroorzakende gebeurtenis is opgehouden te bestaan. Om deze redenen kan de minister de schadevergoeding niet afwijzen omdat het recht daarop zou zijn verjaard.
Wel of geen ‘zaakschade’?
Volgens de Mijnbouwwet komt alleen ‘zaakschade’ voor vergoeding in aanmerking. Zaakschade is financiële schade die direct te herleiden is tot aantasting van de waarde van onroerend goed, zoals een woning. Het risico op nieuwe beschadigingen vermindert de verkoopwaarde van de woningen en is een gevolg van de problemen met het boorgat. Daarom is dat zaakschade, waar vergoeding voor mogelijk is. Maar schade door het feit dat de woningen in een risicogebied liggen, valt niet onder zaakschade. Daarvoor kunnen de woningeigenaren dus geen schadevergoeding krijgen. Verder kunnen zij geen vergoeding krijgen voor verminderd woongenot, want dat is geen zaakschade. Maar wel voor periodieke controle van hun huizen, want dat is nodig als schadebeperking.
De woningeigenaren krijgen direct een bedrag voor periodieke controle van hun huizen. De minister moet verder binnen twaalf weken nieuwe besluiten nemen over de vergoeding van waardevermindering van de woningen.