'Tweede fase bevoordeelt meisjes meer dan jongens'
Meisjes halen meer voordeel uit de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen vijftien jaar dan jongens. Zij profiteren vooral van de invoering van de tweede fase. Dat blijkt uit een onderzoek van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) van de Universiteit Maastricht dat dinsdag is gepubliceerd.
Volgens de onderzoekers legt de zogeheten tweede fase meer nadruk op vaardigheden die meisjes beter liggen dan jongens, zoals zelfstandig plannen, informatie verzamelen en leren in groepsverband. Rekenvaardigheden en analytisch vermogen, waarin jongens een voorsprong hebben, zijn minder belangrijk geworden. "De balans lijkt door te slaan in het voordeel van meisjes", zegt een van de onderzoekers.
Er zijn al twintig jaar meer meisjes dan jongens in het vwo. Het verschil is het afgelopen decennium groter geworden. In 2008 zaten ruim 22.500 meisjes en 19.000 jongens op het vwo, waar tien jaar geleden nog 14.700 jongens en 17.000 meisjes waren.
Om de positie van jongens te verbeteren, zouden zij in de onderbouw meer getraind moeten worden op de vaardigheden die in de tweede fase belangrijk zijn, zeggen de onderzoekers. Ook het zwaarder laten meewegen van de vaardigheden waar jongens meer over beschikken, kan in het voordeel van deze jongens werken.
De tweede fase, die in 1998 is ingevoerd, speelt volgens de onderzoekers mee bij het dalende aantal leerlingen dat doorstroomt van 5 havo naar 5 vwo. De teruggang is ook te verklaren door de alternatieve route om vanuit de havo via een hbo-propedeuse naar een wo-opleiding te gaan.
De tweede fase is de benaming voor de in 1998 ingevoerde inrichting van de bovenbouw van het havo en vwo. Tijdens deze fase kunnen leerlingen een gedeeltelijk vaststaand vakkenpakket of 'profiel' kiezen. Het idee is dat leerlingen zelfstandiger werken dan voorheen.