LBL: Méér dan enkel een wielerklassieker

Een helletocht. Twaalf venijnige klimmetjes en een immer glooiend wegdek, waarbij lekker in het zadel zitten een utopie is. Menig wielrenner kan zich dan ook wel vinden in eerstgenoemde typering. Luik-Bastenaken-Luik is met recht een 'oerklassieker' te noemen. Toch doet dat het 'oudje' veel onrecht aan. La Doyenne, de oudste, is namelijk zo veel meer dan enkel een klassieker. Het is, zoals de Engelsen zeggen, 'a flight through history'.

Heilige grond. Dat zullen 248 renners op de dag des Heren onder hun klikschoenen voelen. Althans als ze enige vorm van historische affiniteit hebben. De kronkelige, niet altijd even goed, geasfalteerde wegen, zijn immers de stille getuigen van ruim honderd jaar (prof)wielrennen in Wallonië. Zij zagen, vanaf 1882, renners sterven en kampioenen boven zichzelf uitstijgen. Jaarlijks - met een gedwongen onderbreking tijdens beide Wereldoorlogen - diende de grijze massa als decor waarop heroïsche duels werden uitgevochten. Vooral de bekende puisten in het hart van de Ardennen laten wielerfanatici, alleen al bij de gedachte, schuimbekken.

Historie. Dat is nu net wat Luik-Bastenaken-Luik, of Liège-Bastogne-Liège onderscheidt van veel andere koersen die het keurmerk 'klassieker' mogen dragen. Vanaf de start in Luik tot de finish in Ans, op de Rue Jean-Jourès, kronkelt het peloton zich in lusvorm langs (wieler-)monumenten en pittoreske dorpjes, die allen zeer nostalgisch aandoen. Zo start het wielergilde in de industriestad bij het Place Saint-Lambert, een monumentaal pand dat dienst doet als rechtbank. Daar vindt het startsignaal plaats voor een 260 kilometer lange vlucht door de geschiedenis, en niet enkel die van het wielrennen.

Naast bekende plaatsen uit de wielerhistorie slingert La Doyenne, dat vanaf 1908 voor profwielrenners wordt georganiseerd (voordien was het enkel een wedstrijd voor amateurs), het peloton namelijk door het gebied van één van de grootste veldslagen in de tweede Wereldoorlog: het Ardennenoffensief van 1944. Waar destijds soldaten sneuvelden, vinden nu renners hun laatste rustplaats. Veldslagen, al dan niet op een fiets, lopen als een rode draad door deze wielerklassieker. Dat geldt voornamelijk voor twee dorpjes, die halfweg koers worden bezocht: Houffalize en Stavelot.

In Houffalize, waar na 129 kilometer de eerste heuvel van enige importantie wordt aangedaan, de Côte de Saint Roch (met een stijgingspercentage van 11,2 procent op een kilometer), moet de grote meute flink op de trappers gaan staan. Desondanks gooit hier zelden iemand een bommetje. Dik zestig jaar geleden was dat wel het geval, een bombardement vaagde destijds namelijk het ganse dorp weg, maar vandaag de dag wordt er zelden een duidelijke schifting geforceerd. Een alternatief leger trekt dan ook in gestrekte draf door het schilderachtige plaatsje.

Een kleine vijftig kilometer noordelijker wacht de renners wél een mogelijke scherprechter. In Stavelot, een dorpje dat ook erg geleden heeft onder het Duitse offensief, wacht het peloton een kuitenbijter van formaat: de Côte de Stockeu (11,6 procent op 1,1 kilometer). Menig coureur rijdt daar wellicht zijn idool tegemoet, want niemand minder dan Eddy Merckx wacht op de top van de steile heuvel. Bovenop is 's werelds beste wielrenner namelijk in steen vereeuwigd. Naast een portret van de Kannibaal zijn ook zijn meest belangrijke overwinningen in het monument gefrankeerd, waaronder zijn vijf zeges in La Doyenne. Met dat aantal is Merckx recordhouder. Zijn meest imposante overwinning behaalde hij in 1971 toen hij zijn landgenoot George Pintens, na een solovlucht van negentig kilometer, in een sprint-à-deux naar de tweede plaats verwees. De Belgische veelvraat moest in dat jaar echter tot het gaatje gaan, want op drie kilometer van de meet kende hij een vreselijke inzinking. Pintens kwam daardoor uit verslagen positie terug, maar maakte in de spurt een tactische fout.

In tegenstelling tot de Côte de Saint Roch is de Côte de Stockeu, zoals eerder gezegd, wel meerderenmalen opgetreden als scherprechter. Zo plaveide Bernhard Hinault op deze puist de weg naar zijn tweede zege in de memorabele Luik-Bastenaken-Luik van 1980. Een schitterende overwinning, want die editie was één van de grootste overlevingstochten van het moderne wielrennen. Wat begon als een gewone wielertocht werd een heroïsche poolreis. En dat notabene in de lente. Bij de eerste beklimming van de dag sloeg de regen, waarmee Pluvius het wielergilde al vanaf de start tartte, om in grote dikke sneeuwvlokken. De strijd tegen de elementen was begonnen.

Dat resulteerde al snel in een slagveld. Na honderd kilometer hadden al 110 van de 174 renners de strijd gestaakt. Vooral de dunne ventjes, onder wie Joop Zoetemelk, met weinig vel op de botten stapten af. Zij zochten, al dan niet huilend en tierend, warmte in de volgauto's, bij een kampvuurtje langs de kant of poogden lijf en ledematen te verwarmen in nabij gelegen huizen of benzinestations. De Nederlander Bert Pronk, die overigens niet de finish haalde, vertelde destijds dat hij erg blij was dat hij vooraf een fles cognac in zijn acherzak had gestopt: "Je voelt na een slok tenminste je bloed weer stromen."

Uiteindelijk zouden maar 21 renners de pijn van het helse noodweer weten te verbijten. Al stak Le Blaireau daar wel met kop en schouders bovenuit. Hij wist het namelijk klaar te spelen om in zijn eentje tachtig kilometer lang het noodweer te trotseren. Dat was, volgens Hinault, namelijk de juiste remedie tegen deze barre weersomstandigheden. "Ik voelde een diep verlangen in me opkomen. Er maakte zich een vreemde drift, een soort veroering van mij meester. Als je hard op kop gaat fietsen, vergeet je alle ellende. Sommige renners schijnen dat vergeten te zijn." Hennie Kuipers werd in deze memorabele Luik-Bastenaken-Luik knap tweede, op méér dan negen minuten van Hinault.


Na de Côte de Stockeu volgen de steile klimmetjes - de Côte de la Haute-Levée, de Côte du Rosier en de Côte de la Vecquée - elkaar in rap tempo op, waarna de finale op 35 kilometer van de meet echt kan beginnen. Dan doemt namelijk de beruchte Côte de la Redoute (7,4 procent op 2,3 kilometer) op. Deze heuvel zou voor een flinke selectie kunnen zorgen. Dat heeft het verleden namelijk dikwijls uitgewezen. Zo won de 22-jarige Steven Rooks in 1983 Luik-Bastenaken-Luik op deze heuvel. Hij demarreerde er, met nog 16 kilometer te gaan, uit een vluchtgroepje van vier en kwam alleen aan op de Boulevard de la Sauviniere in Luik. Met een soepele pedaaltred weerstond Rooks de aanstormende, viervoudige Tourwinnaar, Hinault en de Italiaanse wereldkampioen, Saronni, die hun felle jacht onbeloond zagen.


Als één van de belangrijkste scherprechters is het niet raar dat er normaliter altijd veel volk op de Redoute staat. Toch sloeg de editie van 1985 in dat opzicht alles. Destijds ontstond er namelijk op de drukbezochte kuitenbijter een wirwar van stilgevallen volgauto’s, opdringerig volk en renners die al vloekend en tierend te voet de top probeerden te bereiken. De oorzaak was het dramatische optreden van koersdirecteur Emile Mason. Onder zijn leiding liep het aantal wilde volgers (dus degene zonder accreditatie) in de tientallen en trokken vele mottorijders hun eigen plan. Met eerdergenoemde chaos tot gevolg. Het was zelfs zo erg dat geloste renners in de finale weer in de kop van de wedstrijd verschenen.

De zege in die memorabele klassieker ging overigens naar de Italiaan Moreno Argentin. Hij wist, ondanks alle commotie, op de Redoute samen met Claude Criquielion weg te springen. Uit de achtergrond wist enkel nog Stephen Roche mee te sluipen, waarna het drietal in de straten van Luik om de overwinning mocht sprinten. De sluwe Argentin was zijn twee compagnons toen duidelijk te snel af. Dat kunstje zou de Italiaan nog driemaal flikken, om precies te zijn in 1986, 1987 en 1991. Vooral de zege in 1987 was opmerkelijk. Argentin had toen namelijk op tien kilometer van de meet nog een minuut achterstand op het duo Criquielion-Roche, maar doordat beide heren vertraagden de sprint voor te bereiden, kwam de Italiaan er op 300 meter op en erover.

De laatste jaren valt de beslissing echter steeds vaker luttele kilometers voor de streep. Om precies te zijn op vijf kilometer van de meet, wanneer de laatste serieuze klim van de dag, de Côte de Saint-Nicolas, in het heuvelachtige landschap opdoemt. De 'Italiaanse klim', zoals Saint-Nicolas genoemd wordt omdat zich er daar veel Italiaanse migranten hebben genesteld, is voor explosieve types een goed moment om de definitieve beslissing te forceren. Zo bleek onder meer in 2002 toen Stefano Garzelli de aanval opende, en daarmee indirect zijn ploeggenoot Paolo Bettini piloteerde. Beiden zorgden er destijds voor dat Mapei de twee hoogste trapjes van het podium bevolkte.

Of de editie van 2006 ook de boeken in gaat als historisch, gedenkwaardig en/of spannend, moet vandaag blijken. Een grote topfavoriet, zoals in de tijd van Merckx, is er in ieder geval niet. Kanshebbers zijn er daarentegen genoeg.

Mijn persoonlijke favorieten:
***** Boogerd, Bettini, Sanchez,
**** Kroon, Schleck, Cunego, Valverde,
*** Vinokourov, Basso, Sinkewitz, Rebellin, Perdiguero
** Voigt, Kessler, Evans, Garzelli, Di Luca, Astarloa
* Vicioso, Kashechkin, Contador, T. Dekker, Freire, Etxebarria, Leukemans, Merckx, Chavanel, Gilbert, Wegmann, Mayo, Simoni, Koldo Gil, Wesemann.