Stuurlui aan wal

Na de verkiezingen van 2003 besloten CDA, VDD en D66 om samen de koers uit te zetten voor het schip dat de prachtige naam "Nederland" mocht dragen. Wel pas nadat schipper Bos zich had uitgeroepen tot één der beste stuurlui en daarom veilig aan wal bleef staan. Samen met zijn oppositiepartners zwaaide hij schijnheilig de stoere bemanning van het grote schip uit, want een goede vaart wenste niemand van die stuurlui aan wal hun toe.

Juni 2006. Het schip zet in steeds kalmer wordend water koers richting het vaste land dat in 2007 bereikt zou gaan worden. Echter op dat moment besloot D66, de 3e kapitein op het schip, om met behulp van één der reddingsboten het schip te verlaten. Schipbreuk? Welnee, maar de beoogde koers bleek niet de koers die de D66-kapitein voor ogen had. En dus dobbert het schip met nog maar twee kapiteins en daardoor te weinig steun versneld af op de dichtstbijzijnde haven die medio begin november bereikt zal worden. Aan de kade staan dezelfde mannen als bij het afscheid te wachten. Niet voor een warm onthaal maar om de mannen van de zee uit te lachen voor de mislukte vaart. Direct na aangemeerd te zijn, zal er een nieuwe koers uitgezet gaan worden, met mogelijk andere kapiteins aan boord van het logge schip. Wie zich ook op zee gaan begeven, de beste stuurlui zullen weer gewoon aan wal te vinden zijn.

Dat brengt me bij mijn eerste zeereis. En hoewel ik niet ben geboren met zeebenen voer ik al een tijdje mee als matroos op het schip. Toen de kapitein te kennen gaf dat hij de koers niet meer alleen kon uitzetten, meldde ik me enthousiast aan. Daar stond ik dan op de brug van een schip dat meer geheimen had dan dat ik er ooit kon ontrafelen. Een schip dat meer kamers had dan dat er nachten in een mensenleven zijn om er te slapen. Met meer bemanningsleden dan ik voornamen kon bedenken. Het besturen van het schip bleek desondanks eenvoudig te zijn. Het wegvaren uit de haven, het moeilijkste stukje van de reis, was al met succes volbracht voor mijn aanstelling. De geur van de zee en het lachen met de matrozen en de andere bemanning tijdens het eten deden me goed. Rustig vaarwater.

Maar zoals in alle verhalen over zeereizen belandde ook mijn schip in een storm. Een storm die ik al van ver had zien naderen. Echter mijn verzoek om de koers te wijzigen teneinde de storm te ontlopen werd resoluut van de hand gewezen. Discussie gesloten! En dus zette ik noodgedwongen koers in de richting van mijn eigen ondergang. De geur van onweer in de lucht. Golven van onraad. Mijn gebeden overstemd door het huilen van de wind. Ik stond alleen. Het schip deinsde op de steeds hoger wordende golven en stuurloos dreef het af op de opgelegde ramkoers. Waarom? Was het de god van de zee waar ik nooit grip op had kunnen krijgen omdat deze god machtiger is dan een kapitein en zijn schip? Hoeveel offers je ook brengt, de god van de zee slokt je op wanneer hij dat nodig acht. Of was het de bemanning die mij de schuld gaf van het feit dat we in slecht weer belandden en die ondanks mijn dringende verzoek weigerde om de zeilen neer te halen? Die ongehoorzaamheid bleek bovendien nog tot heldendom onder de bemanning te leiden. Of was het mijn eigen onvermogen om het schip ook in slecht weer op koers te houden en om de bemanning te kalmeren en in toom te houden?

Wat de oorzaak ook was... groen van misselijkheid sprong ik van boord en liet ik me afdrijven naar rustig water. Mijn plek achterlatend voor één der stuurlui aan wal die al handenwrijvend wacht op het eerst volgende moment van aanmeren. En nu ik weer ben opgedroogd en mijn kapiteinskostuum heb omgewisseld voor mijn dagelijkse kloffie voeg ik me veilig bij hen, bij de stuurlui aan wal.