Smeltkroes of ijskast?

Het is misschien een ongeoorloofde generalisatie, maar ik wil met instemming een joodse spreuk aanhalen die stelt, dat wie een mens redt, de mensheid redt. Misschien vraag je je af: redden waarvan? In de Tweede Wereldoorlog was dat duidelijk, vele joden werden gedeporteerd naar de concentratiekampen van Auschwitz, Treblinka, Buchenwald, Westerbork, etc. en 'redden' stond gelijk aan 'vrijwaren van een gewisse, verschrikkelijke dood'. Veel mensen hebben offers gebracht om de joden te helpen; in tijden van grote nood komt ook het goede in de mens naar boven, die zich teweerstelt tegen mensonterend geweld en tomeloze agressie.

Het is evenzeer een ongeoorloofde generalisatie, maar ik laat me er toch toe verleiden en stel: wie een mens de gewisse dood instuurt, stuurt de mensheid de dood in. Wie een mens in nood niet helpt, geeft daarmee het echec toe van de hele mensheid. Je mag dit onzin vinden, maar een dieper inzicht leert me dat mijn bestaan alleen iets waard kan zijn door het van anderen te verlichten, door de wereld een beter aanzien te geven. Dit kan ik doen door niet slechts consumptief, maar ook productief te zijn, niet zozeer te genieten van wat ik tot me neem, maar van wat ik weet te geven. (Overigens geloof ik dat vrouwen daar minder moeite mee hebben, ze schenken leven middels zwangerschap en geboorte en hebben daardoor meer mededogen met mensen, want ieder mens is een kind geweest van een moeder.)

De meeste mensen laveren tussen de twee polen van absolute goedgeefsheid en ongebreidelde verdorvenheid (en inhaligheid) in een toestand die vaak wordt gekenmerkt door onverschilligheid en nalatigheid. Allerlei menselijke, sociale en maatschappelijk problemen worden afgewenteld op de overheid, die de middelen dient te verschaffen voor de oplossing. Gebeurt dat niet of onvoldoende, dan dient er iets te veranderen aan het bestuur of de uitvoering, terwijl de mensen die het betreft steeds meer in het geding komen en onder de zorgen dreigen te bezwijken. Het is geen onwil om die mensen te helpen of te redden, maar eerder een verlammend gevoel van onmacht om iets aan de situatie te veranderen. Of men is tevreden met het bestaan dat men heeft en wenst daarop geen enkele inbreuk; dat anderen het minder treffen is hun zaak. Of men acht zich niet verantwoordelijk en verschuilt zich achter allerlei excuses of smoezen om bestwil.

Nederland is heel wat eeuwen een land geweest dat toevlucht bood aan mensen die onderdrukt of vervolgd werden vanwege een afwijkende mening, religie, gezindte of afkomst. In de tachtigjarige oorlog kwamen veel Antwerpenaren in de knel vanwege de Spaanse bezetting, waarop zij zich massaal in Amsterdam vestigden. Het waren meest rijke, welvarende joden en zij hebben er mede voor gezorgd dat de economie in ons land toen een enorme impuls kreeg. Ook de culturele verdraagzaamheid was vermaard en de Franse filosoof Descartes liet in Amsterdam zijn boeken drukken omdat het in Parijs onmogelijk was vanwege de ketterse aard van de ideeën die hij beschreef. Nederland was een smeltkroes, een vrijplaats voor allerlei mensen, het land expandeerde alle kanten op, domineerde de wereldzeeën en kende tijden van grote welvaart.

Bij voorspoed en toenemende exploitatie van mogelijkheden maalt niemand om het probleem van allochtonen of asielzoekers; de samenleving is dan als geheel in een beweging die vooruitgang impliceert, zich vernieuwt, groeit en verbetert. Zo kon het ook gebeuren dat in de jaren vijftig en zestig duizenden gastarbeiders uit Italië, Spanje, Griekenland en later uit Turkije, Marokko en Tunesië naar Nederland en Duitsland trokken, omdat er een schreeuwend tekort aan goedkope arbeidskrachten in onze contreien was. Inmiddels zijn veel van deze mensen zodanig geïntegreerd dat er Polen moeten worden ingezet voor klussen die de voormalige gastarbeiders klaarden, maar nu nalaten te doen, deels omdat ze zelf te oud zijn, deels omdat hun aan welvaart gewende kinderen er niet meer aan willen. Zolang Polen klussen opknappen waar anderen hun neus voor ophalen zal niemand zich bij hen beklagen. Op het moment dat zij zich echter hier willen vestigen en prat gaan op de verworvenheden van de Nederlandse nationaliteit, diskwalificeren zij zichzelf echter in de ogen van velen. Zoals alle andere Nederlanders zich in feite diskwalificeren die zich verheven achten vanwege het simpele feit, inwoner te zijn van een staat die verzorgt van wieg tot graf. Maar doen we dat niet allemaal? Het is met andere woorden in dit opzicht eerder zo, dat de voormalige gastarbeiders te goed zijn geïntegreerd dan te slecht, omdat ze net als wij beroep weten te doen op allerlei sociale, medische en juridische regelingen en voorzieningen.

Aan deze genereuze houding (en groeiende welvaart) lijkt nu een eind te komen. Nederland is geen vrijplaats meer voor mensen van exotische of afwijkende pluimage, fantasie en originaliteit vinden geen ruimte meer om zich bot te vieren. Nederland is beklemmend geworden, een land waarin vrolijke opstandigheid en vrije meningsuiting zieltogende eigenschappen geworden zijn en plaats hebben gemaakt voor angst en repressie. Het brutale elan van alles kan en alles mag zoals dat in de zestiger jaren schitterde is vaal geworden en vervangen door een beroep op een hardhandig ingrijpende autoriteit, een beroep dat sinds de gebeurtenissen van 11 september 2001 in de VS en de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh alhier steeds meer aan wervingskracht wint.

Deze defensieve houding is kenmerkend voor samenlevingen in verval, waarbij de economische groei stagneert en het eigenbelang als hoogste norm gaat gelden voor ieder ondernemen. De openheid maakt plaats voor geslotenheid en de culturele ontwikkeling wordt zo goed als stopgezet. De smeltkroes Nederland is een ijskast geworden. De wil tot vooruitgang is ondergesneeuwd, de verlichting die onze (voor)ouders nog nastreefden is verduistering geworden, het onthouden ook van rijkdom en kennis aan anderen. Het leven draait niet meer om delen met anderen, maar om bescherming, bewaking en verdediging van het eigen bezit. De wereld is echter niet van de een of de ander, maar van iedereen en alles. Wie iedereen en alles uitsluit, ondertekent het eigen doodvonnis.

Een mens te helpen om zich te ontwikkelen is de mensheid helpen zich te ontwikkelen. Kom op, schouders eronder! Er is een wereld te winnen en de mensheid kunnen we vooruit helpen, zelfs in Nederland, wat zeg ik: vooral in Nederland!