Een romantisch plaatje (2): fata morgana

Deel 1 van "Een romantisch plaatje" lees je hier.

---

Ergens ben ik bang dat ik toch woordeloze dagen tegemoet ga. Althans, dialoogloze.
Want de grote en lege vlakte die zich hier voor me uitstrekt, is even adembenemend als beangstigend. Rietvelden zover je kunt kijken. Geen dorpje te zien, geen mens te zien, geen levend wezen. Alleen de libelle die nog steeds zacht met zijn onderlijfje schokt. Geen bordjes. Geen route. 

Een smal weggetje, haaks op de zo goed als verlaten autoweg.
Zou de buschauffeur me genaaid hebben? Zou hij me voor zijn eigen, eenzame, cynische plezier eruit hebben gezet bij het eerste het beste paadje dat er verlaten uitzag?
‘Hier oversteken en dan alsmaar doorlopen.’

Al was het zo: wat dan nog? Ik loop een half uur die kant op en als ik dan nog geen dorp ben tegengekomen, dan plant ik mijn tent ergens in het riet. Of iets dat op riet lijkt. Zo veel verstand heb ik niet van flora. 

Van fauna evenmin. Dat beest, hier tussen mijn voeten, ik noem het steevast een libelle. Het kan maar zo iets heel anders zijn. Heel misschien heb ik wel een nieuwe diersoort ontdekt. Zullen ze deze naar mij vernoemen? De ’kuifkrul’. Naar alle waarschijnlijkheid familie van de libelle.
Dat maakt het nog eens extra zuur dat het kreng hier ligt te sterven. 

Als ik meer had geweten van het dierenrijk, had ik hem misschien kunnen redden. Naast de bespottelijkheid van deze  gedachte oogt zijn lichaam te broos voor hartmassage. Ook is hij te klein en mogelijk te giftig voor mond-op-mondbeademing.
De zon brandt op mijn hoofd.
Ik moet gaan.  

Ik was bij de naar mij vernoemde libellesoort blijven staan tot zijn onderlijfje was gestopt met schokken. Ik heb nog gesproken bij zijn uitvaart. Belachelijke woorden over een groot vlieger die van ons heen was gegaan. Een prachtig dier dat alle vier zijn vleugels optimaal wist te benutten. En meer van dat soort flauwekul. Afgesloten met een plechtig ‘amen’. Waarna ik wat zand over hem heen schopte, waarbij ik per ongeluk op zijn kop ging staan. In de doodstille vlakte klonk het gekraak van zijn door mijn slipper geplette kop luider dan ik leuk vond. 

---

Iemand bekend met het fenomeen fata morgana? Zo’n plotseling opduikend ingebeelde paradijselijke oase in een verzengend hete woestijn?
Frisse bomen met helder groen blad omringen een uitnodigende bron vol helder water. De verkoeling. De dorstlesser. De vloeibare hemel. 
Wanneer je een korte aanloop neemt en met een spectaculaire duik verkoeling zoekt in het water, zit je mond vol zand. De oase verdwijnt even snel als zij verscheen. 

Dit dorp bestaat niet. Niet echt althans. Iemand The Truman Show gezien?

Vanuit het niets was daar ineens het dorpje. Ik had het niet zien opdoemen. Ik volgde de weg door een flauwe bocht. Deze daalde iets, leek het, verbreedde en ik stond tussen de huizen. Just like that!
Fata morgana? Ik had lange tijd in de zon gestaan en gelopen. Ik had een droge mond, zware benen en zere schouders van de tas die ik tijdens mijn wandeling om de honderd meter van de ene op de andere schouder hing. 
Fata morgana? Ik had de uitvaart verzorgd van een doodnormale libelle die ik naar mijzelf had vernoemd. Dan ben je bijna toe aan waanbeelden.

Voor me strekte zich een wirwar uit van slootjes en paadjes. In het water lagen tientallen bootjes, de een nog sterker glimmend dan de ander. Allemaal uitmuntend verzorgd. Strak aangelegd aan een nette steiger. Aan de andere kant van de steigers lagen tientallen grotendeels identieke achtertuinen. Perfecte gazons, licht glooiend van steiger tot terras of achterdeur. De zijkanten in een perfecte lijn afgestoken. Een strakke lijn scheidde het gemillimeterd gras van de perfect geharkte donkere aarde, waarin zorgvuldig gerangschikte, weelderige bloeiende planten stonden. Begonia’s en bolgeraniums; bloemen waar moeders van houden.

Fata morgana? Het oogt té strak. Onwerkelijk goed georganiseerd. Niets afwijkends te zien. Nergens een dor gazon. Nergens een knoeperd van een hondendrol.
Er klinken wat vogelgeluiden. Dat is dan ook direct alles. Er is geen mens te zien. 
Ik denk wat beweging te zien bij een perfect gebeitst schuurtje. (Dit dorp is niet echt. Alsof iemand ooit een volledig schuurtje zou kunnen beitsen zonder dat je aanzetten van de kwast ziet.) Ik speur het hele schuurtje af. Geen aanzet. Geen beweging. Niets.
Alles is doodstil. Geen geluid. Geen beweging.

Ik loop wat verder. Twee eendjes zwemmen met me mee. Het weggetje maakt een bocht naar rechts. Meer perfecte tuinen doemen voor me op. Meer glimmende boten. Meer begonia’s. Meer bolgeraniums.

Dit plaatsje is niet echt. Het zit in mijn hoofd. De eendjes zwemmen niet meer. Ze dobberen een beetje. Het is film. Hoe krankzinnig dat fata morgana-idee ook is, ik trap toch even met veel kracht tegen een huis. Barstjes trappen in de waanbeelden.
Het fata morgana-idee sterft razendsnel weg. Een ongelooflijke pijn in mijn voet neemt het direct over. 

 

[Wordt vervolgd!]