Geweld bij protesten Turkse rampmijn

Bij de mijn in de Turkse stad Soma, waar dinsdag een ongeluk plaatshad, zijn woensdag gewelddadige protesten uitgebroken. Honderden woedende mijnwerkers en familieleden gooiden met stenen en noemden de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan een moordenaar en een dief. Ook minister van energie Taner Yildiz moest het ontgelden. Nog altijd worden nog honderdtwintig mijnwerkers vermist; het dodental is opgelopen tot 238.

Sinds zonsopkomst is er geen enkele mijnwerker meer levend uit de mijn gehaald. Ten tijde van de explosie waren er 787 mensen onder de grond. 363 mijnwerkers werden, zij het vaak gewond, levend naar buiten gehaald door reddingswerkers. De Turkse regering zei de hoop echter langzaamaan te verliezen.

De toedracht van het ongeluk zal tot in het 'kleinste detail' worden onderzocht, zei Erdogan. "Geen enkele nalatigheid zal worden genegeerd." Hij sprak in de mijnstad Soma met de reddingsdiensten, en troostte twee huilende vrouwen. Ook kondigde hij drie dagen van nationale rouw af.

Ook op andere plekken in het land werd geprotesteerd. Bij het hoofdkantoor van de eigenaar van de mijn, in Istanbul, hebben zich honderden demonstranten verzameld. Bij het hoofdkantoor van de partij van Erdogan kwam het tot gevechten tussen betogers en de oproerpolitie. De politie in Ankara voorkwam dat een boze groep mensen naar het ministerie van energie trok, meldt persbureau Dogan.

Erdogan waarschuwde woensdag dat de mijnramp misbruikt wordt door radicale groeperingen die de regering in diskrediet willen brengen.