Bizarre WK-finale kogelstoters beslist op één centimeter
Op het wereldkampioenschap atletiek in Doha heeft de finale van het kogelstoten bij de mannen een bizarre strijd opgeleverd. Al sinds 1990 staat het wereldrecord met 23,12 meter op naam van de Amerikaan Randy Barnes, die voor het eerst in hele lange tijd uit zijn stoel op moest veren om te kijken of het wel zou overleven.
De Nieuw-Zeelander Tomas Walsh begon fenomenaal, door in zijn eerste poging gelijk 22,90 meter te noteren: de deur leek direct op slot gegooid en met 22,71 meter in zijn vierde poging kwam alleen de Amerikaan Ryan Crouser een beetje in de buurt. In de vierde ronde ging het roer echter om: Joe Kovacs, de tweede Amerikaan, knalde er een 22,91 meter uit en Crouser zelf noteerde 22,90 meter.
Zijn op één na beste worp was beter dan die van Walsh, die met zijn geweldige stoot zo genoegen moest nemen met brons. Overigens gaan de heren allemaal de geschiedenisboeken in: Kovacs is nu de gedeeld nummer vier op de eeuwige wereldranglijst, pal voor nummers zes Crouser en Walsh.
Oo de 5000 meter ging de wereldtitel voor de tweede keer op rij naar Hellen Obiri. De Keniaanse voerde een kopgroep aan met twee landgenotes en een Ethiopische, naast de jonge Duitse Konstanze Klosterhalfen. Obiri opende de aanval en zag alleen Margaret Kipkemboi en Klosterhalfen volgen en achter de 14:26,72 minuten van de Keniaanse pakte dat duo zilver en brons.
De 23-jarige Venezolaanse Yulimar Rojas verdedigde haar wereldtitel in het hinkstapspringen met succes. Al in haar tweede poging haalde Rojas uit met 15,37 meter, slechts dertien centimeter onder het wereldrecord, dat ze eerder dit jaar ook al benaderde. Daar bleef het bij en dus won Rojas goud, voor de Jamaicaanse Shanieka Ricketts (14,92m) en de Colombiaanse olympisch kampioene Caterine Ibargüen (14,73m).
Series en halve finales
Op de 100 meter horden bij de vrouwen plaatste Nadine Visser zich voor de halve finales. De Nederlandse bleef met 12,75 seconden slechts vier honderdsten boven haar nationale record en pakte met een derde plek automatisch een plaatsje in de halve finales. De Nigeriaanse Tobi Amusan won met 12,48 seconden en dat bleek de snelste tijd van alle series.
Voor Lieke Klaver, Lisanne de Witte, Bianca Baak en Femke Bol was er op de 4x400 meter een prima finaleplek. Het kwartet werd vierde in de series in 3:27,40 minuten en dat was genoeg om een plekje bij de beste acht teams te veroveren. Met de finaleplaats kwalificeerde Nederland zich ook voor de Olympische Spelen van volgend jaar in Tokyo.
In het speerwerpen werden de Duitsers Andreas Hofmann en Thomas Röhler gezien als medaillekandidaten, maar beiden haalden de finale niet eens. Landgenoot Johannes Vetter deed dat wel en wierp de speer in poging één direct naar 89,35 meter, wat in de finale al best eens goed voor goud kan zijn.
Verspringster Brittney Reese won olympisch goud in 2012 en is de wereldkampioene van 2009, 2011, 2013 en 2017 - plus drie indoortitels - maar in de kwalificaties kwam de Amerikaanse één centimeter tekort om de finale te bereiken. Topfavoriete Malaika Mihambo deed dat wel en met 6,98 meter maakte ze gelijk een topindruk.