Full-contact schaken

Vroeger, op school, verzonnen wij altijd allerlei niet bestaande sporten. Ik denk dat veel kinderen dat wel gedaan hebben. De ontstane sporten stonden altijd haaks op wat het origineel was of waren totaal onmogelijk. Kogelkoppen, speervangen en discushappen zijn nationaal bekende voorbeelden hiervan. Eén van de meest populaire bij ons was kickdammen. Maar we hadden ook de 10 kilometer snel-klaverjassen, achteruit sjoelen, de 200 meter wisselstroom, tegen de wind in badmintonnen en full-contact schaken. Wat dat laatste betreft zaten we eigenlijk niet ver van de werkelijkheid vandaan.

Dat wil niet zeggen dat schaken een fysieke sport is geworden en slechts door K1 vechters gespeeld wordt, integendeel. Het zijn nog steeds de denkers die niet bekend staan om hun gespierde voorkomen die voornamelijk het spelletje spelen. Hoewel het een het ander natuurlijk niet uitsluit. Maar eind jaren tachtig verscheen er op de computer een schaakprogramma dat aardig in de richting van full contact schaken kwam. Het was Battle Chess. In plaats van simpelweg een stuk te slaan en van het bord te verwijderen, werd er een heel gevecht op het scherm getoond. Het was grappig om te zien, voegde iets extra's aan de beleving toe, maar het spel zelf was niet veranderd. Pas veel later kwam ik op een tweede versie van full contact schaken.

Halverwege de jaren tachtig raakte ik bekend met American Football. Dit kwam voornamelijk door één persoon, William Perry, oftewel The Refrigerator. Hij had als bijnaam The Refrigerator omdat hij de afmetingen van een koelkast had. En dan niet die mieterige kastjes die wij hier in Nederland hebben, maar die brede, full-size kasten uit Amerika. Perry was een verdediger van de Chicago Bears met het respectabele gewicht van zo'n 175 kilogram. Ik kan me niet meer herinneren hoe ik van zijn bestaan wist. Het moet van de krant of tv geweest zijn, want internet was nog niet wat het nu is.

Ik kan me herinneren dat hij een touchdown scoorde in de finale van Super Bowl XX. De bal lag één yard voor de end zone en The Fridge kreeg de bal en rende naar voren alsof er geen tegenstanders stonden. In mijn herinneringen vlogen ze alle kanten op, zoals Obelix die door een muur van Romeinen rent. De werkelijkheid was iets anders, zo weet ik nu dankzij YouTube. De verdediging lag al grotendeels op de grond en er was er nog één die probeerde om hem tegen te houden. Volgens mij heeft die man daar nu nog steeds hoofdpijn van. De Bears wonnen Super Bowl XX.

Vanaf die tijd volg ik American Football, maar niet altijd even regelmatig. Het meeste nieuws moest je uit kranten, sportbladen of van tv halen. Het was maar schaars wat er te vinden was. Veronica heeft nog een tijd een programma gehad dat speciaal over American Football ging, in de tijd dat de Amsterdam Admirals in de NFL Europe League speelden. Een tijd heb ik het minder gevolgd. Zo rond de Super Bowl werd de interesse weer aangewakkerd, maar het vlammetje doofde weer. Met de opkomst van internet zocht ik vaker wat uitslagen op, hield ik het weer meer bij, maar nog echt veel was het niet. Tot ik ESPN America (voorheen NASN) op de kabel ontdekte. Die zenden veel wedstrijden live uit en nog veel meer integraal, zonder de vele onderbrekingen. En niet alleen NFL, de profs, ook de college wedstrijden. Ik was meer verkocht dan ooit. Het waakvlammetje werd een inferno.

Tijdens het seizoen volg ik zo veel mogelijk wedstrijden, soms twee of drie tegelijk; één via de tv en één of twee via internet. Dat is het voordeel van de vele reclameonderbrekingen, je kunt nog eens overschakelen. Waarom kijk ik zoveel? Omdat het leuk is. Wat is er dan zo leuk aan, vragen mensen mij vaak als ze me weer eens in een shirt van de Patriots, Vikings, Ravens of wat voor team dan ook zien lopen. Alles. Het spel, de sfeer eromheen, de manier waarop het op tv gebracht wordt. Van alles houden ze statistieken bij en die informatie maakt het extra leuk om te kijken. Wat is het eigenlijk, wordt mij ook veel gevraagd. Vroeger antwoordde ik steevast: landje veroveren voor gevorderden. Maar sinds kort heb ik een beter antwoord: full-contact schaken.

Dat is wat er zo leuk is aan American Football. Het is niet alleen het full-contact gedeelte, de actie van keiharde tackles, schitterend gegooide en gevangen ballen, fantastische runs, interceptions en sacks, het is ook de tactiek. Tussen de downs (de pogingen die je hebt om tien yard verder te komen) zit enige tijd. De tijd die de aanval gebruikt om een play te bedenken en de tijd die de verdediging gebruikt om te raden wat de aanval zal gaan doen. Dat is het schaakelement. Er zijn zoveel aanval mogelijkheden en net zo veel verdedigingsmogelijkheden. Alleen moet het snel gebeuren. Als de bal gespeeld wordt, barst het voor een paar seconden los. Met donderend geraas storten de spelers zich op elkaar. De verdediging wil de Quarterback geen tijd geven om de bal te spelen, de aanval wil hem zoveel mogelijk tijd geven een speler te bereiken. Heeft de play gewerkt? Is er terreinwinst? Een penalty? En dan begint de volgende play. Weer een moment van rust en dan barst het weer los.

Het heeft vele elementen die in het gewone voetbal ontbreken. Ten eerste de technische hulpmiddelen. Als geen van de vele (7) scheidsrechters het exact gezien heeft dan hebben ze altijd de videobeelden om terug te kijken. De coaches hebben de mogelijkheid om een beslissing van de scheidrechter aan te vechten. Dan worden de videobeelden gebruikt. Het spel is eerlijk. Het doel is terrein te winnen. Is er een overtreding begaan dan kost je dat terrein (zowel verdedigend als aanvallend). Veruit de meeste overtredingen worden gezien en bestraft. De speeltijd is zuivere speeltijd. Tijdrekken behoort niet tot de mogelijkheden en saai rondspelen kan niet. Je moet in vier pogingen tien yard verder komen, anders gaat de bal naar de tegenstander. Het enige nadeel; het tijdsverschil met Amerika.